HELDERE EN GEDRAGEN DOELEN ONTBREKEN. Over het begrip ‘kwaliteit van onderwijs’ is veel discussie; kansengelijkheid maakt er onderdeel van uit. Waar de één bijvoorbeeld praat over de doelen van het onderwijs, heeft de ander het over de functies van onderwijs. In de huidige discussie kenmerkt de overheid de basis- vaardigheden als primair doel, echter dit wordt niet door iedereen in het veld omarmd. Sommigen willen juist een bredere definiëring van onderwijskwaliteit hanteren. Veel studies gebruiken (impli- ciet) wel een maatstaf voor de kwaliteit van onderwijs, maar definiëren het begrip kwaliteit daarbij niet expliciet. Dit concludeerden het BMH-rapport uit 2020 en het pre-fase-rapport van Research- Ned, zonder uiteindelijk tot een eenduidige afbakening van het begrip te komen. Door het ontbre- ken van een definitie vanuit de literatuur, is dit IBO tot een eigen concrete definitie gekomen (zie hoofdstuk 2), waarin wordt gemarkeerd dat het IBO kansengelijkheid expliciet als onderdeel van kwaliteit ziet. Kansengelijkheid is deels ook een schooloverstijgend thema en moet daarmee dus mede worden geadresseerd door een hogere bestuurslaag. De overheid heeft aangegeven kansen- gelijkheid ook als belangrijk doel te zien, maar heeft tot op heden geen heldere, concrete doelen hierop geformuleerd. Als overheid en sector niet goed weten wat ze willen bereiken, blijft het sturen richting- loos en onvoorspelbaar voor het onderwijsveld. De Onderwijsraad adviseerde Rijksoverheid nog onlangs om heldere doelen te formuleren voor het taal- en rekenonderwijs in de landelijke einddoelen en niveaus (kerndoelen, exameneisen, kwalificatie-eisen en referentieniveaus) en Momenteel stuurt de centrale overheid het sterkst op het bewaken van de ondergrens. Dat past bij een model van vérgaande autonomie. Besturen hebben veel vrijheid in de beste- ding van de overheidsmiddelen (lumpsum) en ook onderwijsinhoudelijk is de wetgever terughou- dend (globale kerndoelen). Besturen zijn daarnaast werkgever van het onderwijspersoneel en eindverantwoordelijk voor het onderwijs. Vergeleken met landen om ons heen hebben besturen dan ook veel autonomie. Mits prikkels goed liggen en randvoorwaarden op orde zijn, kan autono- mie leiden tot een continu streven naar verbetering en een brede kwaliteitstoename. Dat is op dit moment echter niet het geval, zoals in secties 4.2, 4.3 en 4.4 aan de orde komt. Autonomie kan daarnaast op gespannen voet staan met kansengelijkheid. Scholen en besturen met gunstige om- standigheden, bijvoorbeeld omdat ze gelegen zijn in een wijk met weinig achterstandsleerlingen, zullen al snel beter in staat zijn gunstige leeromstandigheden te creëren waardoor kansenverschil- len toenemen. Tegelijk zien we additionele interventies waarmee het Rijk de onderwijskwaliteit, inclu- sief kansengelijkheid, probeert te beïnvloeden. Het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), bijvoorbeeld, heeft tot doel de vertragingen die leerlingen en studenten hebben opgelopen in 2,5 jaar tijd weg te werken en het sociaal-emotioneel welbevinden te vergroten na de coronaperiode. Voor het primair en voortgezet onderwijs is voor de duur van het programma ongeveer 5,8 miljard euro beschikbaar gesteld. Het is daarbij wel de bedoeling dat scholen kiezen uit een ‘menukaart’ met bewezen effectieve interventies, gericht op effectievere of op meer onderwijstijd. Via de NPO- gelden stuurt het Rijk dus op de inhoud van het onderwijs. Daaruit blijkt dat er een wens bestaat voor een brede kwaliteitsverbetering die verder gaat dan sec het bewaken van de ondergrens. Ad- ditionele interventies verhogen echter wel, zoals eerder behandeld in H3, het risico op (ervaren) sturingsoverload. Een consistente, langjarige visie van het Rijk op wat zij nastreeft met onderwijsbeleid, is nodig. Daarbij is aandacht voor draagvlak essentieel. Zo’n visie houdt niet per se in dat het Rijk tot in detail voorschrijft welke vakken en vaardigheden scholen moeten aanbieden. Het gaat er meer om dat het Rijk scherp heeft wat haar prioriteiten zijn, op welke vlakken zij daadwerkelijk stevig wil interveniëren en resultaten wil borgen, en waar ze juist meer vrijheid bij het veld kan laten. En hier ook duidelijk over communiceert en dit voor een langere termijn vasthoudt. Idealiter worden deze doelstellingen met een breed politiek en maatschappelijk draagvlak vastgesteld, zo- dat zij ook kabinetsperiode-overstijgend zo veel mogelijk ongewijzigd gehandhaafd kunnen blijven.
Appears in 4 contracts
Samples: Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs, Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs, Ibo Sturing Op Kwaliteit Van Onderwijs