Verwijzingsdocumenten. Aangevuld door de navolgende bepalingen zijn op onderhavige inrichtingen volgende voorschriften van toepassing: - NBN 713.020 van 1968 en het addendum van 1980. Deze documenten zijn toepasselijk met betrekking tot de criteria inzake weerstand tegen brand waaraan de aangewende materialen (brandkleppen, roosters, enz) moeten voldoen. Verder dienen alle gebeurlijke bijkomende eisen van de bevoegde brandweer in acht genomen te worden.
Verwijzingsdocumenten. Bijlage 1: drieledig protocol WVI ter begeleiding van de gefaseerde uitbouw en structurering van de intergemeentelijke samenwerking in de 3 WVI-regio’s; • Bijlage 2: intentieverklaring intergemeentelijke samenwerking Xxxxxxxxxxxxxxx 00 nov. ’15; • Bijlage 3: slides ‘een intercommunale voor de Westhoek’.
Verwijzingsdocumenten. De bepalingen van volgende documenten zijn van toepassing: • de TV 159 van het WTCB: “Leidraad voor de goede uitvoering van schilderwerken” (mei-juni 1985) • de TV 233 van het WTCB: ‘lichte binnenwanden” (december 2007 (corr. okt. 2009)) De uitvoering van de lichte scheidingswanden en verlaagde plafonds wordt pas aangevangen na toelating van de architect en alleszins : • na de voltooiing van de ruwbouw; • na de plaatsing van de vensterramen, buitendeuren en hun beglazing (of tenminste van de voorlopige afsluiting van de openingen) in regen- en winddichte ruimtes en - indien er risico’s bestaan op vervormingen als gevolg van vocht - enkel in een droog gebouw: relatieve vochtigheid van 50-60% en temperatuur tussen 15 en 20°C. • De aannemer gaat na of de ondergrond voldoende vlak, haaks, droog, net, stabiel en coherent is en maakt deze waar nodig geschikt. Indien zichtbare gebreken aanleiding kunnen geven tot een slechte uitvoeringskwaliteit, wordt de ontwerper hiervan op de hoogte gesteld. De uitvoerder dient zich te informeren over: • de juiste hoogte van de afgewerkte pas; • de plinthoogte; • de hoogte van de verlaagde plafonds; • de aanwezigheid van andere wandafwerkingen (wandtegels, lambriseringen, ….) De aannemer dient zijn tussenkomst met de andere aannemers van de afwerking en de technieken te coördineren. Bij het aanbrengen van de bekleding aan één zijde houdt de aannemer rekening met de reeds geplaatste technische installaties en voorziet hij de nodige uitsparingen. Hierna laat hij de plaatsing toe van alle nutsleidingen die in de wanden moeten worden voorzien. Bij het aanbrengen van de bekleding aan de andere zijde houdt hij rekening met de afwerking van deze technische installaties. De platen worden droog, horizontaal en op een vlakke ondergrond opgeslagen. Ten allen tijde zal de opslag beschermd zijn tegen beschadiging (vb.: mortelspatten, ...). Leveringen gebeuren zonder verpakking en op maat (om snijverliezen en overschotten te beperken). De materialen en middelen die nodig zijn om de materialen te beschermen, zijn herbruikbaar.