Samenvatting van het geschil. 2.1 Eiser, die thans 56 jaar oud is, heeft sinds 1 maart 1998 als vrijgevestigd medisch specialist (car- dioloog) gewerkt in het I.. (hierna: het ziekenhuis) te Z.. Tot 1 januari 2015 was hij daar werk- zaam als lid van de maatschap van cardiologen en op basis van een toelatingsovereenkomst met de J., die het ziekenhuis in stand houdt. Deze stichting is per 12 juli 2013 bestuurlijk gefuseerd met de stichting die het K. in Y. in stand houdt. Xxxxx heeft in het najaar van 2014 eiseres opge- richt. Hij is de enige aandeelhouder en bestuurder van eiseres en hij oefent sinds 1 januari 2015 zijn cardiologiepraktijk uit door tussenkomst van deze vennootschap. Met het oog op de invoe- ring van de integrale bekostiging van de medisch-specialistische zorg in ziekenhuizen per 1 ja- nuari 2015 is verweerster opgericht. Verweerster heeft een samenwerkingsovereenkomst geslo- ten met de X.. Zij dient ervoor te zorgen – kort gezegd – dat de medisch specialisten overeen- komstig de richtlijnen van hun wetenschappelijke verenigingen handelen, de kennis en kunde bezitten die voor een goede praktijkuitoefening noodzakelijk zijn en voldoen aan de voor een medisch specialist vastgestelde competenties. Eiseres is per 1 januari 2015 lid geworden van verweerster. Tussen eiser en de C. geldt een ‘praktijkovereenkomst medisch specialist’. Van 2010 tot medio 2016 is xxxxx manager van de vakgroep cardiologie (hierna ook te noemen de vakgroep) in het ziekenhuis geweest. De afdeling cardiologie van het ziekenhuis telt, afgezien van een chef de clinique, zes cardiologen, van wie er een sinds november 2015 ziek is. 2.2 Tussen verweerster en eisers (eiseres als “het Lid”) geldt sinds 1 januari 2015 een overeenkomst (hierna: de ledenovereenkomst), die tevens de opdracht tot medisch-specialistische zorgverle- ning omvat. De ledenovereenkomst houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Appears in 2 contracts
Samples: Arbitraal Vonnis, Arbitraal Vonnis
Samenvatting van het geschil. 2.1 EiserEisers (respectievelijk 58 en 42 jaar oud) zijn beiden werkzaam als longarts in het door verweerster in stand gehouden ziekenhuis te X. op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dit ziekenhuis, genaamd C. (“het C.”), is feitelijk de voortzetting van het F. (“het F.”). De gelijknamige stichting, die thans 56 jaar oud ishet F. in stand hield, heeft sinds 1 maart 1998 als vrijgevestigd medisch specialist (car- dioloog) gewerkt in is op x gefailleerd. Het F. was het I.. regionale ziekenhuis voor bewoners van de W. en V. en de gemeente en de deelgemeente T..
2.2 Enig aandeelhouder van verweerster is de G. (hierna: “G.”), een samenwerkingsverband van drie stichtingen die respectievelijk het ziekenhuisH. te Y., het I. (“het I.”) te ZY. en het J. (“het J.”) te S. in stand houden.
2.3 Eisers geven gezamenlijk leiding en uitvoering aan de afdeling longgeneeskunde van het C.. Tot 1 januari 2015 was hij daar werk- zaam als lid van Voorheen vormden zij de maatschap van cardiologen en longgeneeskunde in het F.. In dat ziekenhuis zijn zij werkzaam geweest als vrijgevestigd specialist op basis van een toelatingsovereenkomst (respectievelijk sinds 2001 en 2007). Deze toelatingsovereenkomsten zijn geëindigd wegens het faillissement van het F..
