Common use of De doelen Clause in Contracts

De doelen. De afspraken die zijn uitgewerkt zorgen voor een duurzaam houdbaar pensioenstelsel dat: • Eerder perspectief biedt op een koopkrachtig pensioen, wat ook betekent dat het pensioen directer meebeweegt met de ontwikkeling van de economie; • Pensioen transparanter en persoonlijker maakt; • Beter aansluit bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. • Het huidige pensioenstelsel kwam in de jaren vijftig tot stand. Vernieuwing van het stelsel is al een tijd hard nodig. • Er is de afgelopen decennia veel veranderd in onze samenleving. De demografie, economie en arbeidsmarkt zijn anders. Mensen worden steeds ouder dan verwacht. Er zijn veel minder werkenden ten opzichte van gepensioneerden. En mensen werken niet meer hun hele leven bij een werkgever, maar veranderen veel vaker van werk en/of contractvorm. Tot slot zijn de pensioenen gevoeliger geworden voor de ontwikkelingen op financiële markten omdat de pensioenpremies een steeds kleiner deel zijn geworden ten opzichte van het totale pensioenvermogen. • Al deze veranderingen zorgen ervoor dat het huidige pensioenstelsel niet meer goed aansluit op de maatschappij van nu, en de beloften niet goed kunnen worden nagekomen. Dit zorgt voor teleurstelling en afnemend vertrouwen. Zo dreigen regelmatig verlagingen van pensioenen, terwijl verhogingen van pensioen uitblijven. Om toekomstbestendig te kunnen blijven moet het pensioenstelsel daarom worden aangepast. • Niet alles wordt anders; sterke punten uit het huidige systeem blijven behouden. Het streven is dat het huidige pensioenniveau op zijn minst gelijk zal blijven. Solidariteit en collectiviteit blijven belangrijke uitgangspunten en de huidige verplichtstelling blijft behouden. Pensioenfondsen blijven pensioenregelingen collectief uitvoeren en beleggen. Zij blijven hun best doen om goede rendementen te halen, binnen acceptabele risico’s. • De premiekosten worden stabieler en beter voorspelbaar. Daarnaast wordt de doorsneesystematiek afgeschaft en geldt voor alle deelnemers een vlakke premie. In het nieuwe pensioenstelsel is er alleen nog sprake van pensioen in een premieregeling. Er zijn twee premieregelingen mogelijk: het nieuwe pensioencontract en een verbeterde premieregeling met optionele elementen. • Met deze stelselwijzing beogen overheid noch sociale partners geen versobering. • Ten opzichte van het pensioenakkoord van vorig jaar is het nieuwe pensioencontract doorontwikkeld, om tot een betere invulling van de vastgestelde doelen te komen. • Deze nieuwe solidaire pensioenregeling werkt niet meer met ‘aanspraken’ en (dus) ook niet meer met verplichtingen voor het pensioenfonds. Wel is er nog steeds sprake van één collectief tussen actieven, gepensioneerden en slapers. Voor de relatie tussen de afgesproken premie en het te verwachten pensioen en doelstellingen daaromtrent, voor de communicatie over het te verwachten pensioen en voor de fiscale begrenzing wordt gewerkt met een projectiemethode. Er is geen sprake meer van de (risicovrije) rekenrente en dekkingsgraden. Rente speelt alleen nog een rol als element van het beleggingsrendement. • Berekeningen hebben laten zien dat de maximaal gefaciliteerde pensioendoelstelling (80% van middelloon bij 42 deelnemersjaren) haalbaar blijft bij een adequate en stabiele premie. Ook de nieuwe prudente fiscale facilitering biedt daarvoor voldoende ruimte. • Deelnemers krijgen meer inzicht in welke premie er wordt ingelegd, wat het voor iedere deelnemer persoonlijk voor de uitkering gereserveerde vermogen is en hoeveel pensioen zij kunnen verwachten. Dat wordt jaarlijks zichtbaar gemaakt. • Intrinsiek onderdeel van het nieuwe pensioencontract is een zogenoemde collectieve