Common use of Nabestaandenpensioen op risicobasis Clause in Contracts

Nabestaandenpensioen op risicobasis. 1. Ingaande 1 januari 2015 zijn voor de partner van de deelnemer een nabestaandenpensioen en een nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis verzekerd. Het nabestaandenoverbruggingspensioen is eveneens verzekerd voor de partner van de gepensioneerde die aansluitend aan het deelnemerschap met pensioen is gegaan. 2. Bij overlijden van de deelnemer gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de dag volgend op de dag van overlijden van de deelnemer. Bij overlijden van de deelnemer die een invaliditeitspensioen ontvangt dan wel een gepensioneerde als vermeld in het eerste lid, gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. 3. Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner. Het nabestaandenoverbruggingspensioen wordt uitgekeerd tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner. 4. Het nabestaandenpensioen bedraagt 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015. Ingeval de deelnemer op grond van artikel 14 bij echtscheiding etc. heeft gekozen voor omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van de gewezen partner, dan bedraagt - in afwijking van de eerste volzin - het nabestaandenpensioen 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf de datum van echtscheiding etc. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt. Het nabestaandenpensioen over de deelnemerstijd vóór 1 januari 2015 is opgenomen in Bijlage 1 van dit reglement. 5. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen op grond van het vierde lid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen zodanig is gewijzigd dat in de periode tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner een hoger nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd dan daarna, tenzij de nagelaten partner schriftelijk aan het Fonds kenbaar maakt af te willen zien van deze variatie in de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen. De variatie zal zodanig plaatsvinden dat de verhoging van het 17 nabestaandenpensioen in de periode tot de AOW-leeftijd maximaal € 5.926 zal bedragen. De begrenzingen bedoeld in artikel 23 lid 3, zijn hierbij van overeenkomstige toepassing. Het bedrag van € 5.926 geldt per 1 januari 2021 en wordt ieder jaar per 1 januari afgeleid van dat van het voorgaande jaar, door dit aan te passen met het percentage van de wijziging in het loonindexcijfer over de periode van 1 augustus van het daaraan voorafgaande kalenderjaar tot en met 31 juli van het voorafgaande kalenderjaar, zoals laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd vóór 1 november van de betreffende jaren. 6. Het bedrag van het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit de som van: • 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering (Anw-hiaat). (Op 1 januari 2021 is dit € 18.269). • het verschil tussen de over het nabestaandenpensioen als genoemd in het vierde lid verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de AOW-gerechtigde leeftijd (premiecompensatie). Op 1 januari 2021 is dat maximaal € 6.288. a. De nagelaten partner heeft géén recht op nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen indien: • de deelnemer overlijdt binnen één jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM, of • de deelnemer voor wie de opbouw van het ouderdomspensioen tijdens arbeidsongeschiktheid tot de pensioenrichtdatum wordt voortgezet, overlijdt binnen drie jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM. b. Het Bestuur kan echter toch een recht op een nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen toekennen indien het aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de overledene reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk of bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel bij de erkenning van het samenlevingsverband door KLM. 8. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen. 9. De verzekering van het nabestaandenpensioen op risicobasis eindigt: 1. voor de ex-partner bij echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband; 2. bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden; 3. op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum. De verzekering van het nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis eindigt: - in de hiervoor onder punt 1 en 2 vermelde situaties; - bij het bereiken van de AOW-leeftijd door de partner. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na melding hiervan door KLM aan het Fonds. Het erkende samenlevingsverband van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt geacht te zijn beëindigd op de datum die is vermeld in de schriftelijke overeenkomst die partijen met het oog op de beëindiging van de samenleving hebben gesloten, dan wel de datum die door één gewezen partner schriftelijk aan het Fonds is meegedeeld.

