Passende bekostiging Voorbeeldclausules

Passende bekostiging a. Samenwerking tussen zorgpartijen en de gemeentelijke domeinen met het oog op investeren in gezondheid vraagt om passende bekostiging. Wat betreft de zorg gaat het om: • Project- en coördinatiekosten van de preferente zorgverzekeraar die gepaard gaan met het opstellen van een regionaal plan met gemeenten ten aanzien van preventie en gezondheidsbevordering; • Project- en coördinatiekosten van zorgprofessionals/ zorgaanbieders die gepaard gaan met de netwerkstruc- tuur (bijvoorbeeld leefstijlzorgloketten) en het regionaal en lokaal implementeren van ketenaanpakken gericht op gezondheid; • Het in regionaal verband samen met gemeenten expe- rimenteren met kansrijke aanpakken op het grensvlak van het medische en publiek/sociale domein. b. VWS en ZN werken uiterlijk 1 december 2022, met betrokkenheid van VNG een voorstel uit voor een passende bekostigingswijze (zowel voor de korte als langere termijn), voortbouwend op de (bestuurlijke) overleggen die hierover al hebben plaatsgevonden. Hierbij wordt ook gekeken naar de benutting van de OGI-middelen die onder meer bedoeld zijn voor domeinoverstijgende samenwerking in de eerste- lijn en worden voorstellen gedaan voor het wegnemen van eventuele wettelijke belemmeringen. c. Wat betreft project- en coördinatiekosten voor gemeenten (en GGD’en), maakt VWS separaat bestuurlijke afspraken met gemeenten.

Related to Passende bekostiging

  • Bekostiging De Jeugdhulpaanbieder die een Individuele opdrachtverstrekking tot levering van de Individuele voorziening ontvangt van de Gemeente, ontvangt voor die levering een vergoeding zoals opgenomen in bijlage 3.

  • Passende arbeid Al het werk dat, gezien zijn specifieke situatie, in redelijkheid aan een arbeidsongeschikte verzekerde kan worden opgedragen, tenzij dat om lichamelijke, geestelijke of sociale redenen niet van hem kan worden gevraagd.

  • Wijziging De Reiziger die de Reis heeft geboekt kan de Organisator Schriftelijk verzoeken de Overeenkomst te wijzigen. De Organisator is hier niet toe gehouden. De Organisator stelt de Reiziger op de hoogte van de nieuwe reissom. Indien de Reiziger akkoord gaat met de kosten van de wijziging zijn de nieuwe reissom en wijzigingskosten verschuldigd. Indien de nieuwe reissom lager uitvalt dan de oorspronkelijke reissom, wordt het verschil verrekend met de verschuldigde wijzigingskosten.

  • Prijswijziging Indien tijdens de duur van de Overeenkomst kostprijsverhogende wijzigingen optreden waaronder tenminste te beschouwen verhogingen ten gevolge van wijzigingen in de lonen en andere arbeidsvoorwaarden, toeslagen op de lonen en andere CAO-kosten of premieverhoging, premieverhogingen voor de sociale wetten, verhoging van onkostenvergoedingen, alsmede stijgingen van directe en indirecte (externe) kosten, is opdrachtnemer gerechtigd de met opdrachtgever overeengekomen prijs tussentijds te verhogen, met inachtneming van in dit verband door de overheid gestelde en nog te stellen regels. Deze bevoegdheid ontstaat eerst nadat drie maanden zijn verstreken sedert het tijdstip waarop opdrachtnemer en opdrachtgever de Overeenkomst hebben gesloten.

  • Wetswijziging Verzekeraars hebben het recht, indien gedurende de geldigheidsduur van de verzekering het aansprakelijkheidsrisico wordt of zal worden verzwaard door wetgeving in formele of materiële zin, de verzekering te herzien met ingang van een door verzekeraars te bepalen datum, met inachtneming van een termijn van ten minste twee (2) maanden. De verzekeringnemer heeft het recht de herziening van de overeenkomst te weigeren binnen dertig (30) dagen nadat hem daarvan mededeling is gedaan.