solidariteitsreserve. Dit is een collectief (niet toebedeeld) vermogen dat wordt gevuld uit premies en/of overrendement. Met dit begrensde vermogen worden risico’s binnen en ook met toekomstige generaties volgens duidelijke en evenwichtige regels over leeftijdsgroepen gedeeld. Het draagvlak voor risicodeling wordt hierdoor groter. Deze solidariteit leidt – gemiddeld genomen – tot een beter pensioenresultaat voor alle deelnemers in een collectief (welvaartswinst). • Ingegane pensioenen kunnen – vaker dan nu – worden verhoogd. Als het economisch meezit, moet dit zichtbaar zijn in het pensioen. Maar als het tegenzit ook. • Er zijn drie afspraken gemaakt om de pensioenuitkeringen te stabiliseren: o Naarmate mensen ouder zijn, wegen mee- en tegenvallers minder zwaar mee. Pensioengerechtigden merken hier dus veel minder van dan jongeren. Jonge deelnemers kunnen beter gebruikmaken van een langere beleggingshorizon en zijn daarmee ook beter in staat om mee- en tegenvallers op te vangen in de tijd. Uitgangspunt is dat bij de toedeling van rendementen en risico’s geen ex-ante herverdeling optreedt. o Mee- en tegenvallers kunnen in de tijd worden gespreid. Financieel slechte jaren worden hierdoor gecompenseerd door goede jaren. o In slechte jaren kunnen tegenvallers verder worden gedempt met de solidariteitsreserve. • Sociale partners kunnen ook kiezen voor een verbeterde premieregeling. Ook in dit contract kunnen zij – als zij dat willen –meer risico’s delen dan nu het geval is. Mede hierdoor wordt dit contract beter toegankelijk voor bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. Afgesproken is dat sociale partners op fondsniveau kunnen bepalen dat een variabele uitkering de standaard wordt voor alle deelnemers. Hierdoor wordt in de uitkeringsfase de kans op een verhoging van het pensioen vergroot. Deelnemers die een stabiele uitkering wensen, behouden daartoe de keuze. • Beide pensioenregelingen in het nieuwe pensioenstelsel zijn ook toegankelijk voor het netto pensioen. • Afgesproken is dat eventuele nadelen voor het te verwachten pensioen als gevolg van de overstap naar een nieuw contract en andere manier van pensioenopbouw adequaat en kostenneutraal worden gecompenseerd. Uit berekeningen van het CPB en 13 verschillende pensioenfondsen blijkt dat er – gegeven de huidige omstandigheden - in veel gevallen geen nadeel, maar een voordeel is. De negatieve effecten als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek worden veelal opgeheven door de (positieve) effecten van andere verdeelregels in het nieuwe contract. In het geval van een nadeel is afgesproken dat er een adequate compensatie moet komen. • In het pensioenakkoord is aandacht gevraagd voor de transitie binnen bestaande premieregelingen, waarbij geen compensatie kan worden geboden vanuit de overgang naar een nieuw contract. Nader onderzoek en berekeningen laten zien dat de overstap van een premieovereenkomst met een in leeftijd oplopend premiepercentage naar een premieovereenkomst met een voor iedereen gelijk premiepercentage in de meeste gevallen niet binnen de randvoorwaarden van adequate en kostenneutrale compensatie mogelijk is. Het zou tot fors hogere premies en/of lagere pensioenresultaten leiden. • Daarom wordt voor deze regelingen een langere uitfasering in de tijd gekozen. Werkgevers kunnen ervoor kiezen om bestaande deelnemers in DC-regelingen met een progressieve premie te blijven faciliteren. Nieuwe medewerkers bij een werkgever starten in de nieuwe systematiek en bouwen pensioen op met de vlakke premiesystematiek. • Dat betekent dat voor huidige deelnemers in DC-regelingen er geen compensatieproblematiek is. Uitgangspunt is dat voor nieuwe medewerkers geen versobering van de regeling is beoogd. Daarmee biedt