Common use of Beoordeling van het geschil Clause in Contracts

Beoordeling van het geschil. 4.1. Artikel 21 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat opzegging van de overeenkomst door eiseres slechts zal plaatsvinden op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd kan worden deze overeenkomst te continueren, welke redenen – voorzover thans van belang – o.a. aanwezig kunnen worden geacht: a. wanneer de specialist ondanks waarschuwingen op ernstige wijze de plichten veronachtzaamt, welke deze overeenkomst hem oplegt; b. wanneer de specialist niet of niet meer de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te bezitten om zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten; d. wanneer de specialist de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat voortzetting van zijn werkzaamheid in het ziekenhuis redelijkerwijze van de stichting niet kan worden gevergd. 4.2. Zoals het Scheidsgerecht reeds enkele malen heeft overwogen, bevat genoemd artikel in de onderdelen a t/m d een enuntiatieve opsomming van de redenen welke als gewichtige redenen in de zin van dat artikel dienen te worden aangemerkt. Voor opzegging door de stichting is beslissend of er sprake is van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd kan worden de toelatingsovereenkomst te continueren. Het Scheidsgerecht zal derhalve dienen na te gaan of er in het onderhavige geval sprake is van dergelijke gewichtige redenen. 4.3. Beide partijen hebben zich voor hun standpunt beroepen op het rapport van drs. D. Volgens dat rapport zijn de huisartsen in de regio van oordeel dat verweerder een open houding heeft naar collega’s. Alles is bespreekbaar, contact, bereikbaarheid en berichtgeving zijn voldoende en in de laatste tijd ook beter geworden. Van hun patiënten krijgen de huisartsen te horen dat verweerder niet altijd even duidelijk is, niet altijd voldoende tijd zou nemen en niet goed zou luisteren. Zelf constateren zij dat de inhoud van de brieven die zij ontvangen niet altijd strookt met wat de patiënten vertellen. Een aantal huisartsen heeft – aldus het rapport – ‘geen vertrouwen (meer?)’ in verweerder en verwijzen naar naburige ziekenhuizen. ‘Gewezen werd op problemen ten aanzien van het postoperatieve beleid; met name ten aanzien van antistolling en het preventief geven van antibiotica.’ Samenvattend merkt de rapporteur op dat de inhoudelijke bezwaren niet erg goed onderbouwd zijn, noch van de zijde van de huisartsen noch van de zijde van het ziekenhuis. Maar het feit ligt er wel ‘dat er een evident teruglopend verwijzingsgedrag is. B heeft dus blijkbaar niet voldaan aan de verwachting de orthopedie in dit ziekenhuis te ontwikkelen.’ De voorzitter van de medische staf gaf de rapporteur te kennen dat de betrokkenheid van verweerder bij het ziekenhuis niet groot is, althans dat hij dit niet uitstraalt door bezoek aan o.a. stafvergaderingen en bijwonen van overleg directie-staf-maatschap. Als er problemen zijn zou verweerder een ‘slachtofferrol’ vertonen. Aan de staf is overigens ‘nooit iets gemeld van medisch-technische onvolkomenheden of intercollegiale problemen met het verzoek daarin te bemiddelen of een oordeel te geven’. De rapporteur tekent hierbij aan inmiddels van verweerder begrepen te hebben dat hij voor het bijwonen van stafvergaderingen dispensatie heeft gekregen en dat hij drie van de vier bijeenkomsten in het kader van het overleg directie-staf-maatschap heeft bijgewoond.

Appears in 1 contract

Samples: Geen Ontbinding Toelatingsovereenkomst

Beoordeling van het geschil. 4.14.1 De medisch inhoudelijke kwaliteiten van eisers staan niet ter discussie. Artikel 21 Centraal in dit geschil staat de vraag hoe de gesprekken van de raad van bestuur met ieder van eisers op 12 juli 2011 geduid moeten worden. Het feit dat eiser sub 1 inmiddels de toelatingsovereenkomst bepaalt heeft opgezegd tegen 1 mei 2012 staat aan de ontvankelijkheid van zijn vorderingen niet in de weg. Xxxxx heeft er nog steeds belang bij dat opzegging in een uitspraak van het Scheidsgerecht wordt vastgelegd wat de overeenkomst door eiseres slechts zal plaatsvinden op grond aard is geweest van gewichtige redenen zijn gesprek met de raad van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze bestuur van de stichting niet gevergd kan worden deze overeenkomst te continueren, welke redenen – voorzover thans van belang – o.a. aanwezig kunnen worden geacht: a. wanneer de specialist ondanks waarschuwingen op ernstige wijze de plichten veronachtzaamt, welke deze overeenkomst hem oplegt; b. wanneer de specialist niet of niet meer de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te bezitten om zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten; d. wanneer de specialist de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat voortzetting van zijn werkzaamheid in het ziekenhuis redelijkerwijze van de stichting niet kan worden gevergd12 juli 2011. 4.24.2 Het Scheidsgerecht constateert dat de raad van bestuur de gesprekken met eisers van 12 juli 2011 consequent heeft geduid als disciplinerende gesprekken conform het Reglement. Zoals Terecht hebben eisers aangevoerd dat aan de voorwaarden van het Scheidsgerecht reeds enkele malen heeft overwogen, bevat genoemd artikel in de onderdelen a t/m d een enuntiatieve opsomming Reglement voor het voeren van de redenen welke als gewichtige redenen disciplinerende gesprekken in de zin van dat artikel dienen Reglement niet was voldaan. Er was immers niet gebleken dat eisers niet akkoord gingen met een in overleg met het stafbestuur opgesteld plan van aanpak en geen medewerking wilden verlenen aan een verbetertraject. De stichting heeft dat in de onderhavige procedure niet betwist. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de gesprekken abusievelijk als disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement zijn aangeduid en dat de raad van bestuur niet de bedoeling heeft gehad deze gesprekken zo te duiden. Uitgaande van dat standpunt moet worden aangemerktgeconstateerd dat de raad van bestuur gesprekken met eisers heeft gevoerd die hij ten onrechte heeft aangeduid en tot aan de memorie van antwoord in deze procedure is blijven aanduiden als disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement. Voor opzegging door Het Scheidsgerecht is van oordeel dat de raad van bestuur en daarmee de stichting onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van eisers. De raad van bestuur heeft zelf aan eisers aangegeven het onderzoek naar de functioneringsvraag conform het Reglement te laten plaatsvinden en de instemming van eisers daarmee gevraagd. De eisers mochten verwachten dat de raad van bestuur verder in overeenstemming met dat Reglement zou handelen en met de nodige zorgvuldigheid. Daarmee verdraagt zich niet plotseling in afwijking van dat Reglement gesprekken te gaan voeren die niet passen in de conform dat Reglement te volgen procedure. Op zichzelf staat het de raad van bestuur vrij gesprekken te voeren met eisers buiten het Reglement om. De raad van bestuur zal dan wel duidelijk moeten maken dat zo’n gesprek gevoerd wordt buiten het kader van de lopende procedure volgens het Reglement. Dat heeft de raad van bestuur niet gedaan. Hij heeft eisers in de veronderstelling gebracht dat met hen disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement werden gevoerd en hen ook in die veronderstelling gelaten, zelfs in de brief van 22 augustus 2011 toen de onderhavige procedure al aanhangig was, terwijl toen al duidelijk was welke bezwaren eisers daartegen hadden. Het was onzorgvuldig de gevoerde gesprekken als disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement aan te duiden, terwijl zij dat in de visie van de raad van bestuur niet zijn. Die aanduiding heeft onmiskenbaar een negatieve lading, mede in aanmerking genomen dat volgens het Reglement voor zo’n gesprek slechts plaats is beslissend of er sprake nadat gebleken is dat het betrokken staflid niet de bereidheid heeft aan een verbetertraject mee te werken, wat ten aanzien van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze eisers niet was gebleken. 4.3 Nu de gesprekken op 12 juli 2011 in de visie van de stichting niet gevergd kan worden de toelatingsovereenkomst te continueren. Het Scheidsgerecht zal derhalve dienen na te gaan of er in het onderhavige geval sprake is van dergelijke gewichtige redenen. 4.3. Beide partijen hebben zich voor hun standpunt beroepen op het rapport van drs. D. Volgens dat rapport zelf geen disciplinerende gesprekken zijn de huisartsen geweest in de regio zin van oordeel het Reglement ziet het Scheidsgerecht, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding op dit punt de bij akte aanvulling van eis gevraagde verklaring voor recht te geven dat verweerder een open houding heeft naar collega’s. Alles is bespreekbaar, contact, bereikbaarheid en berichtgeving zijn voldoende en die gesprekken geen disciplinerende gesprekken in de laatste tijd ook beter gewordenzin van het Reglement zijn geweest. Van hun patiënten krijgen Voor zover de huisartsen te horen dat verweerder niet altijd even duidelijk is, niet altijd voldoende tijd zou nemen en niet goed zou luisteren. Zelf constateren zij vorderingen erop zijn gebaseerd dat de inhoud van gesprekken disciplinerende gesprekken in de brieven die zij ontvangen niet altijd strookt met wat de patiënten vertellen. Een aantal huisartsen heeft – aldus het rapport – ‘geen vertrouwen (meer?)’ in verweerder en verwijzen naar naburige ziekenhuizen. ‘Gewezen werd op problemen ten aanzien zin van het postoperatieve beleid; met name ten aanzien van antistolling en het preventief geven van antibiotica.’ Samenvattend merkt de rapporteur op Reglement zijn geweest zonder dat de inhoudelijke bezwaren niet erg goed onderbouwd zijn, noch van de zijde van de huisartsen noch van de zijde van het ziekenhuis. Maar het feit ligt er wel ‘dat er een evident teruglopend verwijzingsgedrag is. B heeft dus blijkbaar niet voldaan aan de verwachting voorwaarden daarvoor was voldaan (de orthopedie in dit ziekenhuis te ontwikkelen.’ De voorzitter van vorderingen onder a en b) zullen zij daarom worden afgewezen. Wat betreft de medische staf gaf de rapporteur te kennen dat de betrokkenheid van verweerder bij het ziekenhuis niet groot is, althans dat hij dit niet uitstraalt door bezoek aan o.a. stafvergaderingen en bijwonen van overleg directie-staf-maatschap. Als er problemen zijn zou verweerder een ‘slachtofferrol’ vertonen. Aan de staf is overigens ‘nooit iets gemeld van medisch-technische onvolkomenheden of intercollegiale problemen afspraken die met het verzoek daarin te bemiddelen of een oordeel te geven’. De rapporteur tekent hierbij aan inmiddels van verweerder begrepen te hebben dat hij voor het bijwonen van stafvergaderingen dispensatie heeft gekregen en dat hij drie van de vier bijeenkomsten eisers in het kader van de gesprekken zijn gemaakt geldt het volgende. Gezien de inhoud van het rapport van de commissie van onderzoek, kan niet worden gezegd dat er geen reden was om met eisers tot afspraken te komen gericht op verbetering van hun functioneren als individuele leden van de maatschap en van de maatschap als geheel. De raad van bestuur hoefde daarvoor niet eerst zelf onderzoek te doen naar het functioneren van eisers, omdat met eisers was afgesproken dat dat onderzoek overeenkomstig het Reglement door een commissie van onderzoek zou plaatsvinden. Dat het rapport zo evident ondeugdelijk is dat de raad van bestuur het niet tot uitgangspunt mocht nemen, valt uit hetgeen daaromtrent is gesteld en gebleken, niet af te leiden. Het gevorderde onder c zal daarom ook worden afgewezen. Voor het overige kunnen de bezwaren van de eisers tegen de inhoud en de wijze van totstandkoming van het rapport van de commissie van onderzoek onbesproken blijven, nu de ingestelde vorderingen daartoe geen aanleiding geven. Het is verder aan eisers te bepalen hoe zij met de gemaakte afspraken verder gaan en aan de raad van bestuur om daarin zijn standpunt te bepalen. Het Scheidsgerecht ziet geen grond te bepalen dat eisers niet langer uitvoering hoeven te geven aan de afspraken voor verbetering die zij hebben gemaakt. De desbetreffende vordering (onder d en volgens de akte aanvulling van eis) wordt daarom afgewezen. 4.4 De eisers hebben het Scheidsgerecht verzocht te bepalen dat de stichting de verklaring voor recht bekend dient te maken. Het Scheidsgerecht acht het gezien de handelwijze van de raad van bestuur redelijk dat het oordeel van het Scheidsgerecht bekend wordt gemaakt door de stichting aan degenen die in eerste instantie ook bekend waren met het feit dat de raad van bestuur deze gesprekken ging voeren met eisers. Dit betekent dat in elk geval het stafbestuur en de leden van de commissie van onderzoek op de hoogte dienen te worden gebracht door de stichting. Verder zal het Scheidsgerecht de stichting gebieden alle verwijzingen naar disciplinerende gesprekken op 12 juli 2011 in dossiers ofwel te verwijderen dan wel aan te vullen met de onderhavige uitspraak van het Scheidsgerecht. Het Scheidsgerecht vertrouwt erop dat de stichting dit alles in goed overleg directie-staf-maatschap heeft bijgewoondmet eisers doet binnen een redelijke termijn. De hierop betrekkende hebbende vorderingen onder e en in de akte aanvulling van eis zullen daarom worden toegewezen. 4.5 Het Scheidsgerecht ziet in de uitkomst van deze procedure reden de stichting te veroordelen tot betaling van de kosten van het Scheidsgerecht. Tevens acht het Scheidsgerecht gronden aanwezig voor een veroordeling van de stichting in (een tegemoetkoming in) de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van eisers.

