Privaatrechtelijke overeenkomsten Voorbeeldclausules

Privaatrechtelijke overeenkomsten. In de vorige kronieken hebben wij aandacht besteed aan de vraag of het bestaan van een overeenkomst tussen twee private partijen een afgeleid belang oplevert. Het is vaste rechtspraak dat de enkele omstandigheid dat sprake is van een contractuele relatie met een derde niet zonder meer meebrengt dat sprake is van een afgeleid belang. Onder- zocht moet worden of de derde ook los van de contractuele relatie een belang heeft bij het besluit. In dit kader wijzen we op de uitspraak van de Cen- trale Raad van Beroep (hierna: CRvB) van 25 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:909. De CRvB oordeelt dat verzekeraar NN geen belanghebbende is bij het besluit de bijstand van de appellanten in te trekken. Redengevend voor dit besluit was dat de appellanten door een uitkering van schadever- goeding door NN te veel vermogen hadden. NN betoogde dat het een eigen zelfstandig vermogensbelang bij het be- streden besluit had. Als het door de appellant ontvangen be- drag aan schadevergoeding voor immateriële schade geheel of deels wordt gerekend tot de middelen en het vermogen van de appellant én hij daardoor zijn recht op bijstand ver- liest, betekent dit dat voor NN een maatschappelijke zorg- plicht ontstaat tot het verlenen van aanvullende schade- vergoeding. De CRvB oordeelt dat sprake is van een afgeleid belang. Het belang van NN vloeit namelijk voort uit een met een contractuele relatie gelijk te stellen verhouding met de appellant. Het financiële belang van NN loopt materieel par- allel met het financiële belang van de appellanten. Een andere loot aan de stam van de afgeleid-belang- over- de-band-van- contractuele-relatie-jurisprudentie is de uitspraak van 13 december 2023 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2023:4635, AB 2024/29, m.nt. X.X. Xxxxxx. De Afdeling oordeelt dat de molenaars geen belanghebbenden bij een omgevingsvergunning voor een appartementen- complex zijn, omdat het gestelde belang is afgeleid van dat van de eigenaar van de molen. De betrokkenheid van de molenaars, hoe sterk ook, bij de molen om deze als vrijwil- ligers te onderhouden en periodiek draaiende te houden, is onvoldoende om een objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang aan te nemen. Dat de molenaars een beheersover- eenkomst met de eigenaar van de molen hadden, mocht ook niet baten. De rol en taak van de molenaars en hun relatie tot de eigenaar van de molen betekent dat het belang om de molen als werktuig te behouden en periodiek te gebruiken het rechtstreeks belang is van de eigenaar van de molen en g...