Cursus een serie lessen gedurende een vooraf bepaalde periode, verzorgd door DIFF Dance Centre, met als doel dat de Cursist aan het eind van de Cursus voldoende vaardigheden heeft voor een afsluitend optreden.
Cursus cursus, training, workshop, coaching, counseling of enige andere bijeenkomst
Cursus cursus, training, workshop, coaching, counseling of enige andere bijeenkomst met als doel het overbrengen en/of vergroten van kennis en/of vaardigheden. Open cursus: cursus met deelname door cursist(en) uit verschillende bedrijven en/of organisaties. 'In company'-cursus: cursus met deelname door cursist(en) uit hetzelfde bedrijf en/of organisatie.
Examples of Cursus in a sentence
Er vindt geen restitutie plaats indien de wijzigingen leiden tot het downgraden van de afspraken die omtrent de cursus zijn gemaakt (bijvoorbeeld wijziging van een Intensieve Cursus naar een Algemene Cursus of wijziging naar een goedkopere locatie).
More Definitions of Cursus
Cursus een (reeks van) training(en) die door Xxxxxxx aan een Deelnemer wordt geleverd, met als doel bepaalde kennis, vaardigheden en competenties over te dragen op een specifiek onderwerp.
Cursus een door TSH Vakopleidingen verzorgde Cursus waaraan een Cursist deelneemt.
Cursus. Een bijeenkomst voor kennisoverdracht die plaatsvindt uit hoofde van een overeenkomst van opdracht tussen Legent (als opdrachtnemer) en meerdere cursisten (als individuele of gezamenlijke opdrachtgevers). Bij cursussen worden de locatie en inschrijvingen altijd door Legent gefaciliteerd.
Cursus onder Cursus(sen) worden eveneens opleidingen, trainingen e.d. verstaan;
Cursus een door Medilex Onderwijs verzorgde cursus, congres, studiereis, opleiding, e-learning, masterclass, terugkomdag, studiedag, bijscholing, dan wel enige andere vorm van opleiding.
Cursus. De door Claimless aangeboden cursus. Cursist Degene die aan een cursus van Claimless deelneemt.
Cursus een door ICTRecht verzorgde of aangeboden cursus, workshop, opleiding, lezing of training;