Data definitie

Data. Digitale informatie, op welke manier deze ook wordt gebruikt, opgeslagen of getoond. Bijvoorbeeld: teksten, cijfers, afbeeldingen, video’s, opnamen of software. Een persoon of rechtspersoon anders dan de in deze polisvoorwaarden genoemde verzekerden.
Data alle door U op de systemen zoals ingezet voor de levering van de Dienst opgeslagen gegevens dan wel door U middels de Dienst gegenereerde resultaten.
Data. De instellingen, (alarm)meldingen en status informatie van het Systeem. Deze data bevat geen persoonlijke gegevens.

Examples of Data in a sentence

  • Met betrekking tot de verzending van gegevens aan de DSO (zie ook bijlage 8): de infeedgegevens zullen op vraag worden gestuurd, terwijl de andere soorten van gegevens op het EDP (Electronic Data Platform van FLUXYS) ter beschikking zullen worden gesteld.


More Definitions of Data

Data. Elektronische gegevens die door een informatieverwerkende installatie kunnen worden gelezen, verwerkt of uitgevoerd.
Data alle gegevens die worden verwerkt met gebruikmaking van de Diensten.
Data alle gegevens en bestanden die door Klant worden verwerkt.
Data alle (persoons)gegevens die middels de dienst door eindgebruiker worden verwerkt en/of opgeslagen. Data kunnen afkomstig zijn van derde partijen.
Data de data die Klant, een afnemer van Klant of een eindgebruiker van de Diensten gedurende de looptijd van de Overeenkomst op apparatuur van Fundaments opslaat.
Data. Gegevens van een muteerbaar werkbestand, die vanaf een informatiedrager of door een informatieverwerkende installatie kunnen worden gelezen, verwerkt of uitgevoerd. Met een informatieverwerkende installatie bedoelen we niet systeem- en operatingprogramma’s. Data zijn ook de geheugenkaarten in camera's.
Data alle gegevens die door de Klant en/of een Gebruiker met gebruikmaking van de Software in de database van Fleks works zijn gezet, zoals gegevens van sollicitanten en uitzendkrachten;