Regels betreffende uitzendkrachten. 1. De artikelen 2.1 (standplaats, onderbreking en verloonde tijd rijdend personeel ), 2.2 (arbeidstijd niet-rijdend personeel), 2.3 (dienstrooster) -echter met uitzondering van art. 2.3.2 (langer werken door de werknemer en intrekken roostervrije dag)-, 2.5 (collectieve regeling Atb-v/ATW), 3.1 (definities ervaringsjaar en dienstjaar), 3.2 (inschaling rijdend personeel), 3.3 (inschaling niet-rijdend) , 3.5 (lonen rijdend personeel), 3.6 (loonsverhoging rijdend personeel), 3.7 (inschalingsmatrix), 3.9 (functiebeschrijving niet-rijdend personeel), 3.10 (lonen niet-rijdend personeel), 3.11 (loonsverhoging niet-rijdend personeel), 3.12.2 (berekenen meer/overuren en overurenvergoeding), en de bepalingen in hoofdstuk 6 van deze CAO zijn van overeenkomstige toepassing op de uitzendkracht als vakkracht (en op de uitzendkracht die langer dan 26 weken werkzaam is bij een werkgever), met dien verstande dat voor die vakkracht respectievelijk uitzendkracht de bij zijn functie behorende loonschaal geldt naar rato van het aantal gewerkte uren en met dien verstande dat met ‘werkgever’ steeds ‘inlener’ bedoeld wordt.
Regels betreffende uitzendkrachten. 1. De artikelen 2.1 (arbeidstijd rijdend personeel ), 2.2 (arbeidstijd niet rijdend personeel), 2.3 (dienstrooster) – echter met uitzondering van art. 2.3.2 (langer werken door de werknemer en intrekken roostervrije dag) –, 3.1 (inschaling), 3.6 (lonen rijdend personeel), 3.7 (loonsverhoging rijdend personeel),