Appears in 1 contract

Samples: Basispensioenreglement

Nabestaandenpensioen op risicobasis. 1. Ingaande 1 januari 2015 zijn voor de partner van de deelnemer een nabestaandenpensioen en een nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis verzekerd. Het nabestaandenoverbruggingspensioen is eveneens verzekerd voor de partner van de gepensioneerde die aansluitend aan het deelnemerschap met pensioen is gegaan. 2. Bij overlijden van de deelnemer gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de dag volgend op de dag van overlijden van de deelnemer. Bij overlijden van de deelnemer die een invaliditeitspensioen ontvangt dan wel een gepensioneerde als vermeld in het eerste lid, gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. 3. Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner. Het nabestaandenoverbruggingspensioen wordt uitgekeerd tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner. 4. Het nabestaandenpensioen bedraagt 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015. Ingeval de deelnemer op grond van artikel 14 bij echtscheiding etc. heeft gekozen voor omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van de gewezen partner, dan bedraagt - in afwijking van de eerste volzin - het nabestaandenpensioen 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf de datum van echtscheiding etc. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt. Het nabestaandenpensioen over de deelnemerstijd vóór 1 januari 2015 is opgenomen in Bijlage 1 van dit reglement. 5. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen op grond van het vierde lid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen zodanig is gewijzigd dat in de periode tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner een hoger nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd dan daarna, tenzij de nagelaten partner schriftelijk aan het Fonds kenbaar maakt af te willen zien van deze variatie in de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen. De variatie zal zodanig plaatsvinden dat de verhoging van het 17 nabestaandenpensioen in de periode tot de AOW-leeftijd maximaal € 5.926 5.759 zal bedragen. De begrenzingen bedoeld in artikel 23 lid 3, zijn hierbij van overeenkomstige toepassing. Het bedrag van € 5.926 5.759 geldt per 1 januari 2021 2020 en wordt ieder jaar per 1 januari afgeleid van dat van het voorgaande jaar, door dit aan te passen met het percentage van de wijziging in het loonindexcijfer over de periode van 1 augustus van het daaraan voorafgaande kalenderjaar tot en met 31 juli van het voorafgaande kalenderjaar, zoals laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd vóór 1 november van de betreffende jaren. 6. Het bedrag van het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit de som van: • 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering (Anw-hiaat). (Op 1 januari 2021 2020 is dit € 18.26918.074). • het verschil tussen de over het nabestaandenpensioen als genoemd in het vierde lid verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de AOW-gerechtigde leeftijd (premiecompensatie). Op 1 januari 2021 2020 is dat maximaal € 6.2886.213. a. De nagelaten partner heeft géén recht op nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen indien: • de deelnemer overlijdt binnen één jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM, of • de deelnemer voor wie de opbouw van het ouderdomspensioen tijdens arbeidsongeschiktheid tot de pensioenrichtdatum wordt voortgezet, overlijdt binnen drie jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM. b. Het Bestuur kan echter toch een recht op een nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen toekennen indien het aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de overledene reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk of bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel bij de erkenning van het samenlevingsverband door KLM. 8. Het volgens dit artikel berekende nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen worden verminderd met 2,5% voor ieder vol jaar dat de nagelaten partner meer dan 10 jaar jonger is dan de overledene. In afwijking van het vorenstaande worden het volgens dit artikel berekende nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen verminderd met 2,5% voor ieder vol jaar dat de nagelaten partner meer dan 3 jaar jonger is dan de overledene, indien de aanvangsdatum van het huwelijk of de aanvangsdatum van het geregistreerd partnerschap dan wel de datum van erkenning van het samenlevingsverband was gelegen na de ingangsdatum van het invaliditeits- of ouderdomspensioen. Het bedoelde aantal jaren van overschrijding van 10 respectievelijk 3 volle jaren leeftijdsverschil wordt geacht één minder te zijn voor elk vol jaar dat het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband heeft bestaan. 9. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is 18 van enig misdrijfxxxx xxxxxxxx, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen. 910. De verzekering van het nabestaandenpensioen op risicobasis eindigt: 1. voor de ex-partner bij echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband; 2. bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden; 3. op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum. De verzekering van het nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis eindigt: - in de hiervoor onder punt 1 en 2 vermelde situaties; - bij het bereiken van de AOW-leeftijd door de partner. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na melding hiervan door KLM aan het Fonds. Het erkende samenlevingsverband van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt geacht te zijn beëindigd op de datum die is vermeld in de schriftelijke overeenkomst die partijen met het oog op de beëindiging van de samenleving hebben gesloten, dan wel de datum die door één gewezen partner schriftelijk aan het Fonds is meegedeeld.

