Theoretische veronderstellingen over de rol van de overheid Voorbeeldclausules

Theoretische veronderstellingen over de rol van de overheid. De beleidstheoretische invalshoek op macroniveau sluit vooral aan op de eerder genoemde veronderstelling dat op centraal bestuurlijk niveau wordt aangenomen dat het te reguleren onderwerp niet/nauwelijks of met veel kos- ten van bovenaf is vorm te geven. Uit deze aanname volgt een verschuiving van zuivere overheidsregulering naar (gemengde) zelfsturing. Bij convenan- ten gaat het om een vorm van zelfsturing waarbij de overheid nog een be- langrijke rol speelt: ze is immers één van de convenantpartners. De vraag is wat die rol van de overheid zou moeten zijn. Wat kan of moet de overheid inbrengen? De vraag of de overheid een sturende rol op zich zou moeten nemen en wat de aard van die sturing zou moeten zijn, wordt bepaald door drie overwegin- gen. In de vorige paragraaf is de aandacht gevestigd op de probleemcom- plexiteit van en de belangenheterogeniteit rond het arbeidsomstandighede- nissue in een sector. Deze bepalen de meest wenselijke aard van sturing. Of het voor de hand ligt dat de overheid deze sturing biedt, wordt vervolgens bepaald door een andere overweging: de aanwezigheid van zelfsturingcapa- citeit in een sector. Als afdoende ontwikkelde sectorinstituties aanwezig zijn die zelfsturing mogelijk maken, is overheidsinterventie welbeschouwd niet nodig, zelfs waar belangenheterogeniteit en probleemcomplexiteit hoog zijn (situatie IV in overzicht 4.1). Hier komen we bij een dilemma dat veelvuldig in de bestuurskundige litera- tuur wordt besproken. Moet de overheid alleen faciliteren (bijvoorbeeld door financiële ondersteuning) of ook dwingend optreden (bijvoorbeeld door con- trole en sanctie)? In het eerste geval worden naar verwachting de inhoud en uitkomst van het beleid in sterke mate bepaald door de machtigste particu- liere convenantsluitende partijen. Dan bestaat het gevaar dat niet zozeer het algemene of publieke belang, maar een specifiek of privaat groepsbelang wordt gediend. In het tweede geval kan een sterk dwingende bemoeienis van de overheid de vrijwillige medewerking van de convenantpartners on- dergraven, en daarmee dus ook de mogelijke voordelen van zelfsturing. In de specifieke context van de arboconvenanten waar werkgevers- en werkne- mersbelangen een rol spelen en waarbij situaties denkbaar zijn waarbij die belangen sterk uiteen kunnen lopen, zal er ook een verschillende behoefte zijn aan overheidsinterventie. De mogelijke rol van de overheid hangt ook samen met het zelfsturende vermogen van de betrokken partijen. Naarmate die ca...