Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. Nederland en Chili hebben onderhandeld over dit Verdrag om daarmee de onderlinge economische betrekkingen tussen beide landen verder te ontwikkelen en de samenwerking op het gebied van belastingzaken te verbeteren. Een eerste verkennende bespreking vond plaats in het begin van de jaren ’90. De onderhandelingen hebben daarna verschillende keren stilgelegen. Hierbij speelde onder meer dat de Chileense regering eerst aanpassingen wilde doorvoeren in de nationale fiscale wetgeving van Chili en meerdere landen belangstelling hadden een belastingverdrag met Chili te sluiten. De onderhandelingen zijn geïntensiveerd vanaf 2012, nadat Chili belastingverdragen had gesloten met andere West-Europese OESO-landen en de Verenigde Staten (2010)4 en Chili lid was geworden van de OESO (2010). Voor het verloop van de onderhandelingen was het relevant dat in 2013 het BEPS-project tegen grondslaguitholling en winstverschuiving (base erosion and profit shifting) was geïnitieerd om belastingontwijking aan te pakken, hetgeen resulteerde in een aanpassing van het OESO-modelverdrag in 2017. Naar aanleiding hiervan zijn de meeste binnen het BEPS-project ontwikkelde verdragsbepalingen ook in dit Verdrag opgenomen. Bij de onderhandelingen is op diverse punten inhoudelijk aansluiting gezocht bij het belastingverdrag dat Chili in 2016 met Japan heeft gesloten en bij het al genoemde belastingverdrag tussen Chili en de Verenigde Staten. Vooral het belastingverdrag tussen Chili en Japan bood een goede basis om op veel punten overeenstemming te bereiken. Hierbij speelde onder meer dat het Chileense verdragennetwerk zich kenmerkt door meestbegunstigingsbepalingen. Hierdoor was de onderhandelingsruimte van Chili om – in de artikelen over dividenden, interest, royalty’s en vermogenswinsten – af te wijken van de recent door Chili gesloten verdragen beperkt (deze afspraken zouden namelijk doorwerken naar vele andere belastingverdragen van Chili). De behoefte aan een belastingverdrag werd vergroot doordat Chili nationale wetgeving invoerde op grond waarvan de belastingdruk op (dividend)uitkeringen van in Chili behaalde winst wordt verlaagd voor aandeelhouders die gevestigd zijn in landen waarmee Chili een belastingverdrag heeft gesloten. In de laatste periode van de onderhandeling is vooral gesproken over de specifieke wensen van Chili en Nederland die afwijken van het belastingverdrag dat Chili met Japan heeft gesloten. In 2020 werd ten slotte inhoudelijk overeenstemming bereikt, waarna de laats...
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. In april 2001 heeft Xxxxxxxx verzocht om onderhandelingen te starten over een bilateraal belastingverdrag met Nederland met het oog op de ontwikkeling van de economische relatie tussen Nederland en Kirgizië en het bevorderen van wederzijdse investeringen. Aan Nederlandse zijde werd de interesse in verdragsonderhandelingen met Xxxxxxxx met name ingegeven door het feit dat een nieuw verdrag meer zekerheid kan bieden voor het Nederlandse bedrijfsleven, mede gezien het standpunt van Kirgizië met betrekking tot het Verdrag met de Sovjet-Unie. Een eerste onderhandelingsronde met Xxxxxxxx vond in Bisjkek plaats in mei 2003. In de daaropvolgende jaren is via schriftelijk overleg een concepttekst van het Verdrag nagenoeg geheel vastgesteld, maar is het niet tot een afronding gekomen. In het kader van het mondiale vraagstuk over belastingheffing bij internationaal opererende bedrijven heeft het kabinet in zijn reactie van 30 augustus 2013 op het SEO-rapport ‘Uit de schaduw van het bankwezen’ en het onderzoek van het International Bureau of Fiscal Documentation naar de Nederlandse belastingverdragen met ontwikkelingslanden aangegeven dat met 23 ontwikkelingslanden contact zal worden opgenomen over het opnemen van antimisbruikbepalingen in de met die landen gesloten of af te sluiten belastingverdragen.5 Kirgizië is één van deze 23 ontwikkelingslanden en de onderhandelingen zijn vervolgens op initiatief van Nederland weer opgepakt. In april 2015 vond een nieuwe onderhandelingsronde plaats in Bisjkek, waarna in juni 2016 verschillende videoconferenties plaatsvonden. In de aansluitende periode is via schriftelijk overleg tussen beide landen de tekst van het Verdrag nog op een aantal technische punten aangepast. Begin 2018 heeft Nederland voorgesteld om de zogenoemde minimumstandaard van het BEPS-project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna: OESO) nog toe te voegen aan het onderhandelingsresultaat.67 Kirgizië kon daar toen niet mee instemmen. Begin 2021 heeft Nederland, in overeenstemming met de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020, nogmaals voorgesteld
