JURIDISCH KADER Voorbeeldclausules

JURIDISCH KADER. 18 7.1. Subrogatie 18 7.2. Verjaring 18 7.3. Rechtsmacht 18 7.4. Wet van toepassing op de overeenkomst 18 7.5. Klachten 18 7.6. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer 18 7.7. Fraude 19
JURIDISCH KADER. 4.1 Eisers beroepen zich op het recht op bescherming van het privéleven, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens zoals neer- gelegd in artikel 8 EVRM, artikel 7 en 8 het Handvest van de Grondrechten van de Eu- ropese Unie (“Handvest”), artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrech- ten en Politieke Rechten (“IVBPR”) en de implementatie van die rechten in communau- tair en nationaal recht, met name de Wbp en de Algemene Verordening Gegevensbe- scherming (2016/679, “AVG”). Daarnaast beroepen eisers zich op het recht op een ‘ef- fective remedy’ en het recht op een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikelen 6 en 13 EVRM, artikel 47 Handvest en artikel 14 IVBPR.
JURIDISCH KADER. 5.1 Inleiding‌
JURIDISCH KADER. 2.1. Ondervangen en vergoeden van schade op grond van de Waterwet 37. Al bijna 70 jaar kent de Nederlandse wet de verplichting om schade (aan een onroerende zaak) volledig te vergoeden die door het krachtens een vergunning onttrekken van grondwater is veroorzaakt. Deze verplichting is neergelegd in artikel 7.18 e.v. van de Waterwet voor schade geleden tot en met 2023 en voor schade geleden vanaf 1 januari 2024 in artikel 15.14 lid 1 Omgevingswet. 38. Artikel 7.18 lid 1 Waterwet verplicht de vergunninghouder primair om de schade te ondervangen, in die zin dat hij maatregelen ter "beperking of compensatie van de gevolgen van de grondwateronttrekking"39 dient te nemen. Dit voor zover dat redelijkerwijs van de vergunninghouder gevergd kan worden. 39. Voor zover de schade niet is (te) ondervangen, is de vergunninghouder op grond van artikel 7.18 lid 2 Waterwet 'desgevorderd'40 verplicht de schade te volledig vergoeden. Aangezien het ondervangen van schade – voor zover SDW bekend – zelden gebeurt, spitst deze collectieve actie zich toe op het achteraf vergoeden van schade. 40. Eenieder die enig recht heeft op het gebruik of het genot van een onroerende zaak (de rechthebbende), kan aanspraak maken op het recht tot schadevergoeding op grond van artikel 7.18 lid 2 Waterwet. Zo ook de landbouwbedrijven. 41. De rechthebbende kan voorafgaand aan een procedure bij de rechtbank Gedeputeerde Staten van zijn of haar eigen provincie verzoeken een onderzoek in te stellen (artikel 7.19 lid 1 Waterwet). In dat geval geeft Xxxxxxxxxxxx Staten aan de eerdergenoemde ACSG opdracht tot het doen van een dergelijk onderzoek. De procedurele gang van zaken bij de ACSG – die belangrijke onderdelen van het onderzoek overigens uitbesteed aan derden – is te vinden in het Protocol Beschrijving behandeling verzoeken om onderzoek naar schade.41 Gedachte daarbij is dat partijen op basis van de uitkomst van dat onderzoek (neergelegd in een advies van de ACSG) een regeling kunnen treffen over de schadevergoeding. Komen zij niet tot een dergelijke schaderegeling, dan kan de rechthebbende de zaak aan de rechter voorleggen.
JURIDISCH KADER. 17 7.1 Subrogatie 17 7.2 Schulderkenning 17 7.3 Verjaring 17 7.4 Rechtsmacht 17 7.5 Contractwet 17
JURIDISCH KADER. Het juridische kader waarbinnen deze beheersovereenkomst zich situeert, is onder meer vastgelegd in: • het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode; • het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003; • het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 houdende de regeling van de rechts- opvolging van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij naar aanleiding van de omvorming ervan tot het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en houdende de toewijzing van de goederen, de rechten en verplichtingen van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en van de afdeling Gesubsidi- eerde Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wat het beleidsveld wonen betreft, aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en aan het Vlaams Mi- nisterie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed; • de statuten van de VMSW, goedgekeurd door de buitengewone algemene vergadering van de aandeelhouders van de VHM op 27 juni 2006, houdende de omvorming van de VHM tot de VMSW, zoals bepaald in artikel 30, §1, zesde lid, van de Vlaamse Wooncode en goed- gekeurd door de Vlaams Regering (met uitsluiting evenwel van art. 3, § 1, 6°,7° en 8° van de statuten) bij bovenvermeld besluit van 7 juli 2006 houdende de regeling van de rechtsopvolging van de VHM.
JURIDISCH KADER. Op convenanten is vanzelfsprekend het decreet betreffende milieubeleidsovereenkomsten uit 1994 van toepassing. Het is echter niet zo dat er voor dit decreet geen wettelijke regels van kracht waren voor convenanten. Op milieubeleidsovereenkomsten was en is immers ook het verbintenissenrecht van toepassing. Milieubeleidsovereenkomsten bevatten bovendien afspraken tussen (organisaties van) ondernemingen zodat tevens het Belgische en het Europese mededingingsrecht en met name de regels in verband met kartelvorming relevant zijn. Hierna wordt de essentie van deze wettelijke bepalingen vermeld. De behandeling is bewust beknopt gehouden gezien de specifieke invalshoek van de SERV. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het verbintenissenrecht, het mededingingsrecht, het Europese milieurecht en het Vlaamse decreet betreffende milieubeleidsovereenkomsten. Burgerlijk Wetboek Europese wetgeving
JURIDISCH KADER 

