Specifieke uitsluitingen Naast de algemene beperkingen geldt dat geen aanspraak op rechtsbijstand kan worden gemaakt als u een vervoermiddel bestuurt zonder daartoe wettelijk bevoegd te zijn bijvoorbeeld omdat u een vervoermiddel bestuurt onder invloed van alcoholhoudende drank of enig ander bedwelmend of stimulerend middel of als u deelneemt aan snelheids- of behendigheidsritten.
Uitsluiting Uitgesloten zijn schades en/of ongevallen veroorzaakt door, opgetreden bij of voortvloeiende uit atoomkernreacties, onverschillig hoe de reactie is ontstaan. Onder atoomkernreactie wordt verstaan iedere kernreactie waarbij energie vrijkomt zoals kernfusie, kernsplitsing, kunstmatige en natuurlijke radioactiviteit.
Facultatieve uitsluitingsgronden indien de aanbestedende overheid met elk passend middel aantoont dat de kandidaat of inschrijver de verplichtingen op het vlak van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht heeft geschonden;
De uitsluitingen DAS verleent geen rechtsbijstand: a. in een geschil over het in eigendom hebben, bezitten, houden, (ver)kopen van luchtvaartuigen en voorts van pleziervaartuigen met een huidige nieuwwaarde van meer dan € 200.000,-; b. in geschillen over de aanschaf van tweedehands voer- en vaar- tuigen, tenzij gekocht onder schriftelijke garantie bij een offici- ele dealer; c. in geschillen over onroerende zaken, tenzij deze betrekking hebben op: – de door de verzekerde zelf bewoonde woning, laatstelijk be- woonde of te bewonen woning; – het voor eigen gebruik bestemde vakantieverblijf van de ver- zekerde; – onbebouwde grond waarop een door de verzekerde te be- wonen woning wordt gebouwd; mits voornoemde onroerende zaken zijn gelegen in Nederland; d. in geschillen over de verhuur of exploitatie van goederen of za- ken door een verzekerde en vermogensbeheer (de eigendom, het bezit, de aan- of verkoop van effecten, aandelen, obligaties en pandbrieven daaronder mede begrepen); e. bij het voeren van verweer tegen vorderingen uit onrechtma- tige daad, waaronder mede begrepen vorderingen op grond van artikel 5:37 BW, of daarvoor in de plaats komende regres- acties; f. in geschillen over het huwelijksvermogensrecht, echtscheiding, beëindiging van samenleving buiten huwelijk en verplichtingen tot levensonderhoud of daarvoor in de plaats komende vorde- ringen met uitzondering van een eenmalig juridisch advies; g. in een (arbeidsrechtelijk) geschil waarin volgens artikel 131 of artikel 241 boek 2 BW de rechtbank bevoegd is in verband met verzekerdes huidige of voormalige hoedanigheid van statutair bestuurder van een vennootschap; h. in erfrechtelijke geschillen als de erflater vóór de ingangsdatum van de verzekering is overleden.
Bijzondere uitsluitingen 50.1 Geen verplichting tot het verlenen of het blijven verlenen van rechtsbijstand (waaronder mede begrepen het verstrekken van advies) bestaat: 50.1.1 als verzekerde handelt in strijd met de verzekeringsvoorwaarden en daardoor de belangen van DAS schaadt. Daarvan is in ieder geval sprake als de zaak zó laat is aangemeld dat DAS slechts met meer inspanningen of meer kosten rechtsbijstand zou kunnen verlenen 50.1.2 als het rechtsprobleem verband houdt met het besturen van een motor terwijl de bestuurder niet bevoegd was de motor te besturen. Deze uitsluiting wordt niet ingeroepen als: 50.1.3 als het rechtsprobleem verband houdt met de onderhavige verzekeringsovereenkomst. DAS vergoedt echter alsnog de redelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand als verzekerde in een onherroepelijk vonnis in het gelijk gesteld wordt 50.1.4 als de behoefte aan rechtsbijstand het beoogde of zekere gevolg is van handelen of nalaten door verzekerde of als hij het ontstaan van deze behoefte willens en wetens heeft geaccepteerd om enig voordeel te behouden of te behalen. In een strafzaak doet DAS op het voorgaande een beroep als het strafbare feit waarvan verzekerde wordt verdacht een (voorwaardelijk) opzetdelict is, dan wel als verzekerde het feit willens en wetens heeft gepleegd. DAS vergoedt achteraf alsnog de redelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand als bij het einde van de zaak deze omstandigheden afwezig blijken