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. Naar aanleiding van het contact in 2016 in VN-verband tussen voormalig minister van Buitenlandse Zaken Xxxxxxxx en zijn Liechtensteinse ambtsgenoot, hebben Nederland en Liechtenstein besloten om onderhandelingen te openen over een bilateraal belastingverdrag met als doel de verbetering van de economische relatie en de versterking van de administratieve samenwerking tussen de betrokken staten.6 De regering is van mening dat het voor Nederland gezien de nauwe politieke en economische samenwerking goed is om een belastingverdrag te hebben met alle landen van de Europese Unie (hierna: EU) en de Europese Economische Ruimte (hierna: EER), waarvan Liechtenstein deel uitmaakt. In november 2017 vond in Vaduz de eerste onderhandelingsronde plaats en in december 2018 in Den Haag de tweede. Deze besprekingen hebben geleid tot het afronden van de onderhandelingen over het voorliggende belastingverdrag tussen Nederland en Liechtenstein.
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. De aanleiding voor de onderhandelingen was de wens van Kosovo om te komen tot een bilateraal belastingverdrag met Nederland. Het doel van het Verdrag is de verbetering van de economische relatie en de versterking van de administratieve samenwerking tussen de betrokken staten. In november 2019 hebben Nederland en Kosovo na één onderhandelingsronde op ambtelijk niveau overeenstemming bereikt over de tekst van het Verdrag. Bij de onderhandelingen is in hoofdlijn het OESO-modelverdrag tot uitgangspunt genomen, overeenkomstig de verdragspraktijk van Nederland en Kosovo. Begin 2020 is de tekst nader vervolmaakt. Dit heeft geleid tot het Verdrag dat op 29 juli 2020 te Pristina is ondertekend.
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. De onderhandelingen om tot een belastingverdrag te komen zijn in 2008 op initiatief van Colombia gestart. Tussen 2008 en 2013 hebben vier onderhandelingsrondes plaatsgevonden. Het is in die periode echter niet gelukt om over alle verdragsartikelen overeenstemming te bereiken. In 2018 is op initiatief van Nederland besloten om de onderhandelingen te hervatten. Met het oog op intensivering van de betrekkingen tussen Colombia en Nederland was wederzijds interesse blijven bestaan in het sluiten van een belastingverdrag. Ook achtten beide landen het realistisch dat het nu wel zou lukken om het over alle verdragsartikelen eens te worden, mede omdat Colombia in de tussentijd ook belastingverdragen had gesloten met andere West-Europese landen (Frankrijk in 2015 en het Verenigd Koninkrijk in 2016) en belangstelling had getoond voor lidmaatschap van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna: ‘OESO’), wat op 28 april 2020 is gerealiseerd. Tijdens een onderhandelingsronde in Bogotá in 2018 is onder meer gesproken over veranderingen in de nationale belastingwetgeving van beide landen sinds de laatste onderhandelingsronde in 2013 en de positie van beide landen ten aanzien van de verdragsgerelateerde maatregelen uit het BEPS-project tegen grondslaguitholling en
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. De onderhandelingen over het Verdrag zijn gevoerd op initiatief van Nederland. Daartoe is reeds op 21 december 2011 een brief aan de Irakese Minister van Financiën gezonden. Het Nederlandse voorstel voor het starten van onderhandelingen over een algemeen belastingverdrag ging vergezeld van een verdragsontwerp dat voor Nederland uitgangspunt zou vormen bij de besprekingen. In januari 2015 is door Irak met instemming gereageerd op het Nederlandse initiatief. In maart 2015 vond in Den Haag de eerste onderhandelingsronde plaats, waarna in februari 2016 een tweede ronde in Bagdad plaatsvond. In deze tweede ronde kon de concepttekst van het Verdrag nagenoeg geheel worden vastgesteld en werd afgesproken enkele resterende technische punten schriftelijk af te stemmen. In de aansluitende periode is via schriftelijk overleg tussen beide landen de tekst van het Verdrag nog op een aantal technische punten aangepast en zijn ook de Nederlandse en Arabische vertaling van het Verdrag afgestemd.
