Uitkering naast het partnerpensioen Voorbeeldclausules

Uitkering naast het partnerpensioen. 1. De partner van de overleden deelnemer of gepensioneerde, die geen recht heeft op een Anw- nabestaandenuitkering vanwege zijn leeftijd of van wie de Anw-nabestaandenuitkering wordt gekort wegens inkomsten uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven als bedoeld in de Anw, heeft recht op een uitkering naast het partnerpensioen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan: a. de partner de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt; b. de partner tevens recht heeft op een partnerpensioen op grond van artikel 7.1. of 7.4. 2. De uitkering wordt op risicobasis verzekerd en is een aanvulling op de Anw-nabestaandenuitkering waarop recht bestaat, tot een door het bestuur vast te stellen bedrag. Indien geen recht bestaat op een Anw-nabestaandenuitkering, wordt de uitkering naast het partnerpensioen verminderd met een eventuele buitenlandse wettelijke nabestaandenuitkering. 3. De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitkering vervalt indien: a. de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt, op de eerste dag van die maand, of b. de partner in het huwelijk treedt of een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de Anw gaat voeren, ingaande de eerste dag van de maand volgend op die gebeurtenis. 4. De deelnemer is jaarlijks voor deze uitkering een door het bestuur vastgestelde premie verschuldigd. 5. Degenen die met ontslag zijn gegaan voor pensionering en geen deelnemer meer zijn, hebben geen recht op een uitkering naast het partnerpensioen. 6. De partner dient de directie schriftelijk te informeren over de hoogte van de Anw- nabestaandenuitkering dan wel de buitenlandse wettelijke nabestaandenuitkering. Bij in gebreke blijven van deze informatieplicht wordt de uitkering stopgezet.

Related to Uitkering naast het partnerpensioen

  • Partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 50% van het te bereiken ouderdomspen- sioen. Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief partnerpensioen opgebouwd.

  • WANNEER KRIJGT U GEEN VERGOEDING? Premie niet betaald 6.1 Wij vergoeden geen kosten en verlenen geen hulp als u de premie voor deze verzekering niet heeft betaald.

  • Welke kosten vergoeden wij niet? De volgende kosten vergoeden wij niet. - Kosten die de tegenpartij maakt buiten de rechtszaak om (buitengerechtelijke kosten). Ook niet als u die moet betalen. - Kosten die u kunt terugkrijgen van een ander. Bijvoorbeeld van de overheid, of van een andere verzekeraar. - Boetes en dwangsommen die u van de rechter moet betalen. - Kunt u de btw die u betaalt voor juridische hulp verrekenen met de btw die u betaalt voor andere zaken? Dan vergoeden wij de btw niet. - Spreekt u af dat een juridisch specialist een extra beloning krijgt als hij uw zaak wint? Dan betaalt u die beloning zelf. In sommige gevallen vergoeden we niet alle kosten. - Als niet alle onderdelen van uw conflict verzekerd zijn. We vergoeden dan het deel dat wel verzekerd is. - Als er ook anderen zijn die belang hebben bij de oplossing van uw conflict. We vergoeden dan voor uw aandeel in de totale kosten. Daarbij maakt het niet uit of die anderen meedoen met uw zaak. Hieronder vindt u een voorbeeld. U wilt samen met veel buurtbewoners bezwaar maken tegen een bestemmingsplan van de gemeente Bijvoorbeeld om de komst van een torenflat tegen te houden. Hiervoor wilt u samen 1 juridisch specialist inschakelen. De andere buurtbewoners hebben dus ook belang bij de uitkomst van uw bezwaar. ARAG betaalt dan alleen uw aandeel in de kosten.

  • Kinderopvang Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor de kinderen begint.

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).

  • Fysiotherapie en oefentherapie Cesar/Mensendieck U heeft recht op fysiotherapie en oefentherapie Cesar/Mensendieck. Hieronder leest u om welke zorg het gaat en welke voorwaarden er voor het recht op deze zorg gelden.

  • Eenmalige uitkering Over de periode 1 januari 2020 tot 1 juli 2020 wordt een eenmalige uitkering uitbetaald van 3% over de verdiende maandsalarissen in deze periode. Deze eenmalige uitkering telt mee voor de vakantietoeslag en eindejaarsuitkering en is niet pensioengevend. Deze eenmalige uitkering wordt in juli 2020 uitbetaald gelijktijdig met de salarisverhoging. Of bij uitdiensttreding als een medewerker tussen 1 januari en 1 juli uit dienst treedt.

  • WIA-uitkering Een uitkering die een werknemer krijgt toegekend van UWV volgens de WIA.

  • Betrokken partners Voor de strategische ondersteuning van de acties rekent mediarte op de steun van de vakbonden en werkgeversfederaties (febelav, voftp, votf en feweb). Voor de inhoudelijke en praktische uitwerking van de acties stelt mediarte zich collaboratief op naar (1) diegenen die toeleiden naar de arbeidsmarkt (bvb. hoger onderwijs & vdab), (2) alles stage- en werkgevers, (3) alle werkgeversfederaties, intermediaire organisaties en belangenverenigingen die vanuit hun specifieke achterban of invalshoek een rol spelen. Voor mediarte zijn zij een cruciaal onderdeel in de uitrol van een actie omdat zij een rechtstreeks aanspreekpunt naar hun achterban vormen, een ambassadeurschap en de rol van influencer kunnen opnemen. Op deze wijze worden de acties van mediarte niet alleen strategisch en inhoudelijk door de sector ondersteunt maar worden ze ook breed uitgedragen. Daar waar mogelijk en gewenst zal er samengewerkt worden met (4) collega sectoren (zie intersectorale toets).

  • Reikwijdte 1 Deze cao is van toepassing op medewerkers in dienst van Cito, met uitzondering van de Raad van Bestuur. 2 Voor medewerkers in dienst van Cito in de functie van constructeur geldt uitsluitend Deel B, Hoofdstuk 6. Volgens Hoofdstuk 6 zijn de bepalingen in deel A, behoudens de artikelen 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 en 4.6 niet van toepassing. 3 Voor uitzendkrachten die werkzaamheden verrichten ten behoeve van Cito geldt dat het betreffende uitzendbureau voor wat betreft de beloning, toelagen en onkostenvergoedingen vanaf de eerste dag overeenkomstige arbeidsvoorwaarden toekent als die welke worden toegekend aan de medewerkers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van Cito. 4 Het is de werkgever slechts toegestaan in positieve zin af te wijken van bepalingen van deze cao. Indien bij of ingevolge wettelijke bepalingen regels zijn of worden gesteld waarvan afwijking niet is geoorloofd, is deze cao slechts van toepassing voor zover zij niet in strijd is met vorenbedoelde wettelijke bepalingen. 5 Met de inwerkingtreding van deze cao komen de rechten die hun oorsprong vinden in voorgaande cao’s en daarvan afgeleide bedrijfsregelingen te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten die voortvloeien uit de bepalingen die zijn overeengekomen in deze cao. De huidige cao heeft, voor zover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voorgaande cao. 6 Indien toepassing van deze cao voor de medewerker leidt tot een onbedoelde onbillijkheid, die zich niet zou hebben voorgedaan als deze cao niet in werking zou zijn getreden, zal de werkgever het door deze onbillijkheid voor de medewerker ontstane nadeel geheel of gedeeltelijk compenseren.