  • De beoordeling Welke vraag moet de commissie beantwoorden? 3.1 Alhoewel het partijdebat zich met name heeft toegespitst op de externe registraties, vat de commissie de klacht van de consument ook zo op dat zij ook de vraag moet beantwoorden of de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument in de interne registers mocht registreren.1 Daarmee hangt ook samen de vraag of de verzekeraar de verschillende verzekeringen mocht beëindigen en daarvan melding mocht maken in de verschillende registers. 3.2 De commissie is van oordeel dat de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument ten onrechte in de verschillende registers heeft opgenomen. Dat betekent dat de verzekeraar de registraties uit de registers moet verwijderen. Het oordeel van de commissie zal hierna worden toegelicht. Eerst zal het juridisch kader worden geschetst waarna de zaak aan de hand van dit toetsingskader zal worden beoordeeld. 3.3 Omdat deze registraties grote gevolgen hebben voor consumenten, is de commissie van oordeel dat verzekeraars niet zonder goede reden persoonsgegevens mogen opnemen in de genoemde registers. Er worden dan ook terecht hoge eisen gesteld aan die reden(en). De eisen voor registratie in het Incidentenregister en het EVR zijn opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: ‘het Protocol’, zie bijlage). 3.4 Artikel 5.2.1 van het Protocol bepaalt onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden opgenomen in het EVR. Vereist is dat er een zwaardere verdenking tegen de consument bestaat dan alleen maar een redelijk vermoeden van schuld aan de fraude, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Een strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene is niet vereist.2 Het uitgangspunt is dat de verzekeraar moet kunnen aantonen dat in voldoende mate vaststaat dat de gedraging van de consument de kwalificatie strafbaar feit kan dragen. Dit betekent dat alleen een verdenking van fraude niet genoeg is, hier moet ook enig bewijs voor zijn. De verzekeraar moet dus goede redenen hebben de gegevens te registreren en hij moet dat ook voldoende kunnen onderbouwen. Het is aan de verzekeraar te bewijzen dat hiervan sprake is. 1 Er is bij het invullen van het klachtformulier immers geen sprake van ‘het formuleren van een vordering’. Door het indienen van dat formulier wordt een klacht in volle omvang aan de Geschillencommissie voorgelegd, zie HR 17 november 1995, NJ 0000/000 (Xxxxx/Xxxxx) en art. 47 lid 2 onder h van het reglement. 2 Zie Hoge Raad 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, overweging 4.4 (te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx).‌ 3.5 De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de consument hem opzettelijk heeft misleid door te proberen een dubbele uitkering te verkrijgen voor het verlies van één en dezelfde verlovingsring, terwijl hij daar geen recht op had. De consument heeft een uitvoerige verklaring gegeven, zoals weergegeven bij de nummers 2.5 t/m 2.12, voor de door de verzekeraar geconstateerde merkwaardigheden. De consument ontkent dat hij betrokken is geweest bij het indienen van de claim bij de reisverzekeraar. 3.6 De verzekeraar is er op basis van de aangevoerde argumenten niet in geslaagd de commissie ervan te overtuigen dat de consument heeft geprobeerd ter zake de verlovingsring een dubbele uitkering te krijgen. De commissie is van oordeel dat de verzekeraar onvoldoende naar voren heeft gebracht om vast te kunnen stellen dat de consument wist dat zijn verloofde al een claim bij de reisverzekeraar had ingediend. Evenmin is vast komen te staan dat de consument zelf de claim bij de reisverzekeraar heeft ingediend. In het licht van de consistente verklaringen van de consument, met name daar waar het gezamenlijke gebruik van de computer en de periode van ziekte en rouw betreft, acht de commissie niet in voldoende mate vaststaan dat de consument betrokken was bij of wetenschap had van de eerdere claim. De commissie neemt daarbij mee dat de consument ook ter zitting desgevraagd het een en ander op een consistente wijze heeft opgehelderd, niet is gebleken dat de consument tegenstrijdig heeft verklaard en niet valt uit te sluiten dat het is gegaan zoals de consument heeft verklaard. 3.7 Dat de consument in eerste instantie stellig heeft verklaard dat hij aan het sterfbed van zijn vader de verlovingsring had gezien, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op de situatie waarin de consument zich destijds bevond, is het denkbaar dat hij ook daadwerkelijk in die veronderstelling verkeerde. De commissie kan zich voorts voorstellen dat de houding van de verzekeraar in deze kwestie voor de consument reden is geweest om zijn verloofde geen verklaring te laten afleggen. Niet weersproken is dat dit ook het advies is geweest van zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Daarbij acht de commissie van belang dat de consument ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn om erover na te denken zijn verloofde alsnog een verklaring te laten afleggen. 3.8 De verzekeraar stelt zich tot slot op het standpunt dat de consument bij e-mail van 14 januari 2022 heeft erkend dat hij heeft gefraudeerd. Gelet op de context waarin voornoemde e-mail door de consument is verstuurd, is de commissie echter van oordeel dat hierin geen erkenning van de consument besloten ligt. 3.9 De commissie is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd. Dit brengt mee dat niet is voldaan aan de vereisten die het Protocol stelt om tot registratie in het EVR over te gaan. De verzekeraar is dan ook onterecht overgegaan tot het registreren van de persoonsgegevens van de consument in het EVR en dient die registratie te verwijderen. 3.10 Vervolgens is de vraag aan de orde of de registratie in het Incidentenregister wel mag worden gehandhaafd. De commissie oordeelt dat ook de registratie in het Incidenten- register moet worden doorgehaald. Er is niet langer voldaan aan artikel 3.1.1 van het Protocol. Nu niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd, zijn de geregistreerde gegevens niet langer ter zake dienend. De registratie draagt niet langer bij aan het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van strafbare gedragingen, en ook niet kan worden gezegd dat de registratie anderszins nog kan bijdragen aan de in artikel 4.1.1 Protocol omschreven doelen. 3.11 Op grond van artikel 4.2.3 van het Protocol worden de gegevens in het Incidenten- register uitgewisseld met functionarissen werkzaam bij de daartoe ingerichte coördinatiefuncties van het Verbond van Verzekeraars, te weten het fraudeloket. Dit is het CBV. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient de verzekeraar de melding van de incidentenregistratie aan het CBV in te trekken.