2.4 Een verslag van een bespreking op 26 juni 2013 van de directie van verweerster met het stafbestuur van het C. en eisers vermeldt onder meer het volgende:
2.5 In overeenstemming hiermee zijn eisers, na het faillissement van de Stichting F. en de daarop gevolgde “doorstart” door verweerster, in dienst getreden van verweerster en op die basis werkzaam gebleven in het voormalige F.. Aanvankelijk is verweerster met eisers een arbeidsovereenkomst aangegaan die afliep op 31 december 2013. Daarna heeft een verlenging plaatsgevonden, opnieuw voor een bepaalde tijd, te weten tot 1 januari 2015. Met brieven van 9 september 2014 heeft verweerster aan eisers meegedeeld dat hun tijdelijke dienstverbanden niet worden verlengd. Dit besluit van verweerster heeft te maken met de J.door haar gewenste, die hierna nader te bespreken, regionale samenwerkingsverbanden.
2.6 Verweerster heeft haar uitgangspunten voor de werving en selectie van personeel vastgelegd in een document genaamd “Werving- en Selectiebeleid”. Eisers hebben “Versie 4” van dit document in het ziekenhuis in stand houdtgeding gebracht. Deze stichting versie is per 12 juli 2013 bestuurlijk gefuseerd met de stichting die het K. gedateerd op 6 november 2013. Onderdeel 4.2 van dit document houdt in Y. in stand houdt. Xxxxx heeft in het najaar van 2014 eiseres opge- richt. Hij is de enige aandeelhouder en bestuurder van eiseres en hij oefent sinds 1 januari 2015 zijn cardiologiepraktijk uit door tussenkomst van deze vennootschap. Met het oog op de invoe- ring van de integrale bekostiging van de medisch-specialistische zorg in ziekenhuizen per 1 ja- nuari 2015 is verweerster opgericht. Verweerster heeft een samenwerkingsovereenkomst geslo- ten met de X.. Zij dient ervoor te zorgen – kort gezegd – dat de medisch specialisten overeen- komstig de richtlijnen van hun wetenschappelijke verenigingen handelen, de kennis en kunde bezitten die voor een goede praktijkuitoefening noodzakelijk zijn en voldoen aan de voor een medisch specialist vastgestelde competenties. Eiseres is per 1 januari 2015 lid geworden van verweerster. Tussen eiser en de C. geldt een ‘praktijkovereenkomst medisch specialist’. Van 2010 tot medio 2016 is xxxxx manager van de vakgroep cardiologie herplaat- singskandidaten bij vacatures voorrang krijgen boven andere (hierna ook te noemen de vakgroepinterne) in het ziekenhuis geweest. De afdeling cardiologie van het ziekenhuis telt, afgezien van een chef de clinique, zes cardiologen, van wie er een sinds november 2015 ziek issollicitanten.
2.2 Tussen verweerster en eisers (eiseres als “het Lid”) geldt sinds 1 januari 2015 een overeenkomst (hierna: de ledenovereenkomst), die tevens de opdracht tot medisch-specialistische zorgverle- ning omvat. De ledenovereenkomst houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
Samenvatting van het geschil. 2.1 Eiser2.1. Xxxxx is als medisch chirurgisch specialist toegelaten tot het ziekenhuis W. van de stichting H., die thans 56 jaar oud isvoorheen de Stichting I., heeft sinds en wel met ingang van 1 mei 2005. De toelating is vastgelegd in een schriftelijke toelatingsovereenkomst opgemaakt op 12 april 2005. Xxxxx oefende daar tot 1 januari 2010 de praktijk uit in maatschapverband met vier, en nadien tot 1 maart 1998 2010 met twee, chirurgen. Hij was laatstelijk voorzitter van de maatschap.
2.2. De stichting is de bestuurder van de onder 2.1 genoemde Stichting H.. De stichting bestuurt op een zelfde wijze onder meer het ziekenhuis G. te Y., waartoe tevens behoort de Kliniek X.. Binnen het ziekenhuis G. bestaat een maatschap chirurgie en orthopedie (hierna te noemen: de maatschap chirurgie G.), met een ruim aantal leden.
2.3. In 2006 heeft een visitatiecommissie van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde een visitatie uitgevoerd naar de maatschap chirurgie W.. In de samenvatting van het hierover uitgebrachte rapport van 11 april 2006 is onder meer vermeld dat bij de maatschap “nog onvoldoende realiteitszin met betrekking tot de toekomst, i.e. de samenwerking met de chirurgen uit Y.” bestaat. De visitatiecommissie heeft aan de maatschap chirurgie W. het advies gegeven “een visie met betrekking tot de toekomst van de chirurgie in de regio” te ontwikkelen.