Appears in 1 contract

Samples: Arbitration Agreement

Beoordeling van het geschil. 4.1. Artikel 21 4.1 Naar de kern genomen, moet in dit kort geding de vraag worden beantwoord of C. in redelijkheid eenzijdig de werkafspraken heeft mogen wijzigen en – als uitvloeisel van het daarop volgende conflict – de toelatingsovereenkomst bepaalt dat opzegging van de overeenkomst door eiseres slechts zal plaatsvinden op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd kan worden deze overeenkomst arts heeft mogen beletten werkzaamheden te continueren, welke redenen – voorzover thans van belang – o.a. aanwezig kunnen worden geacht: a. wanneer de specialist ondanks waarschuwingen op ernstige wijze de plichten veronachtzaamt, welke deze overeenkomst hem oplegt; b. wanneer de specialist niet of niet meer de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te bezitten om zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten; d. wanneer de specialist de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat voortzetting van zijn werkzaamheid verrichten in het ziekenhuis redelijkerwijze van de stichting niet kan worden gevergd. 4.2centrum. Zoals het Scheidsgerecht reeds enkele malen heeft overwogen, bevat genoemd artikel in de onderdelen a t/m d een enuntiatieve opsomming van de redenen welke als gewichtige redenen in de zin van dat artikel dienen te worden aangemerkt. Voor opzegging door de stichting De voorzitter is beslissend of er sprake is van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd kan worden de toelatingsovereenkomst te continueren. Het Scheidsgerecht zal derhalve dienen na te gaan of er in het onderhavige geval sprake is van dergelijke gewichtige redenen. 4.3. Beide partijen hebben zich voor hun standpunt beroepen op het rapport van drs. D. Volgens dat rapport zijn de huisartsen in de regio voorshands van oordeel dat verweerder dit niet het geval is in het licht van de tussen partijen geldende samenwerkingsovereenkomst. 4.2 De samenwerkingsovereenkomst heeft als uitgangspunt de wederzijdse inzet van mensen en middelen om gezamenlijk het centrum te exploiteren. Aan de samenwerkings- overeenkomst is geen nadere schriftelijk invulling gegeven. De samenwerking heeft in de loop van de jaren wel een open houding heeft naar collega’spraktische invulling gekregen. Alles Sinds de opening van het centrum in 2002 is bespreekbaarde praktijk geweest dat een neurochirurg, contactvanuit A., bereikbaarheid en berichtgeving zijn voldoende de arts, radiotherapeut, vanuit C., gezamenlijk en in goede onderlinge samenwerking de laatste tijd verantwoordelijkheid droegen voor de patiëntenzorg in het centrum. In die samenwerkingsrelatie lag het zwaartepunt van de radiotherapeutische werkzaamheden in het centrum bij de arts. Hij was tot voor kort drie dagen in de week werkzaam in het centrum. Dat het zwaartepunt bij de arts lag, is ook beter gewordenbegrijpelijk nu hij – en niet de andere leden van de maatschap Radiotherapie, zoals onvoldoende is weersproken door C. – vanwege zijn specifieke kennis en deskundigheid voor het centrum is aangetrokken. 4.3 In het licht van de samenwerkingsovereenkomst en de gegroeide praktijk past naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet een eenzijdige wijziging van werkafspraken door één van de samenwerkingspartners. Van hun patiënten krijgen C. had over de huisartsen door haar gewenste aanpassingen tijdig voorafgaand overleg moeten voeren met X., temeer nu de wijziging van de afspraken – zoals ter zitting is bevestigd – is ingegeven door een fundamenteel andere opvatting over de eindverantwoordelijkheid binnen het centrum en voor de patiëntenzorg. In de samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat de ‘functionele leiding’ is gelegen bij A.. Daargelaten de vraag wat onder die aanduiding exact moet worden begrepen, werd in de praktijk de medische verantwoordelijkheid tot 22 mei 2007 als een gezamenlijke verantwoordelijkheid opgevat en gedragen door beide medisch managers. Tot de standpuntwijziging van X. heeft dit ook nimmer tot problemen aanleiding gegeven. C. meent, in navolging van de maatschap Radiotherapie, dat het primaat voor de G - behandeling bij de radiotherapeut behoort te horen liggen en dat verweerder het daarom noodzakelijk is de radiotherapeutische inbreng in het centrum te verbreden en te versterken. Voorshands is de voorzitter niet altijd even duidelijk overtuigd van de noodzaak daartoe. De argumenten die C. ter ondersteuning van haar standpunt heeft aangedragen, betreffen voornamelijk het medisch- professioneel functioneren van de arts. Dat dit onder de maat zou zijn, is echter aangetoond noch aannemelijk gemaakt. De stellingen van C. op dit punt zijn onvoldoende gesubstantieerd. Al met al is niet aannemelijk geworden dat de situatie noopte tot doorvoering van de noodzakelijk geachte wijzigingen, en zeker niet zonder instemming van de samenwerkingspartner. 4.4 Wat die instemming betreft is, niet altijd voldoende tijd zou nemen en niet goed zou luisteren. Zelf constateren zij gebleken dat de inhoud wijzigingen in de werkverdeling door C. voorafgaand aan de besluitvorming door de maatschap op een behoorlijke wijze zijn voorgelegd aan de maatschap Neurochirurgie respectievelijk aan de raad van bestuur van A.. Gelet op de samenwerkingsovereenkomst, de mate van ingrijpendheid van de brieven die zij ontvangen niet altijd strookt met wat voorgestelde wijzigingen en de patiënten vertellenop dat moment bestaande verhoudingen was dit echter wel aangewezen. Een aantal huisartsen Vastgesteld moet worden dat de verhoudingen nadien in toenemende mate zijn verslechterd en dat het geschil verder is geëscaleerd. Hoewel beide partijen daarin een aandeel hebben gehad, is de voorzitter van oordeel dat het nalaten in open overleg te treden over de door C. noodzakelijk geachte wijzigingen in de organisatie van en taakverdeling binnen het centrum in belangrijke mate heeft – aldus het rapport – ‘geen vertrouwen (meer?)’ bijgedragen aan de verslechtering. 4.5 Op basis van de in verweerder geding gebrachte producties en verwijzen naar naburige ziekenhuizen. ‘Gewezen werd op problemen ten aanzien de ter zitting gegeven nadere toelichting moet worden aangenomen dat de escalatie van het postoperatieve beleid; conflict heeft geleid tot concrete risico’s voor de patiëntenzorg, mede omdat de spanningen op de werkvloer tot onaanvaardbare proporties waren opgelopen. Gelet hierop valt het besluit van X. om genoemde maten van de arts niet langer tot haar ziekenhuis toe te laten bij wijze van tijdelijke maatregel te billijken. Zoals ter zitting is toegelicht, vergt de behandeling met name ten aanzien het G naast specialistische kennis en deskundigheid ook uiterste concentratie van antistolling de behandelaars. Het toepassen van de behandeling zelf geeft reeds spanning, ook bij de betrokken behandelaars. Extra stress als gevolg van conflicten op de werkvloer is niet te tolereren. Dat de raad van bestuur, nadat haar concrete signalen bereikten over onaanvaardbare werkverhoudingen met risico’s voor de patiëntenzorg, een ingrijpende maatregel heeft genomen, ertoe strekkend dat vermijdbare stress is gereduceerd tot een in deze behandelcontext acceptabel niveau, acht de voorzitter onder deze omstandigheden te rechtvaardigen. Daarbij komt groot gewicht toe aan het gegeven dat A. eindverantwoordelijk is voor de veiligheid en kwaliteit van de patiëntenzorg in haar ziekenhuis, en dus ook in het preventief geven van antibiotica.’ Samenvattend merkt de rapporteur op centrum. Zij heeft die belangen begin juli 2008 terecht laten prevaleren, waarmee niet gezegd is dat de inhoudelijke bezwaren ontstane situatie louter op het conto van C. kan worden geschreven. 4.6 Het besluit van C. van 4 juli 2008 om met ingang van 10 juli 2008 alle medische en ondersteunende zorg aan het centrum te staken, kon in de gegeven omstandigheden, waarin de radiotherapeutische zorg in het centrum voor 100% wordt verzorgd door C., niet erg goed onderbouwd zijn, noch tot een ander gevolg leiden dan staking van de zijde zorgverlening en feitelijk sluiting van het centrum. C. wist dit of had dit moeten weten. Niet gebleken is dat C. de verstrekkende gevolgen van haar besluit voldoende heeft onderkend. Het nemen van een dergelijk besluit met dergelijke ingrijpende gevolgen zonder voorafgaand overleg kon naar het oordeel van de huisartsen noch voorzitter alleen worden gelegitimeerd indien sprake zou zijn geweest van een ernstige en acute bedreiging van de zijde kwaliteit van zorg dan wel een andere zeer dringende reden. Daarvan is echter niet gebleken. Zoals hiervoor onder 4.3 is overwogen, is het ziekenhuis. Maar het feit ligt er wel ‘dat er een evident teruglopend verwijzingsgedrag is. B heeft dus blijkbaar niet voldaan aan de verwachting de orthopedie in dit ziekenhuis te ontwikkelen.’ De voorzitter gestelde kwalitatieve tekortschieten van de arts niet aannemelijk gemaakt. Van een andere zeer dringende reden is niet gebleken. Het verschil van inzicht over de vraag wie de medische staf gaf zeggenschap en de rapporteur eindverantwoordelijkheid heeft of zou moeten hebben voor de behandelingen in het centrum is naar het oordeel van de voorzitter niet als een zodanige reden aan te kennen merken. Dit verschil van inzicht had langs andere weg tot een vergelijk kunnen en moeten worden gebracht op een wijze die de kwaliteit en continuïteit van de patiëntenzorg niet in gevaar zou hebben gebracht. 4.7 Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot het oordeel dat de betrokkenheid handelwijze van verweerder bij X., zowel het ziekenhuis niet groot is, althans dat hij dit niet uitstraalt door bezoek aan o.a. stafvergaderingen en bijwonen van overleg directie-staf-maatschap. Als er problemen zijn zou verweerder een ‘slachtofferrol’ vertonen. Aan de staf is overigens ‘nooit iets gemeld van medisch-technische onvolkomenheden of intercollegiale problemen met het verzoek daarin te bemiddelen of een oordeel te geven’. De rapporteur tekent hierbij aan inmiddels van verweerder begrepen te hebben dat hij voor het bijwonen van stafvergaderingen dispensatie heeft gekregen en dat hij drie willen doorvoeren van de vier bijeenkomsten gewijzigde werkwijze, als het besluit van 4 juli 2008, als onzorgvuldig jegens A. en de arts moet worden gekwalificeerd. Jegens A., omdat zij door het besluit van C. in de positie werd gebracht dat het niet langer mogelijk was op basis van de samenwerkingsovereenkomst met C. het centrum te exploiteren. En jegens de arts, nu het hem feitelijk onmogelijk is gemaakt zijn werkzaamheden in het kader van het overleg directie-staf-maatschap heeft bijgewoond.centrum uit te oefenen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, moet de weigering van

