Facturatie en betaling 10.1 Tenzij in de Overeenkomst een betaling in termijnen is overeen gekomen, geschieden betalingen eerst na prestatie, oplevering en goedkeuring van het Werk en wel als volgt: 95% van de voor het Werk verschuldigde vergoeding na goedkeuring (inclusief ontvangst factuur) en de resterende 5% na het verstrijken van de onderhoudstermijn, indien en voor zover er sprake is van een onderhoudstermijn. Indien geen onderhoudstermijn is overeengekomen wordt de verschuldigde vergoeding na goedkeuring van het Werk (inclusief ontvangst factuur) in zijn geheel voldaan. Xxxxxxxx volgt binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur, die voldoet aan de voorwaarden als gesteld in lid 2 van dit artikel. In afwijking van artikel 6:119a BW geldt als schadevergoeding bij niet tijdige betaling de wettelijke rente zoals omschreven in artikel 6:119 BW. 10.2 De factuur in enkelvoud dient gesteld te worden op naam van Opdrachtgever, tenzij anders is overeen gekomen. De factuur dient verder te voldoen aan fiscale wet- en regelgeving en vergezeld te gaan van de (kopie) opdracht- en werkbon met een specificatie naar materiaalkosten, uren en uurtarieven en eventuele overige kosten en een duidelijke omschrijving van het uitgevoerde Werk. De betalingsverplichtingen rusten op Opdrachtgever. Vastgoedmanager kan nimmer door Opdrachtnemer tot enige betaling uit welke hoofde dan ook worden aangesproken. Opdrachtgever kan de feitelijke betaling aan Opdrachtnemer laten uitvoeren door Xxxxxxxxxxxxxxx zonder enige aanspraak van Opdrachtnemer jegens Vastgoedmanager. Opdrachtgever is bevoegd betalingen te doen middels verrekening, ook met eventuele vorderingen op Opdrachtnemer of een daarmede gelieerde (rechts)persoon uit andere hoofde dan die uit de Overeenkomst. 10.3 Indien het uitgevoerde Werk niet voldoet aan de Overeenkomst heeft Opdrachtgever het recht de betaling geheel of gedeeltelijk op te schorten totdat conform Overeenkomst is gepresteerd. Is correcte nakoming blijvend onmogelijk, wordt betaling opgeschort totdat (in rechte) vaststaat welke (deel)betaling verschuldigd is. Opdrachtgever is over de tussenliggende periode geen (wettelijke) rente verschuldigd. 10.4 In geval van een Overeenkomst met een looptijd langer dan 1 jaar dienen facturen in ieder geval twee maanden voor het verstrijken van het contractjaar door Opdrachtgever ontvangen te zijn. 10.5 Overschrijding van een betalingstermijn door Opdrachtgever of niet-betaling van een factuur op grond van vermoedelijke inhoudelijke onjuistheid daarvan of in geval van ondeugdelijkheid van het gefactureerde geeft Opdrachtnemer niet het recht zijn werkzaamheden op te schorten dan wel te beëindigen. 10.6 Facturen die niet aan het in dit artikel bepaalde voldoen, worden geretourneerd. Ten aanzien van facturen welke meer dan twee maanden na datum van uitvoering worden ontvangen, is Opdrachtgever niet tot betaling gehouden, behoudens bijzondere niet aan Opdrachtnemer toe te rekenen op voorhand schriftelijk aan Opdrachtgever kenbaar gemaakte redenen. 10.7 Op aangeven van Opdrachtgever dient Opdrachtnemer op zijn facturen te vermelden dat de omzetbelasting wordt verlegd, tenzij de belastingdienst die ter zake bevoegd is, schriftelijk heeft medegedeeld dat ten aanzien van het Werk de verleggingsregeling omzetbelasting niet van toepassing is. Het voorgaande is eveneens niet van toepassing voor een opdracht tot het uitsluitend leveren van zaken.