2.4. Mede naar aanleiding van berichten uit de organisatie en van het stafbestuur W. heeft de raad van bestuur van de stichting, na overleg met de maatschap chirurgie W., een externe commissie opdracht gegeven een onderzoek in te stellen over – kort gezegd – de vraag of het functioneren van de maatschap als vrijgevestigd geheel en van de individuele leden daarvan, medisch specialist (car- dioloog) gewerkt inhoudelijk en ook overigens aan redelijkerwijze daaraan te stellen eisen voldoet. De commissie bestond uit dr. J. en prof.dr. K. en wordt hierna aangeduid als de commissie-X./K.. Het op 6 mei 2007 uitgebrachte rapport van deze commissie vermeldt onder meer het volgende: - Er zal een begeleidingstraject moeten worden gestart van de gehele maatschap naar een gewaardeerde terugkeer binnen de medische staf van het ZH W.. - De organisatie van de maatschap zal moeten worden herzien:
1. ten aanzien van differentiatie: met name op het gebied van oncologische- en laagvolume chirurgie zal taakverdeling binnen de eigen groep en samenwerking met X. gestalte moeten krijgen 2. […]
2.5. In 2006 en begin 2007 hebben de stafbesturen en de medische staven van de ziekenhuizen te Z. en te Y. alsmede de raad van bestuur van de stichting het document ‘Q’ als beleidsdocument voor de periode 2006-2010 vastgesteld. Deze nota vermeldt de noodzaak van gelijke kwaliteit op de verschillende locaties en het voorkomen van interne concurrentie. Op een aantal vakgebieden zijn binnen de organisatie van de stichting een verregaande samenwerking en integratie tot stand gekomen, in sommige gevallen is zelfs een fusie van de maatschappen tot stand gebracht. Tussen de maatschap chirurgie W. en de maatschap chirurgie G. is geen sprake van een dergelijke samenwerking en integratie.
2.6. Met een brief van 21 mei 2008 hebben de voorzitters van de medische staven van de ziekenhuizen te Z. en Y./X. en de raad van bestuur van de stichting de maatschappen en de vakgroepen die praktijk uitoefenen in de ziekenhuizen te Z. en Y./X. en die tot dan toe niet samenwerkten en/of geïntegreerd waren, het navolgende medegedeeld: “Wij realiseren ons inmiddels wel dat het ‘gespleten’ gezicht naar buiten van niet samenwerkende disciplines een zwaktebod in het I.. (hierna: B.-profiel is en daarmee een risico vormt. Het uitgangspunt in ‘Q’ is gelijke kwaliteit op alle locaties en geen interne concurrentie. Voor uw vakken is dit doel nog niet bereikt.” De maatschappen en de vakgroepen werd verzocht om vóór 1 juli 2008 hun standpunten kenbaar te maken over samenwerking en/of integratie van hun specialismen met het ziekenhuis) gelijke specialisme op de andere locatie.
2.7. Bij brief van 5 juni 2008 heeft de maatschap chirurgie X. xx xxxx van bestuur van de stichting bericht het onverstandig te vinden gedurende de vakantieperiode tot nader overleg hieromtrent over te gaan, en voorgesteld eerst in september 2008 nadere afspraken te maken. Bij brief van 1 juli 2008 heeft de maatschap chirurgie G. haar visie kenbaar gemaakt aan de raad van bestuur van de stichting over een eventuele uitbreiding naar Z.. Tot 1 januari 2015 De maatschap chirurgie G. deelde mee dat uitbreiding slechts aan de orde was hij daar werk- zaam als lid indien een fusie tussen de twee maatschappen niet zou plaatsvinden. Verder diende volgens de maatschap chirurgie G. de invulling van de personele bezetting te Z. te worden bepaald door de vakgroep chirurgie G., zodat de chirurgische zorg te Z. alleen bedreven zou worden door of onder supervisie van de vakgroep chirurgie G..