Appears in 1 contract

Samples: Vonnis in Kort Geding

Beoordeling van het geschil. 4.1. Artikel 21 4.1 De sluiting van de toelatingsovereenkomst bepaalt verloskamers op de locatie Z. per 12 juli 2010 voor de duur van drie weken levert volgens de verloskundigen door de daaraan verbonden risico’s een zodanige aantasting van de veiligheid van de patiëntenzorg op dat opzegging deze uit een oogpunt van verantwoorde zorgver- lening geen doorgang mag vinden. Daarmee is het spoedeisend belang van de vordering gege- ven. 4.2 Ingevolge artikel 3.8 van de overeenkomst door eiseres slechts zal plaatsvinden tussen partijen is de stichting gehouden tijdig het voorgenomen besluit tot sluiting van de afdeling verloskunde aan de verloskundigen te melden. Tegen deze contractuele achtergrond hebben de verloskundigen terecht aangevoerd dat de stich- ting gehouden was hun tijdig te informeren over de voorgenomen zomersluiting van de afdeling verloskunde op grond de locatie Z.. Aan deze verplichting heeft de stichting niet voldaan. De medede- ling op 5 juli 2010 kwam zo laat dat de verloskundigen geen adequate maatregelen meer kon- den nemen. Een behoorlijke nakoming van gewichtige redenen de overeenkomst leverde voor de stichting boven- dien de verplichting op met de verloskundigen vooraf overleg te plegen over de voorgenomen sluiting, al was het maar om voldoende rekening te kunnen houden met de daaraan voor de ver- loskundige zorg verbonden bezwaren. De stichting heeft de verloskundigen daarentegen zo kort voor het ingaan van zodanig klemmende aardhet besluit voor een voldongen feit gesteld, zodat zij, naar onbetwist is, zelf geen adequate maatregelen meer konden nemen. Ook dat redelijkerwijze is onzorgvuldig en in strijd met de overeenkomst als vorenbedoeld. 4.3 Het betoog van de stichting dat zij aan de overeenkomst voldoet door het aanbieden van de in artikel 3.2 bedoelde faciliteiten op de locatie S., kan niet gevergd worden gevolgd. Zoals uit artikel 2.2 van de overeenkomst blijkt, kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de locatie waarop de verloskundigen poliklinisch werkzaam zijn. Onweersproken staat vast dat de verloskundigen in de regio Z. (vrijwel) uitsluitend gebruik maakten van de locatie Z., zoals ook voor de hand ligt. Partijen hebben kennelijk aan de overeenkomst aldus een nadere invulling gegeven die in- houdt dat de stichting aan haar verplichtingen jegens de verloskundigen in de regio Z. op de lo- catie Z. moet voldoen. Zij kan deze locatie in redelijkheid niet naar eigen keuze vervangen door de locatie S.. Door dat wel te doen, schiet zij in de nakoming van de overeenkomst tekort, be- houdens voor zover die nakoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan wor- den verlangd. Daarbij verdient opmerking dat partijen zijn overeengekomen dat de stichting “naar vermogen” aan haar verplichtingen te dezer zake behoeft te voldoen. 4.4 Xxxxxx dan de verloskundigen hebben doen aanvoeren, betekent dit laatste niet dat de stichting overmacht moet aantonen. Gelet op de inhoud en strekking van de overeenkomst moet “naar vermogen “ aldus worden verstaan dat de stichting niet tot meer is gehouden dan in redelijkheid van haar kan worden verlangd. Met andere woorden: van verweerster kan niet worden geëist dat zij de verloskamers openhoudt ook als zij alleen nog met een onevenredig zware inspanning daartoe in staat is. In dit verband speelt een rol dat de stichting niet alleen heeft te letten op het belang van de verloskundigen bij het openhouden van de verloskamers maar ook op alle andere in haar ziekenhuis noodzakelijke activiteiten, en dat zij in staat moet zijn een afweging te ma- ken die alle omstandigheden in aanmerking genomen tot de meest verantwoorde zorg leidt in de vakantieperiode, die nu eenmaal de afwezigheid van veel personeel met zich brengt. 4.5 De stichting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij grote personeelsproblemen heeft met het aanbieden van de vereiste verloskundige zorg op twee locaties in de komende vakantiewe- ken.. Voorts zijn onvoldoende kinderartsen beschikbaar en zijn de kinderartsen op de locatie S. niet bereid (en in staat) hun collega’s op de locatie Z. gedurende zes weken te vervangen. De beschikbaarheid van kinderartsen is uiteraard een essentiële voorwaarde. Bij een verdeling van de “pijn” is, naar de stichting heeft doen aanvoeren, de gekozen oplossing van het achtereen- volgens sluiten van beide afdelingen gedurende drie weken, waardoor voor beide afdelingen de sluitingsperiode beperkt wordt gehouden, voor iedereen behalve voor de verloskundigen de meest aanvaardbare. Deze oplossing kan rekenen op steun van alle aan de ziekenhuizen verbon- den zorgverleners. Voorshands moet van de juistheid hiervan worden uitgegaan. 4.6 Onder deze overeenkomst te continuerenomstandigheden is de vordering van de verloskundigen bij een afweging van de over en weer betrokken belangen alleen toewijsbaar als het besluit van de stichting tot zodanig nadelige gevolgen voor de verloskundigen leidt, welke redenen – voorzover thans met name, zoals zij deze hebben geschetst, voor de kwaliteit van belang – o.ade zorg en de veiligheid van hun patiënten, dat deze als onaanvaardbaar moeten worden beschouwd. aanwezig kunnen worden geacht: a. wanneer Dat het besluit voor de specialist ondanks waarschuwingen praktijkvoering van de verloskundigen be- zwaarlijk is, is voorshands meer dan voldoende aannemelijk. De verloskundigen moeten hun werkzaamheden gedurende drie weken verrichten op ernstige wijze een voor hen niet bekende locatie, die in een aantal gevallen op grotere afstand ligt dan de plichten veronachtzaamtlocatie Z. en meer tijd van hen vergt. Zij moe- ten uit voorzorg eerder kiezen voor een poliklinische bevalling dan anders het geval is en zij moeten ermee rekening houden dat bij acute problemen mogelijk meer tijd verloren gaat dan onder normale omstandigheden. Daar staat tegenover dat de stichting aan enkele bezwaren van de verloskundigen tegemoet is gekomen, welke deze overeenkomst hem oplegt; b. wanneer onder meer door zelf zonder extra kosten en met be- houd van de specialist niet of niet meer honorering van de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te bezitten om zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten; d. wanneer de specialist de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat voortzetting van zijn werkzaamheid verloskundigen poliklinische bevallingen door zorgverleners in het ziekenhuis redelijkerwijze te laten verrichten en door al het mogelijke te doen om in acute situaties en in noodgevallen voldoende zorg veilig te stellen. Nu voorshands is komen vast te staan dat i) het aantal bevallingen waarbij de verloskundigen nadelen en risico’s vrezen, verhoudingsge- wijs gering is (normaal gesproken niet meer dan tien bevallingen per week, waarbij dit aantal nog wel zal toenemen door meer poliklinische bevallingen, maar ook dan nog niet zeer groot zal zijn) en ii) de risico’s ook beperkter lijken te zijn dan de verloskundigen hebben aangevoerd (in vele gevallen zullen de aanrijdtijden niet substantieel afwijken van die naar Z. en voor de acute si- tuaties en de noodsituaties zijn naar het zich laat aanzien voldoende voorzieningen getroffen) en iii) de stichting de belangen van de verloskundigen zoveel mogelijk heeft ontzien (onder meer door financiële compensatie te bieden), moet worden aangenomen dat geen sprake is van on- aanvaardbare gevolgen of risico’s. Mede gelet op de beleidsvrijheid van het bestuur van de stichting en de bereidheid over mogelijke problemen en complicaties met de verloskundigen overleg te plegen, bestaat voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening niet kan een toereikende grond. Daarbij verdient nog opmerking dat namens de stichting uitdrukkelijk is verklaard dat zij deze zomersluiting beschouwt als een onvermijdelijk incident dat in komende jaren als dat maar enigszins mogelijk is zal worden gevergdvoorkomen. De stichting neemt dus niet een voorschot op een permanente “zomersluiting” met alle daaraan verbonden bezwaren voor de verloskundigen. 4.2. Zoals 4.7 Hoewel de verloskundigen wat de uitkomst van dit geding betreft in het Scheidsgerecht reeds enkele malen heeft overwogenongelijk worden ge- steld, bevat genoemd artikel dient de stichting veroordeeld te worden in de onderdelen a t/m d een enuntiatieve opsomming van de redenen welke als gewichtige redenen in de zin van dat artikel dienen te worden aangemerktkosten. Voor opzegging door Als de stichting tijdig informatie had verstrekt en overleg had gepleegd zoals de overeenkomst van haar verlangt, had dit geding waarschijnlijk vermeden kunnen worden en in elk geval is beslissend of er sprake is van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd kan worden ernstig tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens de toelatingsovereenkomst te continueren. Het Scheidsgerecht zal derhalve dienen na te gaan of er in het onderhavige geval sprake is van dergelijke gewichtige redenenverloskundigen. 4.3. Beide partijen hebben zich voor hun standpunt beroepen op het rapport van drs. D. Volgens dat rapport zijn de huisartsen in de regio van oordeel dat verweerder een open houding heeft naar collega’s. Alles is bespreekbaar, contact, bereikbaarheid en berichtgeving zijn voldoende en in de laatste tijd ook beter geworden. Van hun patiënten krijgen de huisartsen te horen dat verweerder niet altijd even duidelijk is, niet altijd voldoende tijd zou nemen en niet goed zou luisteren. Zelf constateren zij dat de inhoud van de brieven die zij ontvangen niet altijd strookt met wat de patiënten vertellen. Een aantal huisartsen heeft – aldus het rapport – ‘geen vertrouwen (meer?)’ in verweerder en verwijzen naar naburige ziekenhuizen. ‘Gewezen werd op problemen ten aanzien van het postoperatieve beleid; met name ten aanzien van antistolling en het preventief geven van antibiotica.’ Samenvattend merkt de rapporteur op dat de inhoudelijke bezwaren niet erg goed onderbouwd zijn, noch van de zijde van de huisartsen noch van de zijde van het ziekenhuis. Maar het feit ligt er wel ‘dat er een evident teruglopend verwijzingsgedrag is. B heeft dus blijkbaar niet voldaan aan de verwachting de orthopedie in dit ziekenhuis te ontwikkelen.’ De voorzitter van de medische staf gaf de rapporteur te kennen dat de betrokkenheid van verweerder bij het ziekenhuis niet groot is, althans dat hij dit niet uitstraalt door bezoek aan o.a. stafvergaderingen en bijwonen van overleg directie-staf-maatschap. Als er problemen zijn zou verweerder een ‘slachtofferrol’ vertonen. Aan de staf is overigens ‘nooit iets gemeld van medisch-technische onvolkomenheden of intercollegiale problemen met het verzoek daarin te bemiddelen of een oordeel te geven’. De rapporteur tekent hierbij aan inmiddels van verweerder begrepen te hebben dat hij voor het bijwonen van stafvergaderingen dispensatie heeft gekregen en dat hij drie van de vier bijeenkomsten in het kader van het overleg directie-staf-maatschap heeft bijgewoond.