te zijn 50.1.5 in geschillen over het instaan voor of overnemen van vorderingen van anderen door xxxxxx, schuldvernieuwing, subrogatie of borgtocht 50.1.6 in fiscale of fiscaalrechtelijke geschillen, waaronder ook begrepen worden geschillen over heffingen, retributies, bijdragen, leges, invoerrechten en accijnzen 50.1.7 in geschillen over exploitatie van de motor (verhuur, vervoer, examens, les enz.) 50.1.8 in geschillen over de aanschaf van tweedehands motoren, tenzij gekocht onder schriftelijke garantie bij een officiële dealer 50.1.9 bij het voeren van verweer tegen vorderingen uit onrechtmatige daad of daarvoor in de plaats komende regresacties. 50.2 Geen uitkering wordt verleend voor de in 49.4.2 tot en met 49.4.6 genoemde externe kosten die op grond van een contractuele of wettelijke bepaling (bijvoorbeeld artikel 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering) verhaald, verrekend (bijvoorbeeld door BTW-afdracht) of door anderen vergoed kunnen worden, met uitzondering van aanspraken op grond van de Wet op de Rechtsbijstand. DAS schiet deze kosten voor.
Uitsluitingsgronden Om voor een overeenkomst in aanmerking te komen dient de opdrachtnemer niet te voldoen aan de hierna omschreven uitsluitingsgronden. Bij de inschrijving geven opdrachtnemers via het UEA (Uniform Europees Aanbestedingsdocument) aan dat geen van de uitsluitingsgronden op hen van toepassing is. Deze gelden zowel bij inschrijving als gedurende de looptijd van de overeenkomst. In de afgelopen vijf jaar, gerekend vanaf het moment van indiening door opdrachtnemer van de contractdocumenten op het inkoopplatform en gedurende de looptijd van de overeenkomst met opdrachtnemer dient geen sprake te zijn van een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak inzake één van de volgende veroordelingen: a. deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit; b. omkoping in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn en van artikel 2, eerste lid, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector; c. fraude in de zin van artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap; d. xxxxxxxxx xxx xxxx in de zin van artikel 1 van richtlijn nr. 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld; e. terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van de artikelen 1, 3 en 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2003 inzake terrorismebestrijding; f. kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ. Eveneens is er geen sprake van een onherroepelijke veroordeling van een persoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan of die daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft. Eveneens dienen geen van de volgende situaties op opdrachtnemer van toepassing te zijn: 1. Opdrachtnemer verkeert in staat van faillissement of liquidatie, diens werkzaamheden zijn gestaakt, jegens hem geldt een surseance van betaling of een (faillissements-)akkoord, of opdrachtnemer verkeert in een andere vergelijkbare toestand ingevolge een soortgelijke procedure uit hoofde van op hem van toepassing zijnde wet- en regelgeving; 2. Opdrachtnemer heeft zich in ernstige mate schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de informatie die nodig is voor de controle op het ontbreken van gronden voor uitsluiting of het voldoen aan de geschiktheidseisen of heeft die informatie achtergehouden, dan wel was niet in staat de ondersteunende documenten te overleggen; Een onwaarheid, waarvan opdrachtnemer redelijkerwijs had dienen te weten dat dit een onjuiste weergave van de werkelijkheid betrof, van hetgeen opdrachtnemer heeft ingevuld en verklaard wordt gelijkgesteld met een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van deze overeenkomst en leidt per direct tot ontbinding van de overeenkomst; 3. De opdrachtnemer heeft in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout begaan, waardoor zijn integriteit in twijfel kan worden getrokken; 4. Opdrachtnemer voldoet niet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of van sociale zekerheidspremies. 5. Indien de overeenkomst met opdrachtgever of diens rechtsvoorganger eerder ontbonden is, met in achtneming artikel 3.5 lid 5.
