Kamerstukken Voorbeeldclausules

Kamerstukken. II 2020/21, 27 529, nr. 234, p. 19 (productie D.2).
Kamerstukken. Kamerstukken II 1999/2000, 26 932, 3, p. 4-5.
Kamerstukken. II 1997–1998, 25 892, nr. 3, blz. 97. Algoritmen en methoden die bij data-analyses worden gebruikt, moeten deugdelijk zijn en aan de wetenschappelijke criteria voor goed (statistisch) onderzoek voldoen. Bij voorkeur worden algoritmen gebruikt die wetenschappelijk zijn getoetst, blijkend uit bijvoorbeeld publicaties of peer reviews.13 Een zorgplicht met betrekking tot de deugdelijkheid van gebruikte algoritmen en methoden ligt opgesloten in artikel 6 Wbp, waarin is bepaald dat persoonsgegevens op behoorlijke en zorgvuldige wijze worden verwerkt. Toepassing van profielen op concrete situaties levert vrijwel altijd een foutmarge op, omdat een profiel altijd over- of onderinclusief is. Weliswaar gaat het in het kader van de City Deal “Zicht op ondermijning” om experimenten en vindt geen toepassing op concrete situaties plaats, maar is het met het oog op een eventuele latere toepassing in de praktijk niettemin wenselijk al in deze experi- menteerfase bij ieder analyse gaande het proces de acceptabele foutmarge te bepalen. Daarbij dient niet alleen te worden gelet op de potentiële impact op de privacy en de veiligheid, maar ook de zeldzaamheid van het fenomeen waarop de analyse betrekking heeft. Naarmate de potentiële gevolgen van het gebruik van de profielen voor het individu of de maatschappij groter worden, neemt ook het belang van adequate benchmarks toe.14 Ook de behoefte om de toelaatbare foutmarge te bepalen kan worden herleid tot artikel 6 Wbp, waarin is bepaald dat persoonsgegevens op behoorlijke en zorgvuldige wijze worden verwerkt. Ingevolge artikel 13 Wbp dient de verantwoordelijke passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer te leggen om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen dienen, rekening houdend met de stand van de techniek en de uitvoeringskosten, een passend beveiligingsniveau te garanderen, gelet op de risico’s die die de verwerking en de aard van te beschermen gegevens meebrengen. In artikel 4, derde lid, Wpg en artikel 7, eerste lid, Wjsg zijn hiermee vergelijkbare bepalingen opgenomen. Omdat het bij data-analyses om verwerking van grote hoeveelheden data gaat, is de verantwoordelijkheid voor een goede beveiliging van de data navenant groot. Mogelijke maatregelen om gegevens te beveiligen zijn de volgende:
Kamerstukken. II 2016/17, 25087, nr. 135.
Kamerstukken. II 2000/01, 26 932, nr. 5, p. 7.
Kamerstukken. II 2016/17, 25087, nr. 135. − maatregelen tegen het kunstmatig ontgaan van een vaste inrichting in artikel 5 van het Verdrag; − een bezitsperiode van ten minste 365 dagen voordat aanspraak kan worden gemaakt op het verlaagde bronheffingstarief voor deelnemingsdividenden in artikel 10 van het Verdrag; − aangescherpte criteria om te beoordelen of sprake is van een zogenoemd onroerendezaaklichaam als bedoeld in artikel 13 van het Verdrag; − de verplichting dat de verdragsluitende staten over en weer rekening houden met (winst)correcties die bij ondernemingen worden aangebracht in overeenstemming met het arm’s-length-beginsel in artikel 7 en artikel 9 van het Verdrag; − uitbreiding in artikel 23 van het Verdrag van de mogelijkheden om geschillen met betrekking tot de toerekening van winst aan vaste inrichtingen op basis van artikel 7 van het Verdrag of de toepassing van het arm’s-length-beginsel op basis van artikel 9 van het Verdrag te beslechten door middel van verplichte en bindende arbitrage; en − een maatregel met als doel de aanspraak op verdragsvoordelen over inkomen te beperken als dat inkomen in de staat waar de ontvanger ervan is gevestigd, wordt vrijgesteld omdat het inkomen wordt toegerekend aan een vaste inrichting in een derde rechtsgebied dat dit inkomen niet of slechts beperkt belast (artikel 25 van het Verdrag). Een in het algemeen door Nederland gewenste exclusieve woonstaatheffing voor deelnemingsdividenden, interest, royalty’s en vervreemdingswinst op aandelen (niet zijnde aandelen in een onroerendezaaklichaam) was geen haalbaar resultaat. In het kader van een totaalcompromis is met betrekking tot deze inkomensbestanddelen het volgende afgesproken: − In artikel 10 van het Verdrag is een exclusieve woonstaatheffing overeengekomen voor dividenden betaald aan een vrijgesteld pensioenfonds, een bronstaatheffing van 5% voor deelnemingsdividenden en een bronstaatheffing van 15% voor overige dividenden. − In artikel 11 van het Verdrag is een exclusieve woonstaatheffing overeengekomen voor een aantal specifiek bepaalde interestbetalingen, waaronder interest betaald op een lening die gegarandeerd wordt door de overheid en interest betaald op een lening die is verstrekt door een vrijgesteld pensioenfonds. Voor gevallen waarin geen sprake is van een specifieke interestbetaling waarvoor de exclusieve woonstaatheffing geldt, is een bronstaatheffing overeengekomen van 5% voor interest op leningen voor infrastructuurprojecten met een looptijd van ten mins...
Kamerstukken. II 2014/15, 34218, 3, p. 17-19.
Kamerstukken. II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 31-32. Zie over de problematiek van opzegverboden uitvoerig de bijdrage van R.S. van Coevorden.
Kamerstukken. II 2013/2014, 33 982, nr. 3, p. 4.