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis

Beoordeling van het geschil. 4.15.1. Artikel 21 De klacht richt zich tegen makelaar M.B., verbonden aan het makelaarskantoor Makelaars- en Assurantiekantoor De B B.V., te E; deze is lid van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat opzegging NVM en aangesloten bij de afdeling 22 Zwolle. De Raad van Toezicht Noord NVM is derhalve bevoegd om van de overeenkomst door eiseres slechts zal plaatsvinden op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze klacht kennis te nemen. 5.2. Bij de beoordeling van de stichting onderhavige klacht neemt de Raad als uitgangspunt dat niet gevergd kan worden deze overeenkomst te continuerenklagers, welke redenen – voorzover thans van belang – o.a. aanwezig kunnen worden geacht: a. wanneer maar de specialist ondanks waarschuwingen op ernstige wijze de plichten veronachtzaamt, welke deze overeenkomst hem oplegt; b. wanneer de specialist niet of niet meer de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te bezitten om zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten; d. wanneer de specialist de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat voortzetting van zijn werkzaamheid in het ziekenhuis redelijkerwijze eigenaren van de stichting door hen gekochte woning de makelaar een opdracht tot bemiddeling hadden verstrekt. De makelaar had derhalve primair de taak de belangen van haar opdrachtgever te behartigen en niet kan worden gevergddie van klagers. 4.25.3. Zoals het Scheidsgerecht reeds enkele malen heeft overwogenDe Raad neemt voorts als uitgangspunt dat klagers weliswaar zelf NVM-makelaar zijn, bevat genoemd artikel maar in dit geval uitdrukkelijk hebben aangegeven niet in hun functie te heb- ben opgetreden, maar als privépersonen, geïnteresseerd in de onderdelen a t/m d aankoop van een enuntiatieve opsomming woning. 5.4. Het verwijt dat klagers de makelaar maken in verband met het bijvoegen van de redenen welke als gewichtige redenen in verkeerde vragenlijst bij de zin concept koopovereenkomst, acht de Raad van Toe- zicht Noord gegrond. Het bijsluiten van een verkeerde bijlage is op zichzelf geen reden voor tuchtrechtelijk ingrijpen, maar daarbij komt dat artikel dienen te worden aangemerkt. Voor opzegging door de stichting is beslissend of er sprake is van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd kan worden zijde makelaar naar het oordeel van de toelatingsovereenkomst te continuerenRaad onvoldoende serieus is gereageerd op de bij klagers ontstane onzekerheid na hun signalering dat er blijkbaar twee verschillende vra- genlijsten in omloop waren. Het Scheidsgerecht zal derhalve dienen na te gaan of er in het onderhavige geval sprake De Raad is van dergelijke gewichtige redenen. 4.3. Beide partijen hebben zich voor hun standpunt beroepen op het rapport van drs. D. Volgens dat rapport zijn de huisartsen in de regio van oordeel dat verweerder de makelaar in een open houding heeft naar collega’sderge- lijk geval adequaat en efficiënt moet reageren en de fout voortvarend moet (laten) herstellen. Alles Daarvan is bespreekbaarin deze zaak geen sprake, contact, bereikbaarheid omdat de makelaar aanvankelijk jegens klagers bleef volhouden dat er maar één vragenlijst was. Dit betekent dat in dit opzicht de communicatie en berichtgeving zijn voldoende en in de laatste tijd ook beter geworden. Van hun patiënten krijgen de huisartsen te horen dat verweerder niet altijd even duidelijk is, niet altijd voldoende tijd zou nemen en niet goed zou luisteren. Zelf constateren zij dat de inhoud organisatie op het kantoor van de brieven die zij ontvangen makelaar niet altijd strookt op orde was en dat is niet in overeenstemming met wat onderdeel 1 van de patiënten vertellenErecode NVM. 5.5. Een aantal huisartsen heeft – aldus het rapport – ‘geen vertrouwen (meer?)’ in verweerder en verwijzen naar naburige ziekenhuizen. ‘Gewezen werd op problemen ten Ten aanzien van het postoperatieve beleid; met name ten aanzien van antistolling en het preventief geven van antibiotica.’ Samenvattend merkt de rapporteur op verwijt dat de inhoudelijke bezwaren kadastrale kaart aanvankelijk niet erg goed onderbouwd zijnklopte en vervolgens door de makelaar met de hand is bijgewerkt, noch oordeelt de Raad als volgt. Uit hetgeen partijen hebben gesteld, blijkt dat de situatie ter plekke voor wat betreft de bebouwing en de perceelgrens al lange tijd niet is gewijzigd. Uiteraard is het wenselijk dat de kadastrale kaart de juiste situatie weergeeft, maar de Raad vindt niet dat het zonder meer op de weg van de zijde makelaar ligt om deze situatie te corrigeren. Mede gezien het feit dat de makelaar voor de verkopers optrad, heeft zij naar het oordeel van de huisartsen noch Raad kunnen volstaan met zich ervan te verzekeren dat de problematiek bij klagers bekend was. Klagers hadden, naar het oordeel van de zijde Raad, zelf een belang en de mogelijkheid om met het Kadaster contact op te ne- men om de situatie aldaar te corrigeren. Er bestond geen reden om aan te nemen dat de situatie ter plaatse afweek van hetgeen in het ziekenhuisKadaster was geregistreerd indien men de bij het Kadaster gemaakte fout buiten beschouwing laat. Maar Dit klacht- onderdeel acht de Raad dan ook ongegrond. 5.6. De Raad onderschrijft het feit ligt er wel ‘uitgangspunt van klagers, dat er een evident teruglopend verwijzingsgedrag is. B heeft dus blijkbaar niet voldaan aan de verwachting de orthopedie in dit ziekenhuis te ontwikkelen.’ De voorzitter makelaar bij het vast- stellen van de medische staf gaf woonoppervlakte van een woonhuis volgens voorschrift van de rapporteur te kennen NVM gebruik moet maken van de meetinstructie volgens NEN 2580. Vaststaat dat de betrokkenheid makelaar deze instructie niet heeft toegepast, maar is afgegaan op de maten, als vermeld op een bouwtekening. Mede gezien de onduidelijkheden omtrent de her- komst en betrouwbaarheid van verweerder bij deze tekening, acht de Raad het ziekenhuis niet groot is, althans gerechtvaar- digd dat hij de makelaar de meergenoemde meetinstructie niet heeft toegepast. Ook dit niet uitstraalt door bezoek aan o.a. stafvergaderingen en bijwonen van overleg directie-staf-maatschap. Als er problemen zijn zou verweerder een ‘slachtofferrol’ vertonen. Aan klachtonderdeel acht de staf is overigens ‘nooit iets gemeld van medisch-technische onvolkomenheden of intercollegiale problemen met het verzoek daarin te bemiddelen of een oordeel te geven’. De rapporteur tekent hierbij aan inmiddels van verweerder begrepen te hebben dat hij voor het bijwonen van stafvergaderingen dispensatie heeft gekregen en dat hij drie Raad dan ook gegrond als inbreuk op onderdeel 1 van de vier bijeenkomsten in het kader van het overleg directie-staf-maatschap heeft bijgewoondErecode NVM.