het rust en vertrouwen en geen hoge compensatielasten voor deze werknemers en werkgevers. Deze regeling vergt nadere uitwerking. • Adequate compensatie vereist maatwerk op het niveau van de pensioenregeling of van de pensioenuitvoerder. Werkgevers en werknemers zullen dit echter per sector of onderneming moeten bezien. Waar nodig kunnen zij aanvullende afspraken maken. • Deelnemers worden bij eventueel nadeel adequaat gecompenseerd. Afgesproken is dat alle deelnemers persoonlijk inzicht krijgen in de hoogte van hun pensioen dat zij vóór de overstap mochten verwachten en het verwachte pensioen na de overstap. De werkgever laat, in samenwerking met het pensioenfonds, daarbij zien welke maatregelen hij/zij heeft genomen om adequaat te compenseren. En welke mogelijkheden zijn benut om de compensatie te financieren. Op regelingniveau moet ook in kaart worden gebracht wat de effecten van de transitie zijn per leeftijdscohort en in welke mate bronnen zijn ingezet voor de compensatie van de leeftijdsgroepen. • Invaren heeft belangrijke voordelen voor de uitvoering, de uitlegbaarheid en de mogelijkheid om mee- en tegenvallers te delen. Daarom is het wenselijk dat de nieuwe pensioenopbouw en de bestaande rechten zoveel mogelijk in één fonds bij elkaar worden gehouden. Er wordt een standaardpad voorgeschreven waarin bestaande rechten in beginsel worden omgezet naar het nieuwe contract (“invaren”). Dit betekent dat de regels van dat nieuwe contract ook van toepassing worden op de bestaande rechten. • Partijen kunnen gemotiveerd van dit standaardpad afwijken indien invaren naar het nieuwe stelsel leidt tot onvoldoende evenwichtige uitkomsten voor deelnemers en andere belanghebbenden. • Uiterlijk per 1-1-2026 moeten alle pensioenuitvoerders (fondsen, verzekeraars en ppi’s) hun pensioenregeling hebben aangepast.

Appears in 2 contracts

Samples: www.fnv.nl, www.unie.nl

De doelen. De afspraken die zijn uitgewerkt zorgen voor een duurzaam houdbaar pensioenstelsel dat: • Eerder perspectief biedt op een koopkrachtig pensioen, wat ook betekent dat het pensioen directer meebeweegt met de ontwikkeling van de economie; • Pensioen transparanter en persoonlijker maakt; • Beter aansluit bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. • Het huidige pensioenstelsel kwam in de jaren vijftig tot stand. Vernieuwing van het stelsel is al een tijd hard nodig. • Er is de afgelopen decennia veel veranderd in onze samenleving. De demografie, economie en arbeidsmarkt zijn anders. Mensen worden steeds ouder dan verwacht. Er zijn veel minder werkenden ten opzichte van gepensioneerden. En mensen werken niet meer hun hele leven bij een werkgever, maar veranderen veel vaker van werk en/of contractvorm. Tot slot zijn de pensioenen gevoeliger geworden voor de ontwikkelingen op financiële markten omdat de pensioenpremies een steeds kleiner deel zijn geworden ten opzichte van het totale pensioenvermogen. • Al deze veranderingen zorgen ervoor dat het huidige pensioenstelsel niet meer goed aansluit op de maatschappij van nu, en de beloften niet goed kunnen worden nagekomen. Dit zorgt voor teleurstelling en afnemend vertrouwen. Zo dreigen regelmatig verlagingen van pensioenen, terwijl verhogingen van pensioen uitblijven. Om toekomstbestendig te kunnen blijven moet het pensioenstelsel daarom worden aangepast. • Niet alles wordt anders; sterke punten uit het huidige systeem blijven behouden. Het streven is dat het huidige pensioenniveau op zijn minst gelijk zal blijven. Solidariteit en collectiviteit blijven belangrijke uitgangspunten en de huidige verplichtstelling blijft behouden. Pensioenfondsen blijven pensioenregelingen collectief uitvoeren en beleggen. Zij blijven hun best doen om goede rendementen te halen, binnen