Appears in 1 contract

Samples: Basispensioenreglement

Nabestaandenpensioen op risicobasis. 1. Ingaande 1 januari 2015 zijn voor de partner van de deelnemer een nabestaandenpensioen en een nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis verzekerd. Het nabestaandenoverbruggingspensioen is eveneens verzekerd voor de partner van de gepensioneerde die aansluitend aan het deelnemerschap met pensioen is gegaan. 2. Bij overlijden van de deelnemer gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de dag volgend op de dag van overlijden van de deelnemer. Bij overlijden van de deelnemer die een invaliditeitspensioen ontvangt dan wel een gepensioneerde als vermeld in het eerste lid, gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt.. 16 3. Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner. Het nabestaandenoverbruggingspensioen wordt uitgekeerd tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner. 4. Het nabestaandenpensioen bedraagt 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015. Ingeval de deelnemer op grond van artikel 14 bij echtscheiding etc. heeft gekozen voor omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van de gewezen partner, dan bedraagt - in afwijking van de eerste volzin - het nabestaandenpensioen 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf de datum van echtscheiding etc. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt. In geval van overlijden op of na 1 januari 2020 wordt voor de bepaling van de jaarpensioengrondslag over de periode vanaf 1 januari 2020 (dan wel de latere datum van aanvang van het deelnemerschap) tot de pensioendatum de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage - of de hiermee overeenkomende vermindering vanwege ziekte - buiten beschouwing gelaten, een en ander met inachtneming van het maximale pensioengevend loon. Het nabestaandenpensioen over de deelnemerstijd vóór 1 januari 2015 is opgenomen in Bijlage 1 van dit reglement. 5. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen op grond van het vierde lid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen zodanig is gewijzigd dat in de periode tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner een hoger nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd dan daarna, tenzij de nagelaten partner schriftelijk aan het Fonds kenbaar maakt af te willen zien van deze variatie in de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen. De variatie zal zodanig plaatsvinden dat de verhoging van het 17 nabestaandenpensioen in de periode tot de AOW-leeftijd maximaal € 5.926 6.580 zal bedragen. De begrenzingen bedoeld in artikel 23 lid 3, zijn hierbij van overeenkomstige toepassing. Het bedrag van € 5.926 6.580 geldt per 1 januari 2021 2024 en wordt ieder jaar per 1 januari afgeleid van dat van het voorgaande jaar, door dit aan te passen met het percentage van de wijziging in het loonindexcijfer over de periode van 1 augustus van het daaraan voorafgaande kalenderjaar tot en met 31 juli van het voorafgaande kalenderjaar, zoals laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd vóór 1 november van de betreffende jaren. 6. Het bedrag van het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit de som van: • 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering (Anw-hiaat). (Op 1 januari 2021 2024 is dit € 18.26921.806). • het verschil tussen de over het nabestaandenpensioen als genoemd in het vierde lid verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de AOW-gerechtigde leeftijd (premiecompensatie). Op 1 januari 2021 2024 is dat maximaal € 6.2886.820. a. De nagelaten partner heeft géén recht op nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen indien: • de deelnemer overlijdt binnen één jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM, of • de deelnemer voor wie de opbouw van het ouderdomspensioen tijdens arbeidsongeschiktheid tot de pensioenrichtdatum wordt voortgezet, overlijdt binnen drie jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM. b. Het Bestuur kan echter toch een recht op een nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen toekennen indien het aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de overledene reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk of bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel bij de erkenning van het samenlevingsverband door KLM. 8. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen. 9. De verzekering van het nabestaandenpensioen op risicobasis eindigt: 1. voor de ex-partner bij echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband; 2. bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden; 3. op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum. De verzekering van het nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis eindigt: - in de hiervoor onder punt 1 en 2 vermelde situaties; - bij het bereiken van de AOW-leeftijd door de partner. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na melding hiervan door KLM aan het Fonds. Het erkende samenlevingsverband van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt geacht te zijn beëindigd op de datum die is vermeld in de schriftelijke overeenkomst die partijen met het oog op de beëindiging van de samenleving hebben gesloten, dan wel de datum die door één gewezen partner schriftelijk aan het Fonds is meegedeeld.