Appears in 1 contract

Samples: Verkoopovereenkomst

Beoordeling van het geschil. 4.15.1. Artikel 21 De klacht richt zich tegen makelaar D te H; deze is aangesloten bij de NVM en bij de afdeling X. Xx Xxxx van Toezicht te Zwolle is derhalve bevoegd om van de toelatingsovereenkomst bepaalt klacht kennis te nemen. 5.2. De Raad van Toezicht constateert dat opzegging klager met name voor wat betreft het voortgezet gebruik van de overeenkomst het door eiseres slechts zal plaatsvinden hem verkochte perceel grond blijkbaar een andere verwachting had dan op grond van gewichtige redenen de koopovereenkomst met de gemeente ge- rechtvaardigd was. Mede uit hetgeen klager ter zitting heeft aangevoerd, maar vooral door het lange stilzwijgen van zodanig klemmende aardklager daarover, concludeert de Raad dat redelijkerwijze de klachtonderdelen a en c afgeleiden zijn van het onderdeel b waar voor klager dui- delijk het zwaartepunt ligt. 5.3. De Raad van Toezicht is van oordeel dat de in de koopakte vastgelegde afspraken helder zijn geformuleerd. De Raad van Toezicht beschouwt het verwijt dat de ge- realiseerde koopprijs te laag is als ondergeschikt aan het verwijt dat de afspraken omtrent het voortgezet gebruik niet op juiste wijze in de koopovereenkomst zou- den zijn verwoord. Indien dit anders zou zijn, had het immers voor de hand gele- gen dat klager zijn klacht omtrent de te lage koopprijs in een veel eerder stadium had ingediend. De Raad van Toezicht concludeert dat klager genoegen heeft ge- nomen met deze lagere koopprijs, omdat hem gedurende een aantal jaren het voortgezet gebruik is toegezegd en dat juist het feit dat klager eerder moest ont- ruimen dan in zijn visie was afgesproken, de aanleiding was voor zijn klacht dat de verkoopprijs te laag was. De Raad van Toezicht meent dan ook dat ten aanzien van de stichting niet gevergd kan worden deze overeenkomst te continueren, welke redenen – voorzover thans van belang – o.a. aanwezig kunnen worden geacht: a. wanneer de specialist ondanks waarschuwingen op ernstige wijze de plichten veronachtzaamt, welke deze overeenkomst hem oplegt; b. wanneer de specialist niet of niet meer de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te bezitten om zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten; d. wanneer de specialist de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat voortzetting van zijn werkzaamheid in het ziekenhuis redelijkerwijze van de stichting niet kan worden gevergd. 4.2. Zoals het Scheidsgerecht reeds enkele malen heeft overwogen, bevat genoemd artikel in de onderdelen a t/m d een enuntiatieve opsomming van de redenen welke als gewichtige redenen in de zin van dat artikel dienen te worden aangemerkt. Voor opzegging door de stichting is beslissend of er verkoopprijs geen sprake is van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze enig verwijtbaar handelen aan de zijde van de stichting niet gevergd kan worden de toelatingsovereenkomst te continueren. Het Scheidsgerecht zal derhalve dienen na te gaan of er in het onderhavige geval sprake is van dergelijke gewichtige redenenmakelaar. 4.35.4. Beide partijen hebben zich De Raad van Toezicht kan niet uitsluiten dat de regeling voor hun standpunt beroepen op het rapport van drs. D. Volgens dat rapport zijn de huisartsen voortgezet gebruik, zoals die in de regio koopakte is opgenomen, uiteindelijk niet geheel overeenstemt met hetgeen klager wenste hoezeer de tekst van de regeling ook helder is. Daarbij is uiteraard van doorslaggevend belang in hoeverre klager aan de makelaar duidelijk heeft aangegeven wat zijn wensen waren. In dat kader hecht de Raad van Toezicht grote waarde aan het feit dat klager op 12 juli 2006 een brief met opmerkingen op de koopakte heeft gezonden aan de makelaar, welke brief is opgesteld na overleg van klager met een adviseur. Naar het oordeel van de Raad van Toezicht mocht de makelaar erop vertrouwen dat verweerder een open houding heeft naar collega’s. Alles is bespreekbaar, contact, bereikbaarheid en berichtgeving zijn voldoende en in de laatste tijd ook beter geworden. Van hun patiënten krijgen de huisartsen te horen dat verweerder niet altijd even duidelijk is, niet altijd voldoende tijd zou nemen en niet goed zou luisteren. Zelf constateren zij dat klager de inhoud van de brieven die zij ontvangen niet altijd strookt met wat de patiënten vertellen. Een aantal huisartsen heeft – aldus het rapport – ‘geen vertrouwen (meer?)’ in verweerder en verwijzen naar naburige ziekenhuizen. ‘Gewezen werd op problemen ten aanzien van het postoperatieve beleid; met name ten aanzien van antistolling en het preventief geven van antibiotica.’ Samenvattend merkt de rapporteur op dat de inhoudelijke bezwaren niet erg goed onderbouwd zijn, noch van de zijde van de huisartsen noch van de zijde van het ziekenhuis. Maar het feit ligt er wel ‘dat er een evident teruglopend verwijzingsgedrag is. B heeft dus blijkbaar niet voldaan aan de verwachting de orthopedie in dit ziekenhuis te ontwikkelen.’ De voorzitter van de medische staf gaf de rapporteur te kennen dat de betrokkenheid van verweerder bij het ziekenhuis niet groot iskoopakte begreep, althans dat hij dit niet uitstraalt de door bezoek klager ingeschakelde adviseur dat deed, en dat klager de door hem en zijn adviseur gewenste wijzigingen uitputtend aan o.a. stafvergaderingen en bijwonen van overleg directie-staf-maatschap. Als er problemen zijn zou verweerder een ‘slachtofferrol’ vertonen. Aan de staf is overigens ‘nooit iets gemeld van medisch-technische onvolkomenheden of intercollegiale problemen met het verzoek daarin te bemiddelen of een oordeel te geven’makelaar had doorgegeven. De rapporteur tekent hierbij aan inmiddels Raad van verweerder begrepen Toezicht weegt daarbij tevens mee dat klager aangeeft zelf zakenman te hebben zijn. De makelaar kon en hoefde dan ook niet te weten dat klager blijkbaar an- dere verwachtingen had dan op grond van de tekst van de (concept) koopakte was gerechtvaardigd. Naar het oordeel van de Raad van Toezicht treft de makelaar ook in dit opzicht geen verwijt. 5.5. Naar het oordeel van de Raad van Toezicht is afdoende komen vast te staan dat alle betrokkenen in 2006 op de hoogte waren van het feit dat de bedoeling van de gemeente was om een project te realiseren op het perceel van klager en de daaraan grenzende percelen en dat zij niet zelf als projectontwikkelaar zou gaan optreden. Nu nergens uit blijkt dat klager niet wilde dat het onderhavige perceel ooit in handen zou komen van enige projectontwikkelaar in het algemeen of het Bouwfonds in het bijzonder, kan het de makelaar niet verweten worden dat hij voor geen clausule ter zake in de koopakte heeft opgenomen. Dat de gemeente het bijwonen onderhavige perceel na korte tijd heeft doorverkocht aan het Bouwfonds, was dus geen verrassing en is geen omstandigheid, die aan de makelaar kan worden verweten. 5.6. De Raad van stafvergaderingen dispensatie heeft gekregen en dat hij drie van Toezicht acht de vier bijeenkomsten klacht dan ook in het kader van het overleg directie-staf-maatschap heeft bijgewoondal zijn onderdelen ongegrond.