  • Risicowijziging Verzekeringnemer is verplicht zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen de hierna genoemde termijnen, verzekeraar in kennis te stellen van wijzigingen, zoals hierna is aangegeven, tenzij verzekeringnemer aannemelijk maakt dat hij van het optreden van die wijziging niet op de hoogte was en dat redelijkerwijs ook niet kon zijn.

  • Eindafrekening 1. De Erkende Verhuizer zal de eindafrekening tijdens de oplevering aan de klant ter hand stellen ofwel zo spoedig mogelijk na de oplevering doen toekomen. 2. Wanneer de overeenkomst is gebaseerd op regie (al dan niet in combinatie met een richtprijs), bevat de eindafrekening een opstelling van de bestede uren, geleverde materialen en overige kosten (zoals gereedschapshuur, parkeergelden, precario, e.d.). 3. Wanneer de overeenkomst is gebaseerd op een vaste prijs, bevat de eindafrekening een opstelling van de vaste prijs, het eventuele ‘meer- en/of minderwerk’ en eventuele extra kosten op grond van onvoorziene complicaties. 4. De eindafrekening bevat tevens een opstelling van eventueel door de klant reeds betaalde bedragen en van het resterende saldo. 5. Alle betalingen dienen binnen 2 weken na ontvangst van de rekening plaats te vinden, tenzij partijen een andere termijn zijn overeengekomen.

  • Begunstiging 1. De Verzekeringnemer heeft het recht gedurende het leven van de Verzekerde de begunstiging te wijzigen. 2. De wijziging van de begunstiging is tegenover de Maatschappij eerst van kracht nadat de Maatschappij daartoe een schriftelijk verzoek van de Verzekeringnemer heeft ontvangen en de wijziging in de Polis heeft aangetekend. 3. Indien meer dan één Begunstigde is aangewezen komt de Begunstigde met een hoger nummer slechts in aanmerking indien alle lager genummerde Begunstigden ontbreken, overleden zijn of weigeren het opeisbare bedrag te aanvaarden. 4. Indien de Begunstigde overlijdt voordat een verzekerd bedrag waarvoor hij is aangewezen opeisbaar wordt, gaat zijn recht niet over op zijn erfgenamen. 5. Voor zover geen Begunstigde is aangewezen of alle aangewezen Begunstigden ontbreken, overleden zijn of weigeren het opeisbare bedrag te aanvaarden, geschiedt de uitkering aan de Verzekeringnemer of zijn erfgenamen. 6. In de omschrijving van de begunstiging wordt verstaan onder: a. echtgenoot/ echtgenote: de echtgenoot / echtgenote op het tijdstip van het opeisbaar worden van het verzekerd bedrag: b. (geregistreerde) partner: de (geregistreerde) partner op het tijdstip van het opeisbaar worden van het verzekerd bedrag; c. kinderen: alle op het tijdstip van opeisbaar worden van het verzekerde bedrag in leven zijnde wettige, gewettigde en geadopteerde kinderen; d. erfgenamen: degenen die krachtens het testament of de wet deelgerechtigd zijn in de nalatenschap. De onderlinge verdeling zal plaatsvinden in de verhouding waarin zij in de nalatenschap zijn gerechtigd, een en ander in afwijking van het bepaalde in lid 3. 7. Indien een derde als Begunstigde is aangewezen, kan deze de aanwijzing aanvaarden. Aanvaarding is slechts dan van kracht als de Maatschappij hiertoe een door de Verzekeringnemer en de Begunstigde ondertekend verzoek heeft ontvangen en dit in de Polis is aangetekend.

  • Beoordeling 1. Over de wijze waarop de werknemer zijn functie heeft uitgeoefend en over zijn gedragingen tijdens de uitoefening van die functie wordt periodiek een beoordeling opgemaakt. 2. De werkgever stelt regels vast voor beoordelingen. 3. De werknemer is verplicht de beoordeling voor gezien te ondertekenen.