Vast pensioengevend inkomen. 1. Het vast pensioengevend inkomen in enig kalender- jaar is gelijk aan het op basis van voltijd vastgestelde jaarsalaris (zie hoofdstuk 8 Begripsomschrijvingen) op 1 januari van dat kalenderjaar, vermeerderd met de dertiende maand en de vakantietoeslag over dat salaris. Indien het in de vorige volzin bedoelde jaarsalaris gedurende het kalenderjaar wordt verlaagd, en deze verlaging is niet het gevolg van arbeidsongeschiktheid, wordt het pensioengevend inkomen aangepast vanaf het moment dat de verlaging zich voordoet voor de resterende maanden van het kalenderjaar. Een gedurende het kalenderjaar doorgevoerde verhoging van het jaarsalaris leidt niet tot tussentijdse aanpassing van 49 het pensioengevend inkomen. 2. Als de deelneming in de loop van een kalenderjaar aanvangt, wordt het jaarsalaris zoals bedoeld in het vorige lid bepaald aan de hand van de salarisschalen zoals die op 1 januari van het betreffende jaar golden en de RSP bij indiensttreding. 3. Voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub a of b wordt voortgezet, wordt het vast pensioengevend inkomen, zoals dat geldt op de 1e januari gelegen in het eerste ziektejaar dan wel zoals dat laatstelijk tijdens het dienstverband is vastgesteld, nadien elk jaar op 1 januari verhoogd met de algemene salarisverhoging over het voorafgaande kalender- jaar. Uitzondering geldt evenwel voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub a wordt voortgezet en die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA. Voor hen, is het vast pensioengevend inkomen gelijk aan het jaarsalaris zoals dat is vastgesteld op basis van lid 1 van dit artikel, rekening houdend met de salarisaanvulling als bedoeld in artikel 2 van hoofdstuk IV van de cao. 4. Voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub c wordt voortgezet, is het vast pensioengevend inkomen ten hoogste gelijk aan het laatstelijk tijdens het dienstverband of voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid vastgestelde pensioengevend inkomen. Daarbij worden de eisen zoals opgenomen in artikel 10a lid 1 sub c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 19G5 in acht genomen.
Appears in 2 contracts
Samples: Collective Labor Agreement, Collective Labor Agreement
Vast pensioengevend inkomen. 1. Het vast pensioengevend inkomen in enig kalender- jaar kalenderjaar is gelijk aan het op basis van voltijd vastgestelde jaarsalaris (zie hoofdstuk 8 Begripsomschrijvingen) op 1 januari van dat kalenderjaar, vermeerderd met de dertiende maand en de vakantietoeslag over dat salaris. Indien het in de vorige volzin bedoelde jaarsalaris gedurende het kalenderjaar wordt verlaagd, en deze verlaging is niet het gevolg van arbeidsongeschiktheid, wordt het pensioengevend inkomen aangepast vanaf het moment dat de verlaging zich voordoet voor de resterende maanden van het kalenderjaar. Een gedurende het kalenderjaar doorgevoerde verhoging van het jaarsalaris leidt niet tot tussentijdse aanpassing van 49 het pensioengevend inkomen.
2. Als de deelneming in de loop van een kalenderjaar aanvangt, wordt het jaarsalaris zoals bedoeld in het vorige lid bepaald aan de hand van de salarisschalen zoals die op 1 januari van het betreffende jaar golden en de RSP bij indiensttreding.
3. Voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub a of b wordt voortgezet, wordt het vast pensioengevend inkomen, zoals dat geldt op de 1e januari gelegen in het eerste ziektejaar dan wel zoals dat laatstelijk tijdens het dienstverband is vastgesteld, nadien elk jaar op 1 januari verhoogd met de algemene salarisverhoging over het voorafgaande kalender- jaarkalenderjaar. Uitzondering geldt evenwel voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub a wordt voortgezet en die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA. Voor hen, is het vast pensioengevend inkomen gelijk aan het jaarsalaris zoals dat is vastgesteld op basis van lid 1 van dit artikel, rekening houdend met de salarisaanvulling als bedoeld in artikel 2 van hoofdstuk IV van de cao.
4. Voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub c wordt voortgezet, is het vast pensioengevend inkomen ten hoogste gelijk aan het laatstelijk tijdens het dienstverband of voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid vastgestelde pensioengevend inkomen. Daarbij worden de eisen zoals opgenomen in artikel 10a lid 1 sub c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 19G5 in acht genomen.