Appears in 1 contract

Samples: Real Estate Purchase Agreement

Beoordeling van het geschil. 4.1. Artikel 21 4.1 De tussen partijen gesloten toelatingsovereenkomst bevat in artikel 23 een regeling van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat opzegging gronden en de wijze van de overeenkomst opzegging. Opzegging door eiseres verweerster kan slechts zal plaatsvinden op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, aard dat redelijkerwijze redelijkerwijs van de stichting verweerster niet gevergd kan worden deze overeenkomst te continueren. Verweerster heeft bij brief van 30 mei 2013 aan eiser meegedeeld het voorgenomen besluit te hebben op die grond de toelating van eiser te beëindigen. In deze brief heeft verweerster voor de opzegging een groot aantal redenen vermeld. Op de twee belangrijkste redenen wordt hierna ingegaan. Deze vormen een voldoende grondslag voor de opzegging van de toelatingsovereenkomst. Niet alle door verweerster aan eiser gemaakte verwijten zijn voldoende komen vast te staan, welke doch dat behoeft geen afzonderlijke bespreking. Volgens eiser is geen enkele van de in de brief vermelde redenen juist. Uit de weergave van de onder 2 vermelde feiten voorzover thans van belang die slechts een selectie vormen uit de overgelegde producties o.a. aanwezig kunnen worden geacht:volgt dat dit standpunt niet houdbaar is. a. wanneer 4.2 De eerste reden voor de specialist ondanks waarschuwingen op ernstige wijze de plichten veronachtzaamt, welke deze overeenkomst hem oplegt; b. wanneer de specialist niet of niet meer de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te bezitten om zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten; d. wanneer de specialist opzegging is dat de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat voortzetting van zijn werkzaamheid de oogartsen in het ziekenhuis redelijkerwijze van verweerster al heel lang zeer te wensen overlaat en dat de problemen in de samenwerking onoplosbaar zijn gebleken. Verweerster heeft aangevoerd dat deze problemen zich vanaf 2000 in verschillende verschijningsvormen hebben voorgedaan, doch het Scheidsgerecht acht alleen de laatste periode, van 2008 tot 2013, van belang. Hoewel eiser erkent dat er problemen bestaan, heeft hij betoogd dat de oogartsen vakinhoudelijk goed samenwerken. Xxxxx gaat echter geheel voorbij aan alle vergeefse pogingen die door de raad van bestuur in het werk zijn gesteld om de samenwerking tussen de oogartsen te verbeteren. Zowel uit het rapport van de stichting visitatiecommissie in 2011 als de daarop volgende rapporten van M./N. en P./Q. blijkt dat de problemen zijn blijven voortduren en dat bij de oogartsen onvoldoende bereidheid bestaat mee te werken aan de noodzakelijke veranderingen en verbeteringen. Het Scheidsgerecht verwijst ook naar de onder 2.15 genoemde memo van 8 april 2013, die vermeldt dat er “ernstige en diepgaande problemen zijn met de samenwerking die leiden tot een sfeer van onveiligheid en intimidatie”. Xxxxx meent dat daarmee niet vaststaat dat hij is tekortgeschoten omdat hij niet als de oorzaak van de problemen wordt aangewezen, doch hij miskent daarmee dat hij als een van de betrokken oogartsen juist wel verantwoordelijk is voor het bereiken van een structureel goede samenwerking en dat hij daarin ernstig is tekortgeschoten. Dat die goede samenwerking nog steeds ontbreekt, staat vast. De collega’s van eiser hebben aan de raad van bestuur te kennen gegeven dat de situatie inderdaad onhoudbaar is geworden. Bij de mondelinge behandeling is door de voorzitter van het stafbestuur bevestigd dat ondanks alle pogingen een goede samenwerking tussen de oogartsen onmogelijk is en dat eiser een van de oogartsen is die deze samenwerking belemmert. Twee andere oogartsen hebben een regeling met verweerster bereikt en de vierde zal in het ziekenhuis werkzaam blijven. De rvb heeft hiermee de belangrijkste aanbeveling opgevolgd: wijziging van de samenstelling van de maatschap als enige oplossing voor anders niet meer oplosbare problemen in de samenwerking. 4.3 De tweede reden voor de opzegging betreft het gedrag en de attitude van eiser jegens patiënten en personeel van de afdeling. Verweerster heeft aan de hand van een groot aantal met schriftelijke stukken gestaafde voorbeelden laten zien dat eiser gedurende een lange periode in een aantal opzichten ernstig is tekortgeschoten in de zorgvuldigheid die van hem als medisch specialist mocht worden verwacht. Eiser is met grote regelmaat te laat aan zijn spreekuur begonnen en liet patiënten onnodig lang wachten, was soms niet bereikbaar en gedroeg zich als de spreekuren uitliepen op een onbehoorlijke manier tegenover patiënten door hen in hoog tempo en zonder de noodzakelijke uitleg te behandelen. Het is ook ruim voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser zich tegenover het personeel van de afdeling vaak intimiderend gedroeg en dat hij volstrekt niet openstond voor, of kon omgaan, met kritiek op zijn (onbehoorlijke) wijze van handelen. Deze kritiek is fundamenteel en consistent geuit gedurende een bepaalde periode. Verweerster heeft aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van meldingen vanaf enig moment het gevolg is geweest van het feit dat het personeel zich niet meer veilig voelde omdat de namen van klagers bekend bleken te zijn geworden. Xxxxx heeft niets gedaan met de kritiek op zijn functioneren en heeft ook in deze procedure ontkend dat hij zich onbehoorlijk heeft gedragen. Verweerster heeft een zeer uitvoerige verklaring overgelegd van mevrouw X., die vanaf 1 januari 2009 afdelingshoofd is van de polikliniek oogheelkunde op de locatie waar eiser werkzaam is. Xxxxx heeft de juistheid van die verklaring met klem bestreden, doch het Scheidsgerecht acht, ook als ten aanzien van de gegeven voorbeelden de lezing van eiser daarover gevolgd wordt, het algemene beeld dat van het gedrag van eiser gegeven wordt nog steeds aannemelijk. Dat beeld houdt in dat eiser zich veel te weinig gelegen laat liggen aan de kritiek op zijn gedrag en aan de in het ziekenhuis geldende normen betreffende de kwaliteit van de patiëntenbehandeling door onheuse bejegening en eigengereid gedrag. De raad van bestuur heeft meer dan voldoende inspanningen gepleegd om eiser tot een andere attitude te bewegen en is daarin niet geslaagd omdat eiser het daartoe noodzakelijke zelfinzicht en de wil tot verandering kennelijk ontbeert. In het bijzonder acht het Scheidsgerecht het niet aannemelijk dat, zoals eiser veronderstelt, hier sprake is van een samenspanning tegen eiser vanuit de raad van bestuur en het personeel van de afdeling. Daarvoor zijn de signalen te talrijk en divers en hebben zij voldoende concreet betrekking op bepaalde gedragingen van eiser, en omspannen zij ook een veel te lange periode, terwijl deze signalen ondersteuning krijgen in de rapporten die inmiddels zijn uitgebracht door onafhankelijke onderzoekers. Het is uiterst onwaarschijnlijk dat verweerster tracht een beeld in het leven te roepen dat op alleen op onwaarheid en subjectieve belevingen berust. Daartoe zou verweerster dan gedurende een reeks van jaren welbewust een dossier moeten hebben opgebouwd dat alleen de bedoeling heeft gehad eiser uit het ziekenhuis te verwijderen. Daarbij had verweerster geen enkel belang. De reorganisatie van de afdeling oogheelkunde is noodzakelijk geworden omdat de problemen van die afdeling mede door de negatieve opstelling van eiser onoplosbaar zijn geworden. Significant voor die opstelling is dat xxxxx op herhaalde verzoeken van een lid van de raad van bestuur om de situatie met hem te bespreken niet is ingegaan en vervolgens via zijn toenmalige advocaat eisen is gaan stellen aan de raad van bestuur. 