Algemene uitsluitingen Wij verlenen geen dekking voor schade: 1. die is veroorzaakt door of verband houdt met: a. molest; b. atoomkernreacties. De uitsluiting van atoomkernreacties geldt niet: - als deze te maken hebben met radioactieve nucliden, die zich buiten een kerninstallatie bevinden. Deze nucliden moeten gebruikt worden of bestemd zijn om te gebruiken voor industriële, commerciële, landbouwkundige, medische, onderwijskundige, wetenschappelijke doeleinden of niet-militaire beveiligingsdoeleinden en - er door de overheid een vergunning voor vervaardiging, gebruik, opslag en het zich ontdoen van radioactieve stoffen is afgegeven. Voor zover er volgens de wet een derde voor de geleden schade aansprakelijk is, blijft de uitsluiting van kracht. Onder 'wet' verstaan wij de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (Staatsblad 1979 - 225). In deze wet is de bijzondere wettelijke regeling van de aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie opgenomen. Onder 'kerninstallatie' verstaan wij een kerninstallatie in de zin van deze wet of aan boord van een schip; a. die op grond van een bestaande garantieregeling, leveringsovereenkomst of de verzekering van de reparateur en/of handelaar kan worden verhaald; b. die gedekt is op (een) andere verzekering(en) of daarop gedekt zou zijn wanneer deze verzekering niet zou hebben bestaan. In deze gevallen bieden wij uitsluitend dekking voor het verschil in de verzekerde bedragen; c. die al op basis van een wet of andere voorziening wordt vergoed. In deze gevallen vergoeden wij uitsluitend de gedekte schade die het bedrag overschrijdt waarop u of de verzekerde elders aanspraak kan maken. De uitsluitingen in dit lid gelden niet voor de dekking voor Ongevallenverzekeringen; 3. als de premie niet betaald is, zoals omschreven in het artikel Premiebetaling; 4. die opzettelijk door, dan wel met goedvinden van een verzekerde is veroorzaakt. Deze uitsluiting geldt niet voor de verzekerde die aantoont dat hem voor de genoemde omstandigheden geen verwijt kan worden gemaakt; 5. als de verzekerde over een schade, ongeval of gebeurtenis opzettelijk onware of onvolledige mededelingen doet of laat doen.
De beoordeling Welke vraag moet de commissie beantwoorden? 3.1 Alhoewel het partijdebat zich met name heeft toegespitst op de externe registraties, vat de commissie de klacht van de consument ook zo op dat zij ook de vraag moet beantwoorden of de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument in de interne registers mocht registreren.1 Daarmee hangt ook samen de vraag of de verzekeraar de verschillende verzekeringen mocht beëindigen en daarvan melding mocht maken in de verschillende registers. 3.2 De commissie is van oordeel dat de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument ten onrechte in de verschillende registers heeft opgenomen. Dat betekent dat de verzekeraar de registraties uit de registers moet verwijderen. Het oordeel van de commissie zal hierna worden toegelicht. Eerst zal het juridisch kader worden geschetst waarna de zaak aan de hand van dit toetsingskader zal worden beoordeeld. 3.3 Omdat deze registraties grote gevolgen hebben voor consumenten, is de commissie van oordeel dat verzekeraars niet zonder goede reden persoonsgegevens mogen opnemen in de genoemde registers. Er worden dan ook terecht hoge eisen gesteld aan die reden(en). De eisen voor registratie in het Incidentenregister en het EVR zijn opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: ‘het Protocol’, zie bijlage). 3.4 Artikel 5.2.1 van het Protocol bepaalt onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden opgenomen in het EVR. Vereist is dat er een zwaardere verdenking tegen de consument bestaat dan alleen maar een redelijk vermoeden van schuld aan de fraude, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Een strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene is niet vereist.2 Het uitgangspunt is dat de verzekeraar moet kunnen aantonen dat in voldoende mate vaststaat dat de gedraging van de consument de kwalificatie strafbaar feit kan dragen. Dit betekent dat alleen een verdenking van fraude niet genoeg is, hier moet ook enig bewijs voor zijn. De verzekeraar moet dus goede redenen hebben de gegevens te registreren en hij moet dat ook voldoende kunnen onderbouwen. Het is aan de verzekeraar te bewijzen dat hiervan sprake is. 1 Er is bij het invullen van het klachtformulier immers geen sprake van ‘het formuleren van een vordering’. Door het indienen van dat formulier wordt een klacht in volle omvang aan de Geschillencommissie voorgelegd, zie HR 17 november 1995, NJ 0000/000 (Xxxxx/Xxxxx) en art. 47 lid 2 onder h van het reglement. 