Restitutie Indien binnenhavengeld is voldaan voor een bepaalde termijn en het gebruik van de Haven eindigt voordat deze termijn is verstreken, wordt geen restitutie verleend van het te veel betaalde bedrag.
Premierestitutie Bij tussentijdse beëindiging heeft u recht op restitutie van de premie over de termijn dat de verzekering niet meer van kracht is.
Informatie-uitwisseling De provincie Antwerpen verbindt zich ertoe om gegevens die nuttig zijn voor het uitoefenen van de opdrachten van het EVAP aan het EVAP ter beschikking te stellen.
Beoordeling 1. Over de wijze waarop de werknemer zijn functie heeft uitgeoefend en over zijn gedragingen tijdens de uitoefening van die functie wordt periodiek een beoordeling opgemaakt. 2. De werkgever stelt regels vast voor beoordelingen. 3. De werknemer is verplicht de beoordeling voor gezien te ondertekenen.
Premievaststelling Wij stellen vóór iedere nieuwe verzekeringstermijn de premie voor dat verzekeringsjaar vast. Deze premiewijziging beschouwen we niet als een wijziging van de verzekering zoals omschreven in het hoofdstuk Herziening van tarieven en/of voorwaarden.
Locatie Artikel 1 lid 8 Maatregelen in het kader van arbeidsongeschiktheid Artikel 60 e.v.
Werknemers 1. De gebruiker staat ervoor in dat de door hem in te zetten werknemers goed opgeleid en vakbekwaam zijn, de Nederlandse taal zodanig beheersen dat zij de voor een goede uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijke instructies begrijpen en op de hoogte zijn van de inhoud van het werkprogramma. 2. Bij duurovereenkomsten zal de gebruiker op verzoek van de wederpartij de namen, voornamen en woonplaatsen van de door hem ten behoeve van de wederpartij ingezette werknemers doorgeven aan de wederpartij evenals iedere wijziging in de bezetting. Het voorgaande geldt met inachtneming van de wettelijke bepalingen inzake privacybescherming. 3. Alle werknemers hebben de instructie zich te conformeren aan de algemeen bij de wederpartij geldende huisregels, voor zover deze huisregels tijdig aan de gebruiker of de werknemers bekend zijn gemaakt. 4. De wederpartij zal alle voorkomende vragen met betrekking tot de werknemers schriftelijk aan de gebruiker stellen. 5. Het is de wederpartij niet toegestaan om tijdens de looptijd van de overeenkomst, evenals gedurende een periode van 6 maanden na einde daarvan, aan werknemers van de gebruiker een arbeidsovereenkomst aan te bieden of deze werknemers op enigerlei andere wijze, direct of indirect en buiten de gebruiker om, in te schakelen voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de wederpartij. 6. Indien de werknemer zelf pogingen in het werk stelt om voor of via de wederpartij anders dan voor of via de gebruiker werkzaamheden te gaan verrichten, moet de wederpartij de gebruiker daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen, gevolgd door een schriftelijke bevestiging hiervan aan de gebruiker. 7. Bij overtreding door de wederpartij van het bepaalde in de leden 5 en 6 is de wederpartij aan de gebruiker een onmiddellijk en volledig opeisbare boete van € 4.500,00 per overtreding verschuldigd. Een en ander laat onverlet het recht van de gebruiker op vergoeding van de daadwerkelijk geleden schade. 8. De in dit artikel opgenomen beperkingen inzake overname van werknemers van de gebruiker gelden niet indien dwingendrechtelijke wettelijke bepalingen of bepalingen in een van toepassing zijnde CAO zich hiertegen verzetten.
De beoordeling Welke vraag moet de commissie beantwoorden? 3.1 Alhoewel het partijdebat zich met name heeft toegespitst op de externe registraties, vat de commissie de klacht van de consument ook zo op dat zij ook de vraag moet beantwoorden of de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument in de interne registers mocht registreren.1 Daarmee hangt ook samen de vraag of de verzekeraar de verschillende verzekeringen mocht beëindigen en daarvan melding mocht maken in de verschillende registers. 3.2 De commissie is van oordeel dat de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument ten onrechte in de verschillende registers heeft opgenomen. Dat betekent dat de verzekeraar de registraties uit de registers moet verwijderen. Het oordeel van de commissie zal hierna worden toegelicht. Eerst zal het juridisch kader worden geschetst waarna de zaak aan de hand van dit toetsingskader zal worden beoordeeld. 3.3 Omdat deze registraties grote gevolgen hebben voor consumenten, is de commissie van oordeel dat verzekeraars niet zonder goede reden persoonsgegevens mogen opnemen in de genoemde registers. Er worden dan ook terecht hoge eisen gesteld aan die reden(en). De eisen voor registratie in het Incidentenregister en het EVR zijn opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: ‘het Protocol’, zie bijlage). 3.4 Artikel 5.2.1 van het Protocol bepaalt onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden opgenomen in het EVR. Vereist is dat er een zwaardere verdenking tegen de consument bestaat dan alleen maar een redelijk vermoeden van schuld aan de fraude, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Een strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene is niet vereist.2 Het uitgangspunt is dat de verzekeraar moet kunnen aantonen dat in voldoende mate vaststaat dat de gedraging van de consument de kwalificatie strafbaar feit kan dragen. Dit betekent dat alleen een verdenking van fraude niet genoeg is, hier moet ook enig bewijs voor zijn. De verzekeraar moet dus goede redenen hebben de gegevens te registreren en hij moet dat ook voldoende kunnen onderbouwen. Het is aan de verzekeraar te bewijzen dat hiervan sprake is. 1 Er is bij het invullen van het klachtformulier immers geen sprake van ‘het formuleren van een vordering’. Door het indienen van dat formulier wordt een klacht in volle omvang aan de Geschillencommissie voorgelegd, zie HR 17 november 1995, NJ 0000/000 (Xxxxx/Xxxxx) en art. 47 lid 2 onder h van het reglement. 