acceptabele risico’s. • De premiekosten worden stabieler en beter voorspelbaar. Daarnaast wordt de doorsneesystematiek afgeschaft en geldt voor alle deelnemers een vlakke premie. In het nieuwe pensioenstelsel is er alleen nog sprake van pensioen in een premieregeling. Er zijn twee premieregelingen mogelijk: het nieuwe pensioencontract en een verbeterde premieregeling met optionele elementen. • Met deze stelselwijzing beogen overheid noch sociale partners geen een versobering. • Ten opzichte van het pensioenakkoord van vorig jaar is het nieuwe pensioencontract doorontwikkeld, om tot een betere invulling van de vastgestelde doelen te komen. • Deze nieuwe solidaire pensioenregeling werkt niet meer met ‘aanspraken’ en (dus) ook niet meer met verplichtingen voor het pensioenfonds. Wel is er nog steeds sprake van één collectief tussen actieven, gepensioneerden en slapers. Voor de relatie tussen de afgesproken premie en het te verwachten pensioen en doelstellingen daaromtrent, voor de communicatie over het te verwachten pensioen en voor de fiscale begrenzing wordt gewerkt met een projectiemethode. Er is geen sprake meer van de (risicovrije) rekenrente en dekkingsgraden. Rente Xxxxx speelt alleen nog een rol als element van het beleggingsrendement. • Berekeningen hebben laten zien dat de maximaal gefaciliteerde pensioendoelstelling (80% van middelloon bij 42 deelnemersjaren) haalbaar blijft bij een adequate en stabiele premie. Ook de nieuwe prudente fiscale facilitering biedt daarvoor voldoende ruimte. • Deelnemers krijgen meer inzicht in welke premie er wordt ingelegd, wat het voor iedere deelnemer persoonlijk voor de uitkering gereserveerde vermogen is en hoeveel pensioen zij kunnen verwachten. Dat wordt jaarlijks zichtbaar gemaakt. • Intrinsiek onderdeel van het nieuwe pensioencontract is een zogenoemde collectieve solidariteitsreserve. Dit is een collectief (niet toebedeeld) vermogen dat wordt gevuld uit premies en/of overrendement. Met dit begrensde vermogen worden risico’s binnen en ook met toekomstige generaties volgens duidelijke en evenwichtige regels over leeftijdsgroepen gedeeld. Het draagvlak voor risicodeling wordt hierdoor groter. Deze solidariteit leidt – gemiddeld genomen – tot een beter pensioenresultaat voor alle deelnemers in een collectief (welvaartswinst). • Ingegane pensioenen kunnen – vaker dan nu – worden verhoogd. Als het economisch meezit, moet dit zichtbaar zijn in het pensioen. Maar als het tegenzit ook. • Er zijn drie afspraken gemaakt om de pensioenuitkeringen te stabiliseren: o Naarmate mensen ouder zijn, wegen mee- en tegenvallers minder zwaar mee. Pensioengerechtigden merken hier dus veel minder van dan jongeren. Jonge deelnemers kunnen beter gebruikmaken van een langere beleggingshorizon en zijn daarmee ook beter in staat om mee- en tegenvallers op te vangen in de tijd. Uitgangspunt is dat bij de toedeling van rendementen en risico’s geen ex-ante herverdeling optreedt. o Mee- en tegenvallers kunnen in de tijd worden gespreid. Financieel slechte jaren worden hierdoor gecompenseerd door goede jaren. o In slechte jaren kunnen tegenvallers verder worden gedempt met de solidariteitsreserve. • Sociale partners kunnen ook kiezen voor een verbeterde premieregeling. Ook in dit contract kunnen zij – als zij dat willen –meer risico’s delen dan nu het geval is. Mede hierdoor wordt dit contract beter toegankelijk voor bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. Afgesproken is dat sociale partners op fondsniveau kunnen bepalen dat een variabele uitkering de standaard wordt voor alle deelnemers. Hierdoor wordt in de uitkeringsfase de kans op een verhoging van het pensioen vergroot. Deelnemers die een stabiele uitkering wensen, behouden daartoe de