2.8. Met een brief van 10 juli 2008 heeft eiser namens de maatschap chirurgie Z. aan de raad van bestuur van de stichting een voorstel gedaan voor samenwerking met de maatschap chirurgie G..
2.9. Bij brief van 12 februari 2009 heeft de maatschap chirurgie X. xx xxxx van bestuur van de stichting bericht dat ook na het (ophanden zijnde of te verwachten) vertrek van de twee oudste leden van de maatschap van cardiologen eiser de samenwerking met de drie resterende chirurgen moeilijk zal liggen. In de brief wordt erop gewezen dat het functioneren van de chirurgen te Z. eerder aan discussie onderhevig is geweest en dat het noodzakelijk was het functioneren in begin 2007 extern door de commissie-J./K. te laten onderzoeken. De maatschap chirurgie G. verklaart op zoek te zijn naar chirurgen die ambitieus zijn, over meerdere locaties wensen te werken, in opleidingssetting, en zeer alert zijn in nieuwe ontwikkelingen. De chirurgen te Z. zouden deze kwaliteiten missen. De maatschap chirurgie G. stelt dan ook op zoek te willen gaan naar nieuwe maten die in haar ogen wel aan deze eisen kunnen voldoen, om zo de volledige verantwoordelijkheid voor de chirurgische zorg in Z. te zijner tijd op dezelfde manier vorm te geven als binnen de regio Y..
2.10. Bij brief van 4 maart 2009 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van de stichting schriftelijk bevestigd hetgeen hij eerder tijdens een bespreking van 27 februari 2009 aan de leden van de maatschap van xxxxx had meegedeeld, namelijk dat de raad van bestuur, daarin gesteund door de beide stafbesturen, heeft moeten constateren dat aan de zijde van de maatschap chirurgie G. geen vertrouwen bestaat in samenwerking met de maatschap van eiser en met de leden daarvan. De raad van bestuur deelt mee geen andere oplossing te zien dan een traject in te gaan dat ertoe leidt dat de praktijkvoering van de maatschapsleden wordt beëindigd. Bijgevoegd was de brief van 12 februari 2009 van de maatschap chirurgie G..
2.11. Bij brief van 28 oktober 2009 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van de stichting aan eiser bericht dat het voornemen bestaat de toelatingsovereenkomst met hem op te zeggen. Daarbij zijn als redenen genoemd: (i) de vereiste samenwerking en integratie van specialismen en vakgroepen die op hetzelfde vakgebied binnen de organisatie van de stichting werkzaam zijn, (ii) de weigering van de maatschap chirurgie G. om met eiser en de andere chirurgen te Z. de vorming van één maatschapverband aan te gaan, (iii) het feit dat de raad van bestuur van de stichting heeft moeten constateren dat het niet mogelijk is gebleken om verandering in dit standpunt te brengen, (iv) het belang van de patiëntenzorg, dat niet toelaat dat – zoals ook de maatschap van xxxxx heeft erkend – op zijn minst nog een lange weg te gaan is voor er sprake kan zijn van een intensieve samenwerking, terwijl de uitkomst onzeker zal blijven, en (v) het meewegen bij dit alles van de analyse van de commissie-J./K., die in hun rapport van mei 2007 enerzijds constateren dat binnen de maatschap van xxxxx het ontbreekt aan communicatieve vaardigheden en zelfreflectie, en anderzijds de noodzaak vaststellen voor een reorganisatie van de maatschap van eiser zodanig dat op een aantal gebieden de samenwerking met de maatschap chirurgie G. gestalte zou krijgen.