2 Zie Hoge Raad 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, overweging 4.4 (te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx). 3.5 De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de consument hem opzettelijk heeft misleid door te proberen een dubbele uitkering te verkrijgen voor het verlies van één en dezelfde verlovingsring, terwijl hij daar geen recht op had. De consument heeft een uitvoerige verklaring gegeven, zoals weergegeven bij de nummers 2.5 t/m 2.12, voor de door de verzekeraar geconstateerde merkwaardigheden. De consument ontkent dat hij betrokken is geweest bij het indienen van de claim bij de reisverzekeraar. 3.6 De verzekeraar is er op basis van de aangevoerde argumenten niet in geslaagd de commissie ervan te overtuigen dat de consument heeft geprobeerd ter zake de verlovingsring een dubbele uitkering te krijgen. De commissie is van oordeel dat de verzekeraar onvoldoende naar voren heeft gebracht om vast te kunnen stellen dat de consument wist dat zijn verloofde al een claim bij de reisverzekeraar had ingediend. Evenmin is vast komen te staan dat de consument zelf de claim bij de reisverzekeraar heeft ingediend. In het licht van de consistente verklaringen van de consument, met name daar waar het gezamenlijke gebruik van de computer en de periode van ziekte en rouw betreft, acht de commissie niet in voldoende mate vaststaan dat de consument betrokken was bij of wetenschap had van de eerdere claim. De commissie neemt daarbij mee dat de consument ook ter zitting desgevraagd het een en ander op een consistente wijze heeft opgehelderd, niet is gebleken dat de consument tegenstrijdig heeft verklaard en niet valt uit te sluiten dat het is gegaan zoals de consument heeft verklaard. 3.7 Dat de consument in eerste instantie stellig heeft verklaard dat hij aan het sterfbed van zijn vader de verlovingsring had gezien, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op de situatie waarin de consument zich destijds bevond, is het denkbaar dat hij ook daadwerkelijk in die veronderstelling verkeerde. De commissie kan zich voorts voorstellen dat de houding van de verzekeraar in deze kwestie voor de consument reden is geweest om zijn verloofde geen verklaring te laten afleggen. Niet weersproken is dat dit ook het advies is geweest van zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Daarbij acht de commissie van belang dat de consument ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn om erover na te denken zijn verloofde alsnog een verklaring te laten afleggen. 3.8 De verzekeraar stelt zich tot slot op het standpunt dat de consument bij e-mail van 14 januari 2022 heeft erkend dat hij heeft gefraudeerd. Gelet op de context waarin voornoemde e-mail door de consument is verstuurd, is de commissie echter van oordeel dat hierin geen erkenning van de consument besloten ligt. 3.9 De commissie is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd. Dit brengt mee dat niet is voldaan aan de vereisten die het Protocol stelt om tot registratie in het EVR over te gaan. De verzekeraar is dan ook onterecht overgegaan tot het registreren van de persoonsgegevens van de consument in het EVR en dient die registratie te verwijderen. 3.10 Vervolgens is de vraag aan de orde of de registratie in het Incidentenregister wel mag worden gehandhaafd. De commissie oordeelt dat ook de registratie in het Incidenten- register moet worden doorgehaald. Er is niet langer voldaan aan artikel 3.1.1 van het Protocol. Nu niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd, zijn de geregistreerde gegevens niet langer ter zake dienend. De registratie draagt niet langer bij aan het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van strafbare gedragingen, en ook niet kan worden gezegd dat de registratie anderszins nog kan bijdragen aan de in artikel 4.1.1 Protocol omschreven doelen. 3.11 Op grond van artikel 4.2.3 van het Protocol worden de gegevens in het Incidenten- register uitgewisseld met functionarissen werkzaam bij de daartoe ingerichte coördinatiefuncties van het Verbond van Verzekeraars, te weten het fraudeloket. Dit is het CBV. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient de verzekeraar de melding van de incidentenregistratie aan het CBV in te trekken.
Opruiming Opruiming van bovengronds aanwezige verzekerde zaken op de locatie waar de verzekerde zaken zijn gedekt en op de direct aangrenzende percelen van die locatie, voor zover deze opruiming - het noodzakelijke gevolg is van een gedekte schade en - niet is begrepen in de vastgestelde schadeomvang. Onder opruiming te verstaan afbreken, wegruimen, afvoeren, storten en vernietigen.
Tariefwijziging A. Als de maatschappij haar tarief wijzigt, heeft zij het recht om deze tariefwijziging vanaf de volgende jaarlijkse premievervaldag op dit contract toe te passen. B. Als de verzekeringnemer ten minste vier maanden vóór de jaarlijkse vervaldag op de hoogte wordt gebracht van de wijziging, heeft hij het recht om het contract ten minste drie maanden vóór deze vervaldag op te zeggen. Het contract eindigt daardoor op deze vervaldag. C. Als de verzekeringnemer minder dan vier maanden vóór de jaarlijkse vervaldag op de hoogte wordt gebracht van de wijziging, heeft hij het recht om het contract op te zeggen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de verzending van de kennisgeving van de wijziging. Het contract eindigt daardoor bij afloop van een termijn van een maand, te rekenen van de dag na de betekening, van de datum van het ontvangstbewijs of bij een aangetekende brief van het ter post afgeven van deze aangetekende brief, maar ten vroegste op de jaarlijkse vervaldag. D. De mogelijkheid van opzegging vastgesteld in B. en C. hiervoren bestaat niet wanneer de tariefverhoging uit een wettelijke of reglementaire bepaling voortvloeit.