keuze. • Beide pensioenregelingen in het nieuwe pensioenstelsel zijn ook toegankelijk voor het netto pensioen. • Afgesproken is dat eventuele nadelen voor het te verwachten pensioen als gevolg van de overstap naar een nieuw contract en andere manier van pensioenopbouw adequaat en kostenneutraal worden gecompenseerd. Uit berekeningen van het CPB en 13 verschillende pensioenfondsen blijkt dat er – gegeven de huidige omstandigheden - in veel gevallen geen nadeel, maar een voordeel is. De negatieve effecten als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek worden veelal opgeheven door de (positieve) effecten van andere verdeelregels in het nieuwe contract. In het geval van een nadeel is afgesproken dat er een adequate compensatie moet komen. • In het pensioenakkoord is aandacht gevraagd voor de transitie binnen bestaande premieregelingen, waarbij geen compensatie kan worden geboden vanuit de overgang naar een nieuw contract. Nader onderzoek en berekeningen laten zien dat de overstap van een premieovereenkomst met een in leeftijd oplopend premiepercentage naar een premieovereenkomst met een voor iedereen gelijk premiepercentage in de meeste gevallen niet binnen de randvoorwaarden van adequate en kostenneutrale compensatie mogelijk is. Het zou tot fors hogere premies en/of lagere pensioenresultaten leiden. • Daarom wordt voor deze regelingen een langere uitfasering in de tijd gekozen. Werkgevers kunnen ervoor kiezen om bestaande deelnemers in DC-regelingen met een progressieve premie te blijven faciliteren. Nieuwe medewerkers bij een werkgever starten in de nieuwe systematiek en bouwen pensioen op met de vlakke premiesystematiek. • Dat betekent dat voor huidige deelnemers in DC-regelingen er geen compensatieproblematiek is. Uitgangspunt is dat voor nieuwe medewerkers geen versobering van de regeling is beoogd. Daarmee biedt het rust en vertrouwen en geen hoge compensatielasten voor deze werknemers en werkgevers. Deze regeling vergt nadere uitwerking. • Adequate compensatie vereist maatwerk op het niveau van de pensioenregeling of van de pensioenuitvoerder. Werkgevers en werknemers zullen dit echter per sector of onderneming moeten bezien. Waar nodig kunnen zij aanvullende afspraken maken. • Deelnemers worden bij eventueel nadeel adequaat gecompenseerd. Afgesproken is dat alle deelnemers persoonlijk inzicht krijgen in de hoogte van hun pensioen dat zij vóór de overstap mochten verwachten en het verwachte pensioen na de overstap. De werkgever laat, in samenwerking met het pensioenfonds, daarbij zien welke maatregelen hij/zij heeft genomen om adequaat te compenseren. En welke mogelijkheden zijn benut om de compensatie te financieren. Op regelingniveau moet ook in kaart worden gebracht wat de effecten van de transitie zijn per leeftijdscohort en in welke mate bronnen zijn ingezet voor de compensatie van de leeftijdsgroepen. • Invaren heeft belangrijke voordelen voor de uitvoering, de uitlegbaarheid en de mogelijkheid om mee- en tegenvallers te delen. Daarom is het wenselijk dat de nieuwe pensioenopbouw en de bestaande rechten zoveel mogelijk in één fonds bij elkaar worden gehouden. Er wordt een standaardpad voorgeschreven waarin bestaande rechten in beginsel worden omgezet naar het nieuwe contract (“invaren”). Dit betekent dat de regels van dat nieuwe contract ook van toepassing worden op de bestaande rechten. • Partijen kunnen gemotiveerd van dit standaardpad afwijken indien invaren naar het nieuwe stelsel leidt tot onvoldoende evenwichtige uitkomsten voor deelnemers en andere belanghebbenden. • Uiterlijk per 1-1-2026 moeten alle pensioenuitvoerders (fondsen, verzekeraars en ppi’s) hun pensioenregeling hebben aangepast.

Appears in 2 contracts

Samples: open.overheid.nl, www.unie.nl