4.4 De mede door xxxxx veroorzaakte problemen in de samenwerking en het feit dat eiser er niet in is geslaagd ondanks voortdurende kritiek zijn onheuse en onbehoorlijke bejegening van patiënten en personeel te verbeteren, zijn voldoende gewichtige redenen voor de opzegging. Daar komt dan nog bij dat zijn verhouding met het hoofd van de afdeling duurzaam is verstoord, dat de raad van bestuur geen enkel vertrouwen meer in hem heeft en dat het stafbestuur van oordeel is dat voor de bestaande problemen geen andere oplossing meer mogelijk is dan het vertrek van xxxxx. Onder deze omstandigheden is sprake van een duurzame verstoring van de goede verhoudingen die nodig zijn om als medisch specialist verantwoord in het ziekenhuis te kunnen werken en de kwaliteit van zorg te bieden die van hem kan worden gevergdverlangd. Die conclusie blijft gehandhaafd ondanks het feit dat eiser op een aantal punten terecht heeft aangevoerd dat de door verweerster aan hem gemaakte verwijten in het geheel niet zijn komen vast te staan of niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. In het bijzonder het ernstige verwijt dat eiser met betrekking tot patiënten zich schuldig zou maken aan discriminerende behandeling berust naar het oordeel van het Scheidsgerecht niet op een voldoende feitelijke grondslag. 4.24.5 Dit betekent dat de overige aan eiser gemaakte verwijten onbesproken kunnen blijven, met dien verstande dat de aan eiser gemaakte verwijten over zijn declaratiegedrag (rijbewijskeuringen en kosten van lenzen) los van het antwoord op de vraag of eiser onjuist heeft gehandeld, laten zien dat eiser er moeite mee heeft zich te houden aan aanwijzingen van de raad van bestuur. Zoals In zoverre dienen zij dus als ondersteuning van het Scheidsgerecht reeds algemene beeld dat eiser zich op geen enkele malen wijze laat sturen en niet in staat is zijn gedrag te veranderen zoals van hem mag worden verlangd. Of eiser zich aan onjuist declaratiegedrag heeft overwogenzich schuldig gemaakt, bevat genoemd artikel is onduidelijk gebleven. 4.6 Bij een rechtsgeldige opzegging waarbij de contractuele termijn van zes maanden in de onderdelen a t/m d een enuntiatieve opsomming acht is genomen, bestaat geen grond voor toekenning van schadevergoeding behoudens bijzondere omstandigheden die erop wijzen dat van de redenen welke als gewichtige redenen in die tot de zin van dat artikel dienen te worden aangemerkt. Voor opzegging door de stichting is beslissend of er sprake is van gewichtige redenen van zodanig klemmende aardhebben geleid, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd ook aan verweerster een verwijt kan worden de toelatingsovereenkomst gemaakt of voor haar risico komen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Verweerster heeft lang pogingen gedaan eiser te continuerenbewegen tot een betere samenwerking en tot een verandering van zin gedrag en attitude. Het Scheidsgerecht zal derhalve dienen na Dat eiser meent dat onduidelijk is wat verweerster hiermee op het oog had, is een bevestiging van zijn onvermogen in te gaan of er in zien dat hij als medisch specialist tekortgeschoten is op het onderhavige geval sprake is gebied van dergelijke gewichtige redenensamenwerking en bejegening. Dat eiser een kundig oogarts is, staat niet ter discussie. 4.34.7 Nu verweerster zelf het initiatief heeft genomen de afdeling oogheelkunde onder te brengen in een samenwerking met de T.-Clinics, dient zij ervoor in te staan dat aan eiser zijn goodwill wordt vergoed. Beide partijen hebben zich Xxxxx heeft immers terecht aangevoerd dat verweerster in feite hierdoor over zijn praktijk, althans de goodwill die daaraan is verbonden, beschikt. Verweerster kan aan eiser zijn goodwill vergoeden of ervoor zorgen dat een derde deze aan eiser betaalt, maar voor hun standpunt beroepen op het rapport geval deze derde in gebreke blijft bij de nakoming zal het Scheidsgerecht bepalen dat verweerster de gebruikelijke goodwill aan eiser dient te voldoen. 4.8 Met inachtneming van drs. D. Volgens dat rapport zijn de huisartsen in de regio al het voorstaande is het Scheidsgerecht van oordeel dat verweerder een open houding verweerster ten opzichte van eiser niet onzorgvuldig heeft naar collega’sgehandeld. Alles De gevolgde procedure is bespreekbaar, contact, bereikbaarheid en berichtgeving zijn voldoende en geheel in de laatste tijd ook beter geworden. Van hun patiënten krijgen de huisartsen te horen dat verweerder niet altijd even duidelijk is, niet altijd voldoende tijd zou nemen en niet goed zou luisteren. Zelf constateren zij dat de inhoud overeenstemming met het bepaalde in artikel 23 van de brieven die zij ontvangen niet altijd strookt met wat toelatingsovereenkomst. 4.9 Eiser zal de patiënten vertellen. Een aantal huisartsen heeft – aldus het rapport – ‘geen vertrouwen (meer?)’ in verweerder en verwijzen naar naburige ziekenhuizen. ‘Gewezen werd op problemen ten aanzien kosten van het postoperatieve beleid; met name ten aanzien van antistolling en Scheidsgerecht voor zijn rekening moeten nemen. Voor het preventief geven van antibioticaoverige zullen partijen in redelijkheid ieder de eigen kosten moeten dragen.’ Samenvattend merkt de rapporteur op dat de inhoudelijke bezwaren niet erg goed onderbouwd zijn, noch van de zijde van de huisartsen noch van de zijde van het ziekenhuis. Maar het feit ligt er wel ‘dat er een evident teruglopend verwijzingsgedrag is. B heeft dus blijkbaar niet voldaan aan de verwachting de orthopedie in dit ziekenhuis te ontwikkelen.’ De voorzitter van de medische staf gaf de rapporteur te kennen dat de betrokkenheid van verweerder bij het ziekenhuis niet groot is, althans dat hij dit niet uitstraalt door bezoek aan o.a. stafvergaderingen en bijwonen van overleg directie-staf-maatschap. Als er problemen zijn zou verweerder een ‘slachtofferrol’ vertonen. Aan de staf is overigens ‘nooit iets gemeld van medisch-technische onvolkomenheden of intercollegiale problemen met het verzoek daarin te bemiddelen of een oordeel te geven’. De rapporteur tekent hierbij aan inmiddels van verweerder begrepen te hebben dat hij voor het bijwonen van stafvergaderingen dispensatie heeft gekregen en dat hij drie van de vier bijeenkomsten in het kader van het overleg directie-staf-maatschap heeft bijgewoond.