Related to JURIDISCH KADER

  • Juridische meningsverschillen U bent als particulier verzekerd voor rechtsbijstand bij de hieronder vermelde juridische meningsverschillen (gebeurtenissen). Deze gebeurtenissen moeten verband houden met een onder de reisverzekering verzekerde reis die u heeft afgelegd of nog gaat afleggen en hebben plaatsgevonden in de periode dat deze rechtsbijstand- dekking meeverzekerd was.

  • Klachtenregeling Artikel 17 - Geschillen

  • Juridisch advies Beoordeling van de juridische positie van een verzekerde persoon in een (dreigend) juridisch probleem of geschil, inclusief advies over de mogelijke oplossing daarvoor.

  • Studiekostenregeling De werkgever heeft de mogelijkheid terzake van de in de artikelen 43 en 44 genoemde kosten voor aanvang van de opleiding een studiekostenregeling aan z'n werknemers voor te leggen. Deze studiekostenregeling verplicht de werknemer: - bij ontslagname van de werknemer binnen een jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 75% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen; - bij ontslagname van de werknemer binnen twee jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 50% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen; - bij ontslagname van de werknemer binnen drie jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 25% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen.

  • Geschillenregeling en de wettelijke klachtenregeling voor Kinderopvang 1. Geschillen tussen Ouder en Ondernemer over de totstandkoming of de uitvoering van de Overeenkomst kunnen zowel door de Ouder als door de Ondernemer aanhangig worden gemaakt bij de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen, Bordewijklaan 46, Xxxxxxx 00 000, 0000 XX Xxx Xxxx, (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx). 2. Een geschil wordt door de Geschillencommissie slechts in behandeling genomen, indien de Ouder zijn klacht eerst bij de Ondernemer heeft ingediend. 3. Leidt de klacht niet tot een oplossing dan moet het geschil binnen 12 maanden na de datum waarop de Ouder de klacht bij de Ondernemer indiende, schriftelijk of in een andere door de Geschillencommissie te bepalen vorm bij deze commissie aanhangig worden gemaakt. 4. Wanneer de Ouder een geschil aanhangig maakt bij de Geschillencommissie, is de Ondernemer aan deze keuze gebonden. Indien de Ondernemer een geschil aanhangig wil maken bij de Geschillencommissie, moet hij de Ouder Schriftelijk vragen zich binnen vijf weken uit te spreken of hij daarmee akkoord gaat. De Ondernemer dient daarbij aan te kondigen dat hij zich na het verstrijken van voornoemde termijn vrij zal achten het geschil bij de rechter aanhangig te maken. 5. De Geschillencommissie doet uitspraak met inachtneming van de bepalingen van het voor haar geldende reglement. Het reglement van de Geschillencommissie is beschikbaar via xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx en wordt desgevraagd toegezonden. Voor de behandeling van een geschil is een vergoeding verschuldigd. De beslissingen van de Geschillencommissie geschieden bij wege van bindend advies. 6. Uitsluitend de rechter dan wel de hierboven genoemde Geschillencommissie is bevoegd van geschillen kennis te nemen.