2.12. Xxxxx is in de brief van 28 oktober 2009 uitgenodigd voor een hoorzitting op 4 november 2009. Van deze mogelijkheid heeft eiser gebruikgemaakt. De hoorzitting heeft op 10 november 2009 plaatsgevonden. Xxxxx heeft verklaard dat het beleidsdocument ‘Q’ door zijn maatschap en dus door hem wordt onderschreven. Hij onderschrijft het belang van intensieve samenwerking. Xxxxx meent dat het de maatschap chirurgie G. is die de samenwerking blokkeert en daarop door de raad van bestuur van de stichting dient te worden aangesproken. Eiser verwijt de raad van bestuur van de stichting een fusie onvoldoende te hebben gefaciliteerd. Xxxxx betreurt het dat de raad van bestuur van de stichting mediation vruchteloos acht en is van mening dat daarmee een mogelijkheid wordt geblokkeerd om wel tot een goede samenwerking met de collega’s van de maatschap chirurgie G. te komen.
2.13. De raad van bestuur van de stichting heeft over zijn voornemen tot opzegging van de toelatingsovereenkomsten met eiser en diens per 1 januari 2010 resterende collega’s advies ingewonnen bij de stafbesturen van beide ziekenhuizen. Tijdens besprekingen met de stafbesturen op 10 november 2009 hebben deze besturen verklaard het besluit te steunen, waarbij het stafbestuur van het ziekenhuis te Z. opmerkt dat het niet doorzetten van het voornemen tot fusie een ongewenst precedent zou betekenen voor de andere nog niet gefuseerde maatschappen. In dit stadium bestaat er “geen reële weg meer terug”, zo concludeert dit stafbestuur.
2.14. Bij brief van 1 december 2009 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van de stichting aan eiser meegedeeld dat de toelatingsovereenkomst met hem wordt opgezegd tegen 2 juni 2010 op de gronden die zijn vermeld in de brief van 28 oktober 2009.
2.15. In het dagblad O. is op 31 december 2009 een bericht gepubliceerd met de kop “Maatschap chirurgie enig dwarsligger”. Dit bericht gaat over de voorgenomen fusies van de maatschappen binnen de B.. Vermeld is onder meer dat de samensmelting voor de meeste Z. maatschappen geen probleem is, “met uitzondering van de maatschap chirurgie”. De resterende drie artsen van deze maatschap “weigeren de samenwerking met X. omdat de partijen geen overeenstemming kunnen bereiken”, zo is daaraan toegevoegd.
2.16. Eiser is sedert 1 maart 2010 op basis van een toelatingsovereenkomst met de J.arbeidsovereenkomst werkzaam in het L. te V.. Deze overeenkomst kent een proeftijd van twee maanden, die het ziekenhuis in stand houdt. Deze stichting is per 12 juli 2013 bestuurlijk gefuseerd met ten tijde van de stichting die het K. in Y. in stand houdt. Xxxxx heeft in het najaar van 2014 eiseres opge- richt. Hij is de enige aandeelhouder en bestuurder van eiseres en hij oefent sinds 1 januari 2015 zijn cardiologiepraktijk uit door tussenkomst mondelinge behandeling van deze vennootschap. Met het oog op de invoe- ring van de integrale bekostiging van de medisch-specialistische zorg in ziekenhuizen per 1 ja- nuari 2015 is verweerster opgericht. Verweerster heeft een samenwerkingsovereenkomst geslo- ten met de X.. Zij dient ervoor te zorgen – kort gezegd – dat de medisch specialisten overeen- komstig de richtlijnen van hun wetenschappelijke verenigingen handelen, de kennis en kunde bezitten die voor een goede praktijkuitoefening noodzakelijk zijn en voldoen aan de voor een medisch specialist vastgestelde competenties. Eiseres is per 1 januari 2015 lid geworden van verweerster. Tussen eiser en de C. geldt een ‘praktijkovereenkomst medisch specialist’. Van 2010 tot medio 2016 is xxxxx manager van de vakgroep cardiologie (hierna ook te noemen de vakgroep) in het ziekenhuis geweest. De afdeling cardiologie van het ziekenhuis telt, afgezien van een chef de clinique, zes cardiologen, van wie er een sinds november 2015 ziek iszaak nog niet was geëindigd.