Appears in 1 contract

Samples: Basispensioenreglement

Nabestaandenpensioen op risicobasis. 1. Ingaande 1 januari 2015 zijn voor de partner van de deelnemer een nabestaandenpensioen en een nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis verzekerd. Het nabestaandenoverbruggingspensioen is eveneens verzekerd voor de partner van de gepensioneerde die aansluitend aan het deelnemerschap met pensioen is gegaan. 2. Bij overlijden van de deelnemer gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de dag volgend op de dag van overlijden van de deelnemer. Bij overlijden van de deelnemer die een invaliditeitspensioen ontvangt dan wel een gepensioneerde als vermeld in het eerste lid, gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt.. 16 3. Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner. Het nabestaandenoverbruggingspensioen wordt uitgekeerd tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner. 4. Het nabestaandenpensioen bedraagt 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015. Ingeval de deelnemer op grond van artikel 14 bij echtscheiding etc. heeft gekozen voor omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van de gewezen partner, dan bedraagt - in afwijking van de eerste volzin - het nabestaandenpensioen 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf de datum van echtscheiding etc. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt. In geval van overlijden op of na 1 januari 2020 wordt voor de bepaling van de jaarpensioengrondslag over de periode vanaf 1 januari 2020 (dan wel de latere datum van aanvang van het deelnemerschap) tot de pensioendatum de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage - of de hiermee overeenkomende vermindering vanwege ziekte - buiten beschouwing gelaten, een en ander met inachtneming van het maximale pensioengevend loon. Het nabestaandenpensioen over de deelnemerstijd vóór 1 januari 2015 is opgenomen in Bijlage 1 van dit reglement. 5. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen op grond van het vierde lid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen zodanig is gewijzigd dat in de periode tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner een hoger nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd dan daarna, tenzij de nagelaten partner schriftelijk aan het Fonds kenbaar maakt af te willen zien van deze variatie in de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen. De variatie zal zodanig plaatsvinden dat de verhoging van het 17 nabestaandenpensioen in de periode tot de AOW-leeftijd maximaal € 5.926 6.196 zal bedragen. De begrenzingen bedoeld in artikel 23 lid 3, zijn hierbij van overeenkomstige toepassing. Het bedrag van € 5.926 6.196 geldt per 1 januari 2021 2023 en wordt ieder jaar per 1 januari afgeleid van dat van het voorgaande jaar, door dit aan te passen met het percentage van de wijziging in het loonindexcijfer over de periode van 1 augustus van het daaraan voorafgaande kalenderjaar tot en met 31 juli van het voorafgaande kalenderjaar, zoals laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd vóór 1 november van de betreffende jaren. 6. Het bedrag van het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit de som van: • 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering (Anw-hiaat). (Op 1 januari 2021 2023 is dit € 18.26920.411). • het verschil tussen de over het nabestaandenpensioen als genoemd in het vierde lid verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de AOW-gerechtigde leeftijd (premiecompensatie). Op 1 januari 2021 2023 is dat maximaal € 6.2886.650. a. De nagelaten partner heeft géén recht op nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen indien: • de deelnemer overlijdt binnen één jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM, of • de deelnemer voor wie de opbouw van het ouderdomspensioen tijdens arbeidsongeschiktheid tot de pensioenrichtdatum wordt voortgezet, overlijdt binnen drie jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM. b. Het Bestuur kan echter toch een recht op een nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen toekennen indien het aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de overledene reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk of bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel bij de erkenning van het samenlevingsverband door KLM. 8. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen. 9. De verzekering van het nabestaandenpensioen op risicobasis eindigt: 1. voor de ex-partner bij echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband; 2. bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden; 3. op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum. De verzekering van het nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis eindigt: - in de hiervoor onder punt 1 en 2 vermelde situaties; - bij het bereiken van de AOW-leeftijd door de partner. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na melding hiervan door KLM aan het Fonds. Het erkende samenlevingsverband van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt geacht te zijn beëindigd op de datum die is vermeld in de schriftelijke overeenkomst die partijen met het oog op de beëindiging van de samenleving hebben gesloten, dan wel de datum die door één gewezen partner schriftelijk aan het Fonds is meegedeeld.

Appears in 1 contract

Samples: Basispensioenreglement