  • Duurzame inzetbaarheid 1. Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet verplicht worden tot het werken in een ploegendienst. Werkgever en werknemer zullen in onderling overleg bepalen of hieraan uitvoering kan worden gegeven. De werknemer dient aan het begin van elk kalenderjaar aan te geven indien hij gebruik wenst te maken van deze uitzonderingsregeling. 2. Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet verplicht worden tot het werken in de nacht (meer dan 1 uur tussen 00.00 en 06.00 uur). Werkgever en werknemer zullen in onderling overleg bepalen of hieraan uitvoering kan worden gegeven. De werknemer dient aan het begin van elk kalenderjaar aan te geven indien hij gebruik wenst te maken van deze uitzonderingsregeling. Bestaande afspraken gemaakt met werknemers die voorheen onder de CAO Goederenvervoer Nederland vielen, worden gerespecteerd. 3. Teneinde bij te dragen aan de duurzame inzetbaarheid van werknemers en die werknemers meer inzicht te geven daarin zal het Sectorinstituut Transport en Logistiek het gebruik van employability- en loopbaanscans en een vitaliteitsprogramma nader promoten. Werknemers kunnen 1x per 3 jaar gebruik maken van deze instrumenten.

  • Eindejaarsuitkering 1. De werkgever kent de werknemer, met wie een onafgebroken dienstverband van tenminste twee maanden bestaat in de loop van december een uitkering toe van 2% van het in de voorafgaande 12 maanden bij de werkgever verdiende inkomen zoals bedoeld in artikel 1b lid 17 van de CAO. Niet meegenomen bij het inkomen is de vakantietoeslag en de toeslag zelve, alsmede de ontvangen wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid. 2. Wordt het dienstverband anders dan op grond van een dringende reden ex art. 7:678 Burgerlijk Wetboek beëindigd, dan wordt voor iedere maand van het dienstverband waarvoor deze uitkering nog niet is verstrekt 1/12 van deze uitkering gegeven. 3. Indien in een onderneming enigerlei regeling bestaat, niet zijnde een belastingvrije uitkering of een vleespakket, dan wordt de uitkering als bedoeld in lid 1 en 2 met deze uitkering verrekend.

  • Beveiligingsmaatregelen 6.1 Rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten, alsook met de aard, de omvang, de context en de verwerkingsdoeleinden en de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico's voor de rechten en vrijheden van personen, treft Verwerker passende technische en organisatorische maatregelen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen. De beveiligingsmaatregelen die thans zijn genomen, zijn in Annex 2 bepaald. 6.2 Verwerker zorgt voor maatregelen die er mede op gericht zijn onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen. 6.3 De Gegevens worden uitsluitend opgeslagen en verwerkt binnen de Europese Economische Ruimte.

  • Werktijdenregeling 1. De werkgever komt in overeenstemming met de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad een werktijdenregeling overeen. Daarbinnen worden afspraken gemaakt op basis van het bepaalde in hoofdstuk J. 2. De werkzaamheden worden evenwichtig over het jaar respectievelijk de contractsperiode gespreid. 3. De werkgever legt schriftelijk vast op welke dagen en dagdelen de werknemer werkzaam zal zijn. Bedoelde dagen of dagdelen kunnen in overleg worden gewijzigd. Van bedoelde wijziging ontvangt de werknemer een schriftelijke bevestiging. 4. Afspraken over taakbelastingsbeleid en wijzigingen daarvan worden ter instemming voorgelegd aan de personeelsgeleding van de MR op het niveau waarop het beleid is vastgesteld.

  • Afbouwregeling 1. Voor de werknemer met een vaste inkomensstructuur wordt een afbouwregeling getroffen voor beloningselementen indien door de werkgever, buiten de schuld van de werknemer om, de functie of de roosters danwel de tijden waarop de arbeid wordt verricht, worden gewijzigd. 2. De volgende beloningselementen komen voor de afbouw in aanmerking: - Bijzondere uren (artikel 44); - Structureel overwerk; - Toeslag medewerker algemene reserve (artikel 27 lid 2). 3. Voor de bepaling van de afbouwregeling worden de voor de afbouw in aanmerking komende bedragen bij elkaar opgeteld en als 1 bedrag buiten het salaris gebracht. De afbouw vindt vervolgens plaats per loonperiode. 4. De afbouwregeling gaat in, indien het bruto-verschil tussen het oude en het nieuwe inkomen groter is dan € 22,69 bruto per loonperiode en nadat de hogere vaste inkomensstructuur ten minste 13 loonperioden voorafgaand aan de verandering heeft bestaan. 5. Indien voldaan is aan de hierboven genoemde voorwaarden geldt de navolgende afbouw: Bij ingang van de eerste wijziging direct € 22,69 bruto en het restant conform het navolgende schema: na 1 jaar 6 perioden van 2 tot 4 jaar 9 perioden 4 jaar en langer 12 perioden 6. Indien gedurende de periode van de afbouw het inkomen wordt verhoogd anders dan door loonindexering in verband met de prijscompensatie, wordt de verhoging in mindering gebracht op het af te bouwen bedrag.