Partij definitie

Partij iedere partij bij de Overeenkomst.
Partij. Opdrachtgever of Opdrachtnemer afzonderlijk;
Partij. Opdrachtgever of Opdrachtnemer, afhankelijk van de context;

Examples of Partij in a sentence

  • Partijen kunnen zich jegens elkaar alleen op Overmacht beroepen, indien de desbetreffende Partij zo spoedig mogelijk na het intreden van de tekortkoming, onder overlegging van de nodige bewijsstukken, de wederpartij Schriftelijk van een dergelijk beroep op Overmacht in kennis stelt.

  • A.4.1 Partijen zijn over en weer verplicht om na beëindiging van de Overeenkomst enig goed waarvan de andere Partij eigenaar of rechthebbende is en die bij de ene Partij in bezit is, onverwijld terug in het bezit te brengen van de andere Partij.

  • Iedere Partij is in redelijkheid verplicht de andere Partij informatie te verstrekken en/of ondersteuning te verlenen ten behoeve van het voeren van verweer tegen een (mogelijke) aansprakelijkstelling of boete, zoals bedoeld in de vorige volzin.

  • De Partij die informatie verstrekt en/of ondersteuning verleent, is gerechtigd om eventuele redelijke kosten dienaangaande in rekening te brengen bij de andere Partij, Partijen informeren elkaar zo veel mogelijk vooraf over deze kosten.

  • De Partij die vertrouwelijke gegevens ontvangt, zal deze slechts gebruiken voor het doel waarvoor deze verstrekt zijn.


More Definitions of Partij

Partij. Koper of Leverancier, afhankelijk van de context;
Partij. Verkoper of Koper;
Partij. Distributienetgebruiker of Distributienetbeheerder
Partij. Beheerder of Gerechtigde.
Partij één der Partijen.
Partij een partij bij deze Akte.
Partij. Opdrachtgever en Opdrachtnemer individueel;