Appears in 1 contract
Samples: Collective Labor Agreement (Cao)
Vast pensioengevend inkomen. 1. Het vast pensioengevend inkomen in enig kalender- jaar kalenderjaar is gelijk aan het op basis van voltijd vastgestelde jaarsalaris maandsalaris (zie hoofdstuk 8 Begripsomschrijvingen) op 1 januari van dat kalenderjaar, vermeerderd vermenigvuldigd met de dertiende maand en de vakantietoeslag over dat salaris14,04. Indien het in de vorige volzin bedoelde jaarsalaris maandsalaris gedurende het kalenderjaar kalender- jaar wordt verlaagd, en deze verlaging is niet het gevolg van arbeidsongeschiktheid, wordt het pensioengevend inkomen naar rato aangepast vanaf het moment dat de verlaging zich voordoet voor de resterende maanden van het kalenderjaar. Een gedurende het kalenderjaar doorgevoerde verhoging van het jaarsalaris maandsalaris leidt niet tot tussentijdse aanpassing van 49 het pensioengevend inkomen.
2. Als de deelneming in de loop van een kalenderjaar aanvangt, wordt het jaarsalaris maandsalaris zoals bedoeld in het vorige lid bepaald aan de hand van de salarisschalen zoals die op 1 januari van het betreffende jaar golden en de RSP bij indiensttreding.
3. Voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub a of b wordt voortgezet, wordt het vast pensioengevend inkomen, zoals dat geldt op de 1e januari gelegen in het eerste ziektejaar dan wel zoals dat laatstelijk tijdens het dienstverband is vastgesteldvast- gesteld, nadien elk jaar op 1 januari verhoogd met de algemene salarisverhoging over het voorafgaande kalender- jaarkalenderjaar. Uitzondering geldt evenwel voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub a wordt voortgezet voort- gezet en die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA. Voor hen, is het vast pensioengevend inkomen gelijk aan het jaarsalaris zoals dat is vastgesteld op basis van lid 1 van dit artikel, rekening houdend met de salarisaanvulling als bedoeld in artikel 2 van hoofdstuk IV van de cao.
4. Voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub c wordt voortgezet, is het vast pensioengevend inkomen ten hoogste gelijk aan het laatstelijk tijdens het dienstverband of voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid vastgestelde pensioengevend inkomen. Daarbij worden de eisen zoals opgenomen in artikel 10a lid 1 sub c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 19G5 in acht genomen.
Appears in 1 contract
Samples: Collectieve Arbeidsovereenkomst
Vast pensioengevend inkomen. 1. Het vast pensioengevend inkomen in enig kalender- jaar kalenderjaar is gelijk aan het op basis van voltijd VOL individueel vastgestelde jaarsalaris (zie artikel 2 Begripsomschrijvingen van hoofdstuk 8 BegripsomschrijvingenI van de cao) op 1 januari van dat kalenderjaarka- lenderjaar, vermeerderd met de dertiende maand en de vakantietoeslag over dat salaris. Indien het in de vorige volzin bedoelde jaarsalaris gedurende het kalenderjaar wordt verlaagd, en deze verlaging verla- ging is niet het gevolg van arbeidsongeschiktheid, wordt het pensioengevend inkomen aangepast vanaf het moment dat de verlaging zich voordoet voor de resterende maanden van het kalenderjaar. Een gedurende het kalenderjaar doorgevoerde verhoging van het jaarsalaris leidt niet tot tussentijdse tussen- tijdse aanpassing van 49 het pensioengevend inkomen.
2. Als de deelneming in de loop van een kalenderjaar aanvangt, wordt het vol individueel vastgestelde jaarsalaris zoals bedoeld in het vorige lid bepaald aan de hand van de salarisschalen zoals die op 1 januari van het betreffende jaar golden en de RSP bij indiensttreding.
3. Voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub a of b wordt voortgezet, wordt het vast pensioengevend inkomen, zoals dat geldt op de 1e januari gelegen in het eerste ziektejaar dan wel ziek- tejaar of zoals dat laatstelijk tijdens het dienstverband is vastgesteld, nadien elk jaar op 1 januari verhoogd met de algemene salarisverhoging over het voorafgaande kalender- jaarkalenderjaar. Uitzondering geldt evenwel voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub a wordt voortgezet voortge- zet en die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA. Voor hen, is het vast pensioengevend pensi- oengevend inkomen gelijk aan het VOL individueel vastgestelde jaarsalaris zoals dat is vastgesteld op basis van lid 1 van dit artikel, rekening houdend met de salarisaanvulling als bedoeld in artikel 2 van hoofdstuk IV van de cao.
4. Voor deelnemers waarvan de deelneming op grond van artikel 1.7 lid 2 sub c wordt voortgezet, is het vast pensioengevend inkomen ten hoogste gelijk aan het laatstelijk tijdens het dienstverband of voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid vastgestelde pensioengevend inkomen. Daarbij worden de eisen zoals opgenomen in artikel 10a lid 1 sub c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 19G5 loon- belasting 1965 in acht genomen.
Appears in 1 contract
Samples: Collective Labor Agreement