2 Zie Hoge Raad 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, overweging 4.4 (te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx). 3.5 De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de consument hem opzettelijk heeft misleid door te proberen een dubbele uitkering te verkrijgen voor het verlies van één en dezelfde verlovingsring, terwijl hij daar geen recht op had. De consument heeft een uitvoerige verklaring gegeven, zoals weergegeven bij de nummers 2.5 t/m 2.12, voor de door de verzekeraar geconstateerde merkwaardigheden. De consument ontkent dat hij betrokken is geweest bij het indienen van de claim bij de reisverzekeraar. 3.6 De verzekeraar is er op basis van de aangevoerde argumenten niet in geslaagd de commissie ervan te overtuigen dat de consument heeft geprobeerd ter zake de verlovingsring een dubbele uitkering te krijgen. De commissie is van oordeel dat de verzekeraar onvoldoende naar voren heeft gebracht om vast te kunnen stellen dat de consument wist dat zijn verloofde al een claim bij de reisverzekeraar had ingediend. Evenmin is vast komen te staan dat de consument zelf de claim bij de reisverzekeraar heeft ingediend. In het licht van de consistente verklaringen van de consument, met name daar waar het gezamenlijke gebruik van de computer en de periode van ziekte en rouw betreft, acht de commissie niet in voldoende mate vaststaan dat de consument betrokken was bij of wetenschap had van de eerdere claim. De commissie neemt daarbij mee dat de consument ook ter zitting desgevraagd het een en ander op een consistente wijze heeft opgehelderd, niet is gebleken dat de consument tegenstrijdig heeft verklaard en niet valt uit te sluiten dat het is gegaan zoals de consument heeft verklaard. 3.7 Dat de consument in eerste instantie stellig heeft verklaard dat hij aan het sterfbed van zijn vader de verlovingsring had gezien, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op de situatie waarin de consument zich destijds bevond, is het denkbaar dat hij ook daadwerkelijk in die veronderstelling verkeerde. De commissie kan zich voorts voorstellen dat de houding van de verzekeraar in deze kwestie voor de consument reden is geweest om zijn verloofde geen verklaring te laten afleggen. Niet weersproken is dat dit ook het advies is geweest van zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Daarbij acht de commissie van belang dat de consument ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn om erover na te denken zijn verloofde alsnog een verklaring te laten afleggen. 3.8 De verzekeraar stelt zich tot slot op het standpunt dat de consument bij e-mail van 14 januari 2022 heeft erkend dat hij heeft gefraudeerd. Gelet op de context waarin voornoemde e-mail door de consument is verstuurd, is de commissie echter van oordeel dat hierin geen erkenning van de consument besloten ligt. 3.9 De commissie is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd. Dit brengt mee dat niet is voldaan aan de vereisten die het Protocol stelt om tot registratie in het EVR over te gaan. De verzekeraar is dan ook onterecht overgegaan tot het registreren van de persoonsgegevens van de consument in het EVR en dient die registratie te verwijderen. 3.10 Vervolgens is de vraag aan de orde of de registratie in het Incidentenregister wel mag worden gehandhaafd. De commissie oordeelt dat ook de registratie in het Incidenten- register moet worden doorgehaald. Er is niet langer voldaan aan artikel 3.1.1 van het Protocol. Nu niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd, zijn de geregistreerde gegevens niet langer ter zake dienend. De registratie draagt niet langer bij aan het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van strafbare gedragingen, en ook niet kan worden gezegd dat de registratie anderszins nog kan bijdragen aan de in artikel 4.1.1 Protocol omschreven doelen. 3.11 Op grond van artikel 4.2.3 van het Protocol worden de gegevens in het Incidenten- register uitgewisseld met functionarissen werkzaam bij de daartoe ingerichte coördinatiefuncties van het Verbond van Verzekeraars, te weten het fraudeloket. Dit is het CBV. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient de verzekeraar de melding van de incidentenregistratie aan het CBV in te trekken.
Aanvullende uitsluitingen Op deze rubriek zijn de volgende uitsluitingen van toepassing.
Aansluiting Deze tarieven en voorwaarden zijn alleen geldig voor consumenten en kleinzakelijke gebruikers die beschikken over de volgende aansluitingen: voor elektriciteit is de maximale aansluitwaarde 3 x 80 ampère en voor gas is de maximale capaciteit 40 m³ per uur.