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. De onderhandelingen over het Verdrag zijn reeds in 2003 gestart op initiatief van Nederland vanwege de wens met alle lidstaten van de Europese Unie (hierna: EU) een belastingverdrag te hebben, teneinde de politieke en economische samenwerking te bevorderen. De Nederlandse inzet werd daarbij uitdrukkelijk mede bepaald door de wens oneigenlijk gebruik en misbruik van het Verdrag tegen te gaan. Tussen 2003 en 2019 hebben vijf onderhandelingsrondes plaatsgevonden. Tijdens de vierde onderhandelingsronde in 2015 is het niet gelukt om over de inhoud van een belastingverdrag overeenstemming te bereiken, mede vanwege de sterke wens van Cyprus met betrekking tot een verlaagd bronbelastingtarief voor beleggingsdividenden. In 2019 is op initiatief van Cyprus besloten om de onderhandelingen te hervatten, omdat met het oog op intensivering van de betrekkingen tussen Cyprus en Nederland wederzijds interesse was blijven bestaan in het sluiten van een belastingverdrag. Tijdens deze laatste onderhandelingsronde in Den Haag is onder meer gesproken over de positie van beide landen ten aanzien van de verdragsgerelateerde maatregelen uit het BEPS-project van de OESO/G207. Ook is het tijdens deze onderhandelingsronde gelukt om overeenstemming te bereiken over de laatste openstaande punten.
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. De onderhandelingen over het Wijzigingsprotocol zijn in eerste instantie gevoerd nadat er onduidelijkheid bleek te zijn over de positie van pensioenfondsen en beleggingsinstellingen onder het Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. De onderhandelingen over het Wijzigingsprotocol zijn in eerste instantie gevoerd op verzoek van Polen. In 2006 heeft Polen de wens kenbaar gemaakt tot het sluiten van een wijzigingsprotocol bij het Verdrag. Achtergrond voor dit verzoek was dat Polen destijds in de nationale wetgeving een vrijstellingsmethode wilde invoeren voor bepaalde inkomsten uit arbeid en pensioenen en in lijn hiermee haar belastingverdragen met EU-lidstaten en EER-lidstaten op dit punt wilde aanpassen. Een eerste onderhandelingsronde met Polen vond plaats in Warschau in november 2007, maar er kon toen geen overeenstemming bereikt worden over de inhoud van een wijzigingsprotocol. Op initiatief van Nederland heeft een tweede onderhandelingsronde plaatsgevonden in april 2014 in Den Haag. Er is toen een akkoord bereikt over de inhoud van het Wijzigingsprotocol, maar tot ondertekening is het daarna niet gekomen vanwege aanvullende wensen naderhand van Polen met betrekking tot het heffingsrecht over vermogenswinsten behaald met de vervreemding van aandelen of vergelijkbare belangen in zogenoemde onroerendezaaklichamen en vanwege de Poolse wens terug te keren naar toepassing van de verrekeningsmethode. Voordat de onderhandelingen hierover waren afgerond, werden (op 5 oktober 2015) de uitkomsten van het BEPS-project gepubliceerd. Polen en Nederland hebben toen besloten om de in dat kader ontwikkelde modelverdragsbepalingen niet via het MLI te implementeren maar om deze te verwerken in het Wijzigingsprotocol vanwege de op dat moment al vergevorderde