Tijdelijk partnerpensioen. Indien de deelnemer, of de gepensioneerde die deze status aansluitend aan actieve pensioenopbouw bij het Rabobank Pensioenfonds heeft verkregen, overlijdt, heeft de nabestaande van de deelnemer of de gepensioneerde vanaf de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop de deelnemer of de gepensioneerde overlijdt, recht op een tijdelijk partnerpensioen voor zover ook recht bestaat op een partnerpensioen. Het tijdelijke partnerpensioen wordt uitgekeerd tot de nabestaande de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, dan wel tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop hij of zij – voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd – (her)trouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat, met een partner een gemeenschappelijke huishouding aangaat, dan wel overlijdt. Indien de deelnemer overlijdt, heeft de wees die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, recht op wezenpensioen. Het bestuur van het Rabobank Pensioenfonds kan aan een wees tussen de leeftijd van 21 en 27 jaar, die voldoet aan de overige voorwaarden voor toekenning van een wezenpensioen, onder omstandigheden een verlengd wezenpensioen toekennen. Het wezenpensioen stopt als je niet meer aan de voorwaarden voldoet, zie hiervoor het Pensioenreglement 2023.
Tijdelijk partnerpensioen. 1. Bij overlijden van de (aspirant-) deelnemer vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt aan de partner van een (aspirant-) deelnemer een tijdelijk partnerpensioen toegekend.
2. Het tijdelijk partnerpensioen is gelijk aan de AOW voor alleenstaanden in het jaar van overlijden van de (aspirant-) deelnemer. Per 1 januari 2022 bedraagt het tijdelijk partnerpensioen € 16.331.
3. Het tijdelijk partnerpensioen wordt vastgesteld zonder rekening te houden met de deeltijdfactor als bedoeld in artikel 9.
4. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de (aspirant) deelnemer plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner 68 jaar wordt doch eindigt uiterlijk op de eerdere eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt dan wel op de eerdere datum van overlijden van de partner.
5. Bij overlijden van een gepensioneerde die tot de ingangsdatum van het ouderdomspensioen aan de pensioenregeling heeft deelgenomen zal aan diens partner indien deze de AOW gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt maar niet ouder is dan 68 een tijdelijk partnerpensioen als vermeld in lid 1van dit artikel worden uitgekeerd.
6. Het tijdelijk partnerpensioen voor de partner van een gepensioneerde gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de gepensioneerde vóór de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin voor de partner de AOW-uitkering ingaat, volgens de op de ingangsdatum van het tijdelijk partnerpensioen geldende AOW-bepalingen, dan wel bij diens eerdere overlijden.
7. Deelnemers die deelnemen in enig bedrijfstakpensioenfonds kunnen geen aanspraak maken op het in dit artikel bedoelde tijdelijk partnerpensioen.
Tijdelijk partnerpensioen. Een extra voorziening, naast het partnerpensioen, ten behoeve van de Partner van de Deelnemer, van de Aspirant Deelnemer of van de Gepensioneerde, betreffende partnerpensioen. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand van het overlijden van de Deelnemer, Aspirant Deelnemer of Gepensioneerde, en wordt nadien uitgekeerd tot en met de maand waarin de Partner overlijdt, maar uiterlijk tot de maand waarin de partner diens AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Het tijdelijk partnerpensioen wordt niet toegekend indien de Gepensioneerde direct voorafgaand aan zijn pensioen geen dienstverband had met de Werkgever, met uitzondering van de arbeidsongeschikte Deelnemer.
Tijdelijk partnerpensioen. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of de gepensioneerde, die direct voorafgaand aan zijn pensionering deelnemer was, overlijdt.
Tijdelijk partnerpensioen. Uitkeringsperiode
Tijdelijk partnerpensioen. 1 Het jaarlijks tijdelijk partnerpensioen bedraagt 30% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen, doch niet meer dan het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals bedoeld in artikel 16.
2 Voor de toepassing van lid 1 wordt het ouderdomspensioen vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de standaard pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor. Voor het geval dat deze pensioengrondslag door de campagne gerelateerde toeslag(en) meer dan 5% hoger of lager is dan de pensioengrondslag in het voorgaande kalenderjaar, wordt verondersteld dat voor de toekomstige deelnemersjaren de pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de grondslagen van de laatste vijf kalenderjaren, of indien een kortere periode dan vijf kalenderjaren van toepassing is het gemiddelde van de grondslagen over die kortere periode.
3 Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt doch uiterlijk tot de vroegste van de volgende data:
a. de dag waarop de nabestaande de leeftijd van 68 jaar bereikt,
b. de AOW-gerechtigde leeftijd van de nabestaande.
Tijdelijk partnerpensioen. Het jaarlijks tijdelijk partnerpensioen bedraagt 11% van het pensioensalaris. Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt per 1 januari 2014 maximaal € 7.042,-. Dit maximum wordt jaarlijks per de peildatum, voor het eerst per 1 januari 2015, aangepast met de loonindex. Indien een (aspirant-)deelnemer op het moment van overlijden minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is bij de aangesloten onderneming wordt het tijdelijk partnerpensioen vastgesteld onder toepassing van de deeltijdfactor. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de (aspirant-)deelnemer en wordt uitbetaald tot de AOW-gerechtigde leeftijd van de nabestaande, doch uiterlijk tot en met de maand waarin de nabestaande voordien overlijdt.
Tijdelijk partnerpensioen. 1. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de deelnemer of de gepensioneerde met achterlating van een partner is overleden, mits dit overlijden plaatsvindt tijdens het deelnemerschap of na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen van de gepensioneerde en voor de eerste dag van de maand waarin zijn of haar partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Het pensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, of het einde van de maand waarin de partner voordien overlijdt.
2. Het tijdelijk partnerpensioen is gelijk aan 10 % van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop de deelnemer bij deelneming tot de pensioendatum volgens de het laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
3. De procentuele korting op het levenslange partnerpensioen indien de partner van de deelnemer meer dan 10 jaar jonger is dan de deelnemer, is ook van toepassing op het tijdelijk partnerpensioen.
4. In geval van ontslag vervalt het tijdelijk partnerpensioen zonder enige waarde (een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 22, lid 3).
5. Dit artikel geldt uitsluitend voor uitkeringen van tijdelijk partnerpensioen die op of na 1 januari 2014 zijn ingegaan.
Tijdelijk partnerpensioen komt te vervallen. Daarvoor in de plaats komt een – direct ingaande - collectieve ANW hiaatverzekering voor alle werknemers ter grootte van Euro 7.218 per jaar, ongeacht de hoogte van het pensioensalaris. Deze ANW-hiaatuitkering eindigt op de AOW-leeftijd.
Tijdelijk partnerpensioen. 1. De partner die recht heeft op partnerpensioen en die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt heeft tot de eerste dag van de maand waarin hij die leeftijd heeft bereikt recht op een tijdelijk partnerpensioen. Deze bedraagt 15% van het partnerpensioen tot een door het bestuur vast te stellen maximumbedrag.
2. Het gezamenlijk bedrag van artikel 7.2 en 7.3 moet binnen de grenzen vallen van artikel 18f Wet LB.