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis

Beoordeling van het geschil. 4.15.1. Artikel 21 De klacht richt zich tegen [beklaagde] te [plaats]; hij is lid van de toelatingsovereenkomst bepaalt NVM en aangesloten bij de afdeling 22 Zwolle. De Raad NVM is derhalve bevoegd om van de klacht kennis te nemen. 5.2. Bij zijn beoordeling neemt de Raad als uitgangspunt dat de makelaar de belangen van zijn opdrachtgever, de verkoper dus, diende te behartigen. Dit neemt echter niet weg dat hij diende te waken voor onjuiste beeldvorming bij klaagster en dat van hem in dat kader mag worden verwacht dat hij volledige en juiste informatie over het te verkopen object geeft. 5.3. Voor de continuïteit en daarmee de waarde van de onderhavige onderneming is het essentieel over de locatie te kunnen (blijven) beschikken in de vorm van een huurovereenkomst tussen (nieuwe) exploitant en pandeigenaar. Het gegeven dat de lopende huurovereenkomst is opgezegd en nog slechts enkele maanden looptijd kent, is naar het oordeel van de Raad cruciaal, omdat daarmee een procedure tot indeplaatsstelling materieel zinloos was geworden als alternatief voor het bereiken van overeenstemming met de verhuurders over een nieuwe huurovereenkomst. De positie van een huurder is in onderhandelingen met de verhuurder aanzienlijk sterker als partijen weten dat die nieuwe huurder bij gebrek aan overeenstemming gebruik kan maken van de wettelijke regeling tot indeplaatsstelling, waarbij hij in de rechten van de oude huurder treedt als aan de wettelijke vereisten is voldaan. Ook als de verhuurder daar bezwaren tegen heeft. 5.4. De Raad constateert dat de makelaar het feit dat de lopende huurovereenkomst was opgezegd, bewust heeft verzwegen. In zijn verweerschrift merkt hij daarover op: “Het klopt dat noch door mij, noch door [de Verkoper] is aangegeven dat de huurovereenkomst was opgezegd door Xxxxxxxxxx. Dit is ook heel bewust gedaan. Op het moment in de onderhandelingen dat bekend zou zijn dat de huurovereenkomst was opgezegd, zou er geen onderhandelingspositie meer zijn.” 5.5. Anders dan de makelaar is de Raad van oordeel dat een cruciaal gegeven als het feit dat de huurovereenkomst betreffende de te verkopen onderneming is opgezegd, tot de informatie behoort die de makelaar dient te verstrekken aan een gegadigde, nu die een essentieel belang heeft bij de (voortzetting) van) de huur. Daarbij weegt de Raad mee dat de opzegging van de huurovereenkomst voor klaagster niet kenbaar kon zijn, bijvoorbeeld door raadpleging van de openbare registers of eigen onderzoek en zij ter zake dus afhankelijk was van de door de verhuurders en de makelaar (namens de verkoper) te verstrekken informatie. Met name tijdens de bespreking met de verhuurders, voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst betreffende de onderneming, had het op de weg van de makelaar gelegen, om klaagster te informeren omtrent de opzegging van de huurovereenkomst. Dit klemt temeer nu tijdens die bespreking wel de huurovereenkomst ter tafel is gebracht, maar het feit dat die overeenkomst was opgezegd, door eiseres slechts zal plaatsvinden alle betrokkenen (bewust) is verzwegen. 5.6. Daarmee is klaagster naar het oordeel van de Raad voor wat betreft de waardering van haar (onderhandelings)positie bij het waarborgen van continuïteit bij de huur bewust op het verkeerde been gezet. Op basis van de tekst van de huurovereenkomst mocht zij immers concluderen dat die nog tot 1 maart 2025 zou lopen. Het handelen van de verhuurders ter zake is niet aan beoordeling door de Raad onderworpen, maar het handelen van de makelaar wel. Het had naar het oordeel van de Raad op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze artikel 1 van de stichting niet gevergd kan worden deze overeenkomst te continueren, welke redenen – voorzover thans van belang – o.a. aanwezig kunnen worden geacht: a. wanneer Erecode op de specialist ondanks waarschuwingen op ernstige wijze de plichten veronachtzaamt, welke deze overeenkomst hem oplegt; b. wanneer de specialist niet of niet meer de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te bezitten om zijn praktijk uit te oefenen of voort te zetten; d. wanneer de specialist de samenwerking binnen het ziekenhuis zodanig bemoeilijkt dat voortzetting van zijn werkzaamheid in het ziekenhuis redelijkerwijze weg van de stichting niet kan worden gevergdmakelaar gelegen om, ervoor te waken dat klaagster in de onjuiste veronderstelling bleef verkeren dat de weg van de indeplaatsstelling voor haar een reële optie was om voor een langere periode continuïteit in de huur te bereiken, gegeven het voor de verkoop essentiële karakter daarvan. 4.25.7. Zoals het Scheidsgerecht reeds enkele malen heeft overwogen, bevat genoemd artikel in Weliswaar stelt de onderdelen a t/m d een enuntiatieve opsomming van de redenen welke als gewichtige redenen in de zin van makelaar dat artikel dienen te worden aangemerkt. Voor opzegging door de stichting is beslissend of er sprake is van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van de stichting niet gevergd kan worden de toelatingsovereenkomst te continueren. Het Scheidsgerecht zal derhalve dienen na te gaan of er in het onderhavige geval sprake is van dergelijke gewichtige redenen. 4.3. Beide partijen hebben zich voor hun standpunt beroepen op het rapport van drs. D. Volgens dat rapport zijn de huisartsen in de regio van oordeel dat verweerder een open houding heeft naar collega’s. Alles is bespreekbaar, contact, bereikbaarheid en berichtgeving zijn voldoende en in de laatste tijd ook beter geworden. Van hun patiënten krijgen de huisartsen te horen dat verweerder niet altijd even duidelijk is, niet altijd voldoende tijd zou nemen en niet goed zou luisteren. Zelf constateren zij dat de inhoud van de brieven die zij ontvangen niet altijd strookt met wat de patiënten vertellen. Een aantal huisartsen heeft – aldus het rapport – ‘geen vertrouwen (meer?)’ in verweerder en verwijzen naar naburige ziekenhuizen. ‘Gewezen werd op problemen hij ten aanzien van klaagster steeds heeft aangegeven dat er sprake zou moeten zijn van een nieuwe huurovereenkomst en is de indeplaatsstelling niet ter sprake gekomen, maar dat verweer verwerpt de Raad als onvoldoende onderbouwd. Met name het postoperatieve beleid; met name ten aanzien van antistolling en feit dat in de koopovereenkomst (in artikel 7.3) expliciet over indeplaatsstelling wordt gesproken, maakt dat dit verweer niet opgaat. 5.8. De Raad acht het preventief geven van antibiotica.’ Samenvattend merkt de rapporteur op irrelevant of nu wel of niet volledige overeenstemming is bereikt over een nieuwe huurovereenkomst. Het gaat erom dat de inhoudelijke bezwaren niet erg goed onderbouwd zijnpositie van klaagster in onderhandelingen met de verhuurders omtrent die nieuwe huurovereenkomst sterker was geweest, noch indien zij daadwerkelijk op een procedure tot indeplaatsstelling had kunnen terugvallen. Nu klaagster eerst na het sluiten van de zijde overeenkomst duidelijk werd dat dat niet het geval was, klaagt zij er naar het oordeel van de huisartsen noch Raad terecht over dat door het verzwijgen van het feit van de zijde opzegging haar onderhandelingspositie jegens de verhuurders achteraf zwakker bleek dan zij bij het aangaan van het ziekenhuisde koopovereenkomst mocht verwachten. 5.9. Maar Juist het feit ligt er wel ‘dat er een evident teruglopend verwijzingsgedrag is. B heeft dus blijkbaar niet voldaan aan de verwachting makelaar aangeeft dat de orthopedie in dit ziekenhuis te ontwikkelen.’ De voorzitter onderhandelingspositie van zijn opdrachtgever nadelig beïnvloed zou worden door het prijsgeven van de medische staf gaf de rapporteur te kennen informatie dat de betrokkenheid huurovereenkomst was opgezegd, illustreert dat ook de makelaar en verkoper dat hebben ingezien en had naar het oordeel van verweerder bij het ziekenhuis niet groot is, althans dat hij dit niet uitstraalt door bezoek aan o.a. stafvergaderingen en bijwonen van overleg directie-staf-maatschap. Als er problemen de Raad reden moeten zijn zou verweerder een ‘slachtofferrol’ vertonen. Aan de staf is overigens ‘nooit iets gemeld van medisch-technische onvolkomenheden of intercollegiale problemen met het verzoek daarin om die informatie wel te bemiddelen of een oordeel te geven’verstrekken. De rapporteur tekent hierbij aan inmiddels van verweerder begrepen te hebben dat hij voor het bijwonen van stafvergaderingen dispensatie heeft gekregen en dat hij drie verzwakking van de vier bijeenkomsten onderhandelingspositie van de verkoper zit hem immers in het kader opzeggen zelf en niet in het verzwijgen daarvan. 5.10. De Raad concludeert dat de makelaar bewust een verkeerd en onjuist beeld bij klaagster heeft laten ontstaan betreffende de status van de huurovereenkomst door het overleg directie-staf-maatschap heeft bijgewoondverzwijgen van essentiële informatie. Dit levert naar het oordeel van de Raad een schending op van artikel 1 van de Erecode. Daarom oordeelt de Raad de klacht gegrond en zal de maatregel van berisping worden opgelegd.

Appears in 1 contract

Samples: Real Estate Transaction