bilaterale verdragsonderhandelingen.6 Dit vormde een katalysator voor de verdere onderhandelingen. Tegelijkertijd heeft Nederland van de gelegenheid gebruik gemaakt een aanpassing voor te stellen van de toewijzingsregels voor privaatrechtelijke pensioenen en voor lijfrenten. In juni 2017 heeft in Warschau een derde, afsluitende, onderhandelingsronde plaatsgevonden en in de aansluitende periode is via e-mailverkeer tussen beide landen de tekst van het Wijzigingsprotocol nog op een aantal technische punten aangepast. De onderhandelingen hebben geleid tot de totstandkoming van het voorliggende Wijzigingsprotocol.
Aanleiding voor en verloop van de onderhandelingen. Het bovenvermelde groeipotentieel van de Ethiopische economie is gelegen in de verwachte bevolkingsgroei en de liberalisering en professionalisering van de economie. Hoewel sommige delen van Ethiopië bekend staan om hun droogte, zijn de hoger gelegen gebieden zeer geschikt voor landbouw. Nederlandse agrarische kennis en producten kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van die landbouw. In Ethiopië zijn al veel agrarische ondernemingen actief met een Nederlandse achtergrond. Daarnaast leveren Nederlandse bedrijven in toenemende mate diensten en goederen aan de Ethiopische landbouwsector. Gezien het Ethiopische groeipotentieel zullen deze grensoverschrijdende activiteiten in de komende jaren aanzienlijk kunnen toenemen. Ondernemers en werknemers die vanuit Nederland in Ethiopië of vice versa opereren, kunnen aanlopen tegen dubbele heffing en fiscale onzekerheid die een bestendige groei van de bilaterale economische betrekkingen kunnen verstoren. Deze belemmeringen zijn veelal gelegen in de verschillen in de fiscale wetgeving van de Verdragsluitende Staten. Zo wordt bijvoorbeeld een Nederlandse onderneming in Nederland in principe voor zijn wereldwinst belast, uitzonderingen voor bijvoorbeeld buitenlandse vaste inrichtingen daargelaten. Op grond van de Ethiopische wet kan echter een onderneming die een consultancydienst verleent aan Ethiopië en waarbij een werknemer van de onderneming slechts enkele dagen in Addis Abeba verblijft, aanlopen tegen een bruto heffing over de contractsom. Dit betekent dat Ethiopië ook heft indien op de consultancydienst een verlies wordt geleden. Hoewel Nederland voor ontwikkelingslanden een soepele unilaterale voorkomingsmethodiek hanteert, kunnen deze problemen slechts met een wederkerige regeling in de vorm van een belastingverdrag worden opgelost. Ethiopië probeerde lange tijd fiscale barrières te verminderen door het verlenen van tax holidays. In lijn met de inzichten die ook in de OESO zijn opgedaan over de effecten van tax holidays, zie ook onderdeel 2.15.2 van de NFV 2011, wil Ethiopië echter niet afhankelijk zijn van deze vrijstellingen. Ethiopië wil daarom andere instrumenten aanwenden om fiscale barrières weg te nemen en de markt meer open te stellen voor buitenlandse partijen. In 2010 benaderden de Ethiopische autoriteiten de Nederlandse ambassade te Addis Abeba met het verzoek om te onderhandelen over een belastingverdrag. Nederland heeft deze uitnodiging aanvaard indachtig het voornemen om het Nederlandse bel...