Voorwaarden 1. De leraar in opleiding waarmee een leerovereenkomst is gesloten als opgenomen in bijlage II van deze cao wordt aangesteld voor bepaalde tijd voor een periode die overeenkomt met een aanstelling van vijf maanden voor een werktijdfactor 1 binnen één schooljaar. 2. De leraar in opleiding ontvangt bij aanstelling een akte zoals opgenomen in bijlage ID van deze cao. 3. De in het eerste lid bedoelde periode dient te eindigen vóór de datum waarop de zomervakantie van de instelling begint. 4. De functie leraar in opleiding omvat de in het vijfde lid aangegeven onderdelen van de taakkarakteristiek waarbij de zelfstandige uitoefening van die taken geleidelijk toeneemt tijdens het LIO-schap. 5. De taakkarakteristiek van de functie leraar in opleiding is het leren van het beroep leraar door middel van: a. het geven van onderwijs, alsmede de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden; b. algemene werkzaamheden, die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de instelling, zoals het deelnemen aan teamvergaderingen en het onderhouden van contacten met collega’s van de instelling, ouders, begeleidingsdiensten e.d.. c. het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken aan de instelling. 6. De omvang van het leeraandeel en de omvang van het arbeidsdeel binnen het dienstverband dienen aan elkaar gelijk te zijn gesteld. 7. Het salaris van de leraar in opleiding met een dienstverband wordt vastgesteld volgens bijlage IV.A van deze cao. 8. Tussen de leraar in opleiding, de werkgever en de lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven wordt een leerovereenkomst gesloten. 9. De leerovereenkomst bevat ten minste bepalingen over: x. xx xxxxxxxxxxx van de leraar in opleiding; b. dat deel van de eindtermen dat de leraar in opleiding tijdens het LIO-schap dient te realiseren en de beoordeling daarvan, alsmede de onderdelen genoemd in bijlage ID van deze cao (akte van aanstelling). 10. De leraar in opleiding stelt voor aanvang van de leerovereenkomst een leerwerkplan op. Het leerwerkplan wordt getoetst door: a. de lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven en b. de werkgever waar de leraar in opleiding is aangesteld. 11. De lerarenopleiding waar de leraar in opleiding is ingeschreven toetst het leerwerkplan aan de eindtermen van de opleiding. 12. De werkgever toetst het leerwerkplan voor zover het gaat om de werkzaamheden die verricht moeten worden. 13. De leraar in opleiding heeft geen recht op een tegemoetkoming woning-werkverkeer indien hij gebruik kan maken van een reisvoorziening als bedoeld in art. 3.7 van de Wet studiefinanciering 2000. 14. De artikelen 2.3, 4.5, 6.1 t/m 6.8, 6.13, 6.14, 6.17, 6.18, 6.33 en 8.10 tot en met 8.16, 8.18 t/m 8.23, 8A.6 en 8A.7 zijn niet van toepassing op de leraar in opleiding.