Facturatie 1. De facturen van Opdrachtnemer dienen te voldoen aan de eisen uit artikel 35a van de Wet op de Omzetbelasting 1968. Daarnaast dient Opdrachtnemer op de facturen duidelijk en overzichtelijk te vermelden: a. de datum van uitreiking; b. een opeenvolgend nummer, met één of meer reeksen, waardoor de factuur eenduidig wordt geïdentificeerd; c. de naam en het adres van Opdrachtgever; d. de naam en het adres van Opdrachtnemer; e. of de verleggingsregeling met betrekking tot de omzetbelasting al dan niet van toepassing is en in het laatste geval het bedrag van de omzetbelasting; f. het btw-identificatienummer van Opdrachtnemer; g. het btw-identificatienummer van Opdrachtgever, als de btw-afdracht naar Opdrachtgever is verlegd. h. de factuurbedragen, gesplitst voor elk tarief en vervolgens onderverdeeld in eenheidsprijs en eventuele toegepaste kortingen. i. Het nummer of kenmerk, voor zover aanwezig, van de overeenkomst waarvoor Xxxxxxxxxxxxx de gefactureerde prestatie(s) heeft verricht; j. Het tijdvak(ken) waarin die prestatie(s) zijn verricht; k. De benaming of het kenmerk van het werk waarop de betaling betrekking heeft; l. Indien van toepassing: het nummer van de g-rekening van Opdrachtnemer; m. de omvang van de loonkosten en (separaat) het percentage loonheffingen van het loonbedrag. 2. Opdrachtnemer dient bij iedere factuur een specificatie van gewerkte uren bij te voegen. Ten aanzien van ingezette werknemers dient in de specificatie opgave te worden gedaan van de burgerservicenummers van deze werknemers en van de dagen en uren gedurende welke deze werknemers werkzaamheden hebben verricht. Ook dient Opdrachtnemer een document te overleggen waaruit blijkt dat hij recht heeft op betaling, zoals bijvoorbeeld een getekende uitvoerdersbon. 3. Opdrachtgever zal facturen slechts betalen nadat het werk of het gedeelte van het werk waarop een termijnbetaling betrekking heeft door hem is goedgekeurd en de facturen daarnaast voldoen aan de eisen uit dit artikel.
De rekening Van de uitgevoerde werkzaamheden wordt een gespecificeerde rekening afgegeven.
Dekkingsperiode De dekking van het contract heeft uitwerking voor schade overkomen tijdens de periode waarin zij van kracht is.
REPARATIECLAUSULE NIETIGHEDEN 1. Indien enige bepaling uit deze algemene voorwaarden of uit de onderliggende Opdracht/Overeenkomst geheel of ten dele nietig en/of niet geldig en/of niet afdwingbaar mocht zijn, dit tengevolge van enig wettelijk voorschrift, rechterlijke uitspraak dan wel anderszins, dan zal dit geen enkel gevolg hebben voor de geldigheid van alle andere bepalingen van deze algemene voorwaarden of de onderliggende Opdracht/Overeenkomst. 2. Indien een bepaling van deze algemene voorwaarden of de onderliggende Opdracht/Overeenkomst niet geldig mocht zijn om een reden als bedoeld in het vorige lid, maar wel geldig zou zijn indien deze een beperktere omvang of strekking zou hebben, dan zal deze bepaling -vooreerst- automatisch gelden met de meest verstrekkende of omvangrijkste beperktere omvang of strekking waarmee of waarin zij wel geldig is. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 kunnen partijen desgewenst in overleg treden teneinde nieuwe bepalingen ter vervanging van de nietige c.q. vernietigde bepalingen overeen te komen. Daarbij zal zoveel mogelijk aangesloten worden bij het doel en de strekking van de nietige c.q. vernietigde bepalingen.
Rolverdeling 1. Onderwijsinstelling is ten aanzien van de in diens opdracht uit te voeren Verwerkingen van Persoonsgegevens de Verwerkingsverantwoordelijke. De Onderwijsinstelling heeft en houdt zelfstandige zeggenschap over (het bepalen van) het doel en de middelen van de Verwerking van de Persoonsgegevens. 2. Verwerker draagt er zorg voor dat de Onderwijsinstelling bij het sluiten van deze Verwerkersovereenkomst toereikend wordt geïnformeerd over de dienst(en) die de Verwerker verleent, en de uit te voeren Verwerkingen. De gegeven informatie stelt de Onderwijsinstelling in staat om te doorgronden welke Verwerkingen onlosmakelijk zijn verbonden met een aangeboden dienst en voor welke Verwerkingen Onderwijsinstelling gebruik kan maken van eventueel aangeboden optionele diensten. 3. In aanvulling op lid 2 en onverminderd hetgeen elders in deze Verwerkersovereenkomst is bepaald, informeert Xxxxxxxxx bij het sluiten van deze Verwerkersovereenkomst de Onderwijsinstelling in Bijlage 1 over de in lid 2 bedoelde diensten, waaronder eventuele optionele diensten, en de Verwerkingen die in dat kader plaatsvinden. De in Bijlage 1 opgenomen informatie moet in begrijpelijke taal zijn beschreven, waardoor Onderwijsinstelling geïnformeerd akkoord kan gaan met de afname van deze dienst(en) en de uitvoering van de bijbehorende Verwerkingen. 4. Voor zover artikel 30 lid 5 AVG daartoe verplicht, houdt Verwerker conform artikel 30, lid 2 AVG een register bij van alle categorieën van verwerkingsactiviteiten die Verwerker ten behoeve van een Onderwijsinstelling verricht. 5. Onderwijsinstelling en Verwerker verstrekken elkaar over en weer alle benodigde informatie teneinde een goede naleving van de Toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de Verwerking van Persoonsgegevens mogelijk te maken.
Appartement kamer(s)
PARLEMENT Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goed- keuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag xxx xxxxxx gebonden.
De beoordeling Welke vraag moet de commissie beantwoorden? 3.1 Alhoewel het partijdebat zich met name heeft toegespitst op de externe registraties, vat de commissie de klacht van de consument ook zo op dat zij ook de vraag moet beantwoorden of de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument in de interne registers mocht registreren.1 Daarmee hangt ook samen de vraag of de verzekeraar de verschillende verzekeringen mocht beëindigen en daarvan melding mocht maken in de verschillende registers. 3.2 De commissie is van oordeel dat de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument ten onrechte in de verschillende registers heeft opgenomen. Dat betekent dat de verzekeraar de registraties uit de registers moet verwijderen. Het oordeel van de commissie zal hierna worden toegelicht. Eerst zal het juridisch kader worden geschetst waarna de zaak aan de hand van dit toetsingskader zal worden beoordeeld. 3.3 Omdat deze registraties grote gevolgen hebben voor consumenten, is de commissie van oordeel dat verzekeraars niet zonder goede reden persoonsgegevens mogen opnemen in de genoemde registers. Er worden dan ook terecht hoge eisen gesteld aan die reden(en). De eisen voor registratie in het Incidentenregister en het EVR zijn opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: ‘het Protocol’, zie bijlage). 3.4 Artikel 5.2.1 van het Protocol bepaalt onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden opgenomen in het EVR. Vereist is dat er een zwaardere verdenking tegen de consument bestaat dan alleen maar een redelijk vermoeden van schuld aan de fraude, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Een strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene is niet vereist.2 Het uitgangspunt is dat de verzekeraar moet kunnen aantonen dat in voldoende mate vaststaat dat de gedraging van de consument de kwalificatie strafbaar feit kan dragen. Dit betekent dat alleen een verdenking van fraude niet genoeg is, hier moet ook enig bewijs voor zijn. De verzekeraar moet dus goede redenen hebben de gegevens te registreren en hij moet dat ook voldoende kunnen onderbouwen. Het is aan de verzekeraar te bewijzen dat hiervan sprake is. 1 Er is bij het invullen van het klachtformulier immers geen sprake van ‘het formuleren van een vordering’. Door het indienen van dat formulier wordt een klacht in volle omvang aan de Geschillencommissie voorgelegd, zie HR 17 november 1995, NJ 0000/000 (Xxxxx/Xxxxx) en art. 47 lid 2 onder h van het reglement. 2 Zie Hoge Raad 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, overweging 4.4 (te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx). 3.5 De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de consument hem opzettelijk heeft misleid door te proberen een dubbele uitkering te verkrijgen voor het verlies van één en dezelfde verlovingsring, terwijl hij daar geen recht op had. De consument heeft een uitvoerige verklaring gegeven, zoals weergegeven bij de nummers 2.5 t/m 2.12, voor de door de verzekeraar geconstateerde merkwaardigheden. De consument ontkent dat hij betrokken is geweest bij het indienen van de claim bij de reisverzekeraar. 3.6 De verzekeraar is er op basis van de aangevoerde argumenten niet in geslaagd de commissie ervan te overtuigen dat de consument heeft geprobeerd ter zake de verlovingsring een dubbele uitkering te krijgen. De commissie is van oordeel dat de verzekeraar onvoldoende naar voren heeft gebracht om vast te kunnen stellen dat de consument wist dat zijn verloofde al een claim bij de reisverzekeraar had ingediend. Evenmin is vast komen te staan dat de consument zelf de claim bij de reisverzekeraar heeft ingediend. In het licht van de consistente verklaringen van de consument, met name daar waar het gezamenlijke gebruik van de computer en de periode van ziekte en rouw betreft, acht de commissie niet in voldoende mate vaststaan dat de consument betrokken was bij of wetenschap had van de eerdere claim. De commissie neemt daarbij mee dat de consument ook ter zitting desgevraagd het een en ander op een consistente wijze heeft opgehelderd, niet is gebleken dat de consument tegenstrijdig heeft verklaard en niet valt uit te sluiten dat het is gegaan zoals de consument heeft verklaard. 3.7 Dat de consument in eerste instantie stellig heeft verklaard dat hij aan het sterfbed van zijn vader de verlovingsring had gezien, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op de situatie waarin de consument zich destijds bevond, is het denkbaar dat hij ook daadwerkelijk in die veronderstelling verkeerde. De commissie kan zich voorts voorstellen dat de houding van de verzekeraar in deze kwestie voor de consument reden is geweest om zijn verloofde geen verklaring te laten afleggen. Niet weersproken is dat dit ook het advies is geweest van zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Daarbij acht de commissie van belang dat de consument ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn om erover na te denken zijn verloofde alsnog een verklaring te laten afleggen. 3.8 De verzekeraar stelt zich tot slot op het standpunt dat de consument bij e-mail van 14 januari 2022 heeft erkend dat hij heeft gefraudeerd. Gelet op de context waarin voornoemde e-mail door de consument is verstuurd, is de commissie echter van oordeel dat hierin geen erkenning van de consument besloten ligt. 3.9 De commissie is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd. Dit brengt mee dat niet is voldaan aan de vereisten die het Protocol stelt om tot registratie in het EVR over te gaan. De verzekeraar is dan ook onterecht overgegaan tot het registreren van de persoonsgegevens van de consument in het EVR en dient die registratie te verwijderen. 3.10 Vervolgens is de vraag aan de orde of de registratie in het Incidentenregister wel mag worden gehandhaafd. De commissie oordeelt dat ook de registratie in het Incidenten- register moet worden doorgehaald. Er is niet langer voldaan aan artikel 3.1.1 van het Protocol. Nu niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd, zijn de geregistreerde gegevens niet langer ter zake dienend. De registratie draagt niet langer bij aan het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van strafbare gedragingen, en ook niet kan worden gezegd dat de registratie anderszins nog kan bijdragen aan de in artikel 4.1.1 Protocol omschreven doelen. 3.11 Op grond van artikel 4.2.3 van het Protocol worden de gegevens in het Incidenten- register uitgewisseld met functionarissen werkzaam bij de daartoe ingerichte coördinatiefuncties van het Verbond van Verzekeraars, te weten het fraudeloket. Dit is het CBV. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient de verzekeraar de melding van de incidentenregistratie aan het CBV in te trekken.
Beoordeling 1. Over de wijze waarop de werknemer zijn functie heeft uitgeoefend en over zijn gedragingen tijdens de uitoefening van die functie wordt periodiek een beoordeling opgemaakt. 2. De werkgever stelt regels vast voor beoordelingen. 3. De werknemer is verplicht de beoordeling voor gezien te ondertekenen.