Europese wetgeving Voorbeeldclausules

Europese wetgeving. Op Europees vlak werden vanaf 1975 de krijtlijnen voor het beleid inzake deze materie uitgezet. Een belangrijk deel van deze richtlijnen heeft een onmiddellijke relevantie voor de huishoudelijke afvalstromen. Hierna volgt een korte beschrijving van de inhoud van de belangrijkste afvalstoffenrichtlijnen, met een korte situering op welk vlak deze van belang (kunnen) zijn in het kader van een toetsingskader. • Richtlijn afvalstoffen: De Richtlijn van het Europees parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen21 vervangt de zogenaamde kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen). In eerste instantie is de richtlijn van belang omdat hij het begrip “afvalstof” definieert als ‘elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’. De richtlijn bevat geen rechtstreekse normen die kunnen aangewend worden als beperkende juridische parameter in een toetingsmodel. Toch is de richtlijn van belang omdat de algemene principes van het afvalstoffenbeleid erin worden uiteengezet.
Europese wetgeving. Vooral artikel 85 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat betrekking heeft kartelvorming, maar ook de artikelen 3, 5, 30 en 34 zijn hier van belang. In bijkomende orde kunnen milieubeleidsovereenkomsten ook spanningen oproepen met artikel 86 (verbod op misbruik van machtspositie), artikel 92 (verbod op staatssteun) en Verordening 4064/89 (van toepassing op fusies, overnames en joint ventures met een communautaire dimensie). Deze laatste worden hierna niet verder behandeld (zie terzake bv. Vandermeersch, 1996).

Related to Europese wetgeving

  • Toepasselijke wetgeving De overeenkomst is onderworpen aan de Belgische wetgeving betreffende individuele levens- en aan- vullende verzekeringen in het algemeen en betreffende Riziv-overeenkomsten die beantwoorden aan de wettelijke voorwaarden van een sociale overeenkomst ‘vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen’ in het bijzonder. Mocht de aangeslotene buiten België gevestigd zijn, dan wordt, indien de wet het zo toe- laat, door de partijen uitdrukkelijk gekozen voor de toepassing van het Belgisch recht betreffende indivi- duele levens- en aanvullende verzekeringen.

  • Afwijking Individuele afwijkingen, met inbegrip van aanvullingen dan wel uitbreidingen van deze Algemene Voorwaarden, moeten schriftelijk tussen de ondernemer en de consument worden vastgelegd.

  • Arbeidsduur en werktijden 1. De arbeidsduur volgens dienstrooster bedraagt op jaarbasis gemiddeld 37,5 uur per week. Voor werknemers werkzaam in roosters, zoals bedoeld in protocol 1, bedraagt de gemiddelde jaarlijkse arbeidsduur 36 uur per week. Voor werknemers werkzaam in roosters zoals bedoeld in protocol 2 bedraagt de gemiddelde arbeidsduur 33,6 uur per week, verdeeld over 7 dagen per week, op jaarbasis. a) De werktijden volgens dienstrooster liggen voor de werknemers in dagdienst tussen 07.00 uur en 18.00 uur op de eerste 5 werkdagen van de week. b) De werktijden volgens dienstrooster liggen voor de werknemers in 2-ploegendienst als regel tussen 04.00 uur en 24.00 uur, behoudens in geval met een dag- respectievelijk ochtend- en nachtdienst wordt gewerkt. c) De werktijden volgens dienstrooster voor de werknemers in 3-ploegendienst worden zodanig vastgesteld, dat tussen het einde en het begin van de dienstroosters een ononderbroken rustperiode van tenminste 36 uur bestaat, waarvan 24 uur op zondag, die geacht wordt te lopen van 00.00 uur - 24.00 uur. d) Werknemers kunnen in geval van gewetensbezwaren de werkgever verzoeken om vrijgesteld te worden van de verplichting om roostermatig zondagsarbeid te verrichten. Werkgever zal in dat geval de werknemer niet verplichten tot het verrichten van genoemde zondagsarbeid, doch een ander tijdstip bepalen waarop deze arbeid wordt verricht. a) Een dienstrooster mag niet in strijd zijn met de bestaande wetgeving en het in dit artikel bepaalde. b) De werkgever zal, indien daarbij meer dan negen werknemers zijn betrokken, niet tot invoering van een andere werktijdenregeling overgaan dan in overleg met de vakbonden, onverminderd de bevoegdheid van de OR hierover overleg te plegen met de werkgever. c) Indien de nieuwe werktijdenregeling echter tot gevolg heeft dat arbeid op een zondag moet worden verricht, zal de werkgever overleg plegen met de vakbonden. 4. De werkgever kan voor chauffeurs, portiers, bewakingspersoneel en voor werknemers werkzaam in de energiediensten een regeling vaststellen die afwijkt van hetgeen in dit artikel en in artikel 10 is bepaald. In dat geval zal zij dit doen in overleg met de vakbonden. 5. De in lid 1 bedoelde gemiddelde arbeidstijd wordt geëffectueerd overeenkomstig de in bijlage 4 nader vastgestelde bepalingen.