2.2 Tussen verweerster en eisers (eiseres als “het Lid”) geldt sinds 1 januari 2015 een overeenkomst (hierna: de ledenovereenkomst), die tevens de opdracht tot medisch-specialistische zorgverle- ning omvat. De ledenovereenkomst houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
Samenvatting van het geschil. 2.1 Eiser, die thans 56 jaar oud is, heeft sinds 1 maart 1998 als vrijgevestigd medisch specialist (car- dioloog) gewerkt Eiseres exploiteert een ziekenhuis in het I.. Y. (hierna: het ziekenhuis) te Z.. Tot ). Het ziekenhuis biedt vrijwel alle specialismen aan, waaronder kindergeneeskunde.
2.2 Verweerster, geboren op 15 augustus 1963, is op 1 januari 2015 was hij daar werk- zaam als lid van de maatschap van cardiologen en juni 2002 op basis van een toelatingsovereenkomst arbeidsovereenkomst in dienst getreden van eiseres in de functie van medisch specialist kindergeneeskunde (kinderarts). Haar huidige salaris bedraagt € 5.410,50 bruto per maand, gebaseerd op een arbeidsduur van 50%. Daarnaast heeft zij recht op € 2.437,96 bruto per maand aan toeslagen en op een vakantietoeslag van 8% per jaar over de twee hiervoor genoemde bedragen. Op de arbeidsovereenkomst is onder meer de AMS (Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten) van toepassing. Artikel 1.2.5 lid 3 van de AMS (in de thans nog toepasselijke versie 2008-2009) houdt in dat het bestuur niet tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een medisch specialist overgaat voordat de specialist in kwestie, diens vakgroep en het stafbestuur zijn gehoord. Met ingang van 1 januari 2016 bevat het door partijen genoemde artikel 1.6 (“Einde arbeidsovereenkomst”) van de AMS 2016 een soortgelijke, zij het enigszins anders geformuleerde, voorziening.
2.3 De kindergeneeskunde in het ziekenhuis vormt een zogeheten Eenheid van Verantwoord Resultaat (EVR). Een EVR is verantwoordelijk voor het (financiële) resultaat, de kwaliteit van de zorgverlening en de uitvoering van het beleid op het gebied van human resources (hr) binnen de eigen entiteit. D. is voorzitter van de EVR kindergeneeskunde.
2.4 Eiseres heeft in augustus 2009 H. (H.) opgericht. Sinds 1 januari 2010 levert H. de poliklinische zorg en de dagbehandeling, en het ziekenhuis uitsluitend nog de klinische zorg en de acute tweedelijnszorg op het gebied van de kindergeneeskunde. De exploitante van X. is de stichting H.. De besloten vennootschap I. BV (hierna: I.) levert de zorg die H. biedt. Eiseres houdt 81% van de aandelen in I., de kinderartsen J. (hierna: J.) en K. (hierna: K.) tezamen 19%. In H. werken vier kinderartsen. Naast J. en K. zijn dit een kinderarts in loondienst van I. en E.. Deze laatste is als waarnemend kinderarts en op declaratiebasis werkzaam in H..
2.5 In het ziekenhuis werken zes kinderartsen, onder wie verweerster, en een waarnemer. De bedoelde zes kinderartsen zijn allen in loondienst bij eiseres. De vier kinderartsen die werkzaam zijn in H. en de zes kinderartsen van het ziekenhuis vormen samen de vakgroep kindergeneeskunde. Ook van deze vakgroep is D. de voorzitter. Eén van de kinderartsen van X. xxxxxxxx ook werkzaamheden voor het ziekenhuis, en diverse kinderartsen die in loondienst bij het ziekenhuis werken verrichten tevens werkzaamheden voor H.. Hierdoor zijn onderlinge financiële verrekeningen tussen H. en het ziekenhuis nodig.
2.6 De oprichting van H. en de voorbereiding daarvan hebben vanaf 2006 geleid tot samenwerkingsproblemen tussen de kinderartsen, in het bijzonder tussen kinderartsen verbonden aan H. enerzijds en kinderartsen verbonden aan het ziekenhuis anderzijds. In de periode van 2008/2009 tot februari 2012 zijn diverse malen tevergeefs mediators ingeschakeld om die problemen op te lossen.
2.7 In november 2011 is er met betrekking tot verweerster een zogeheten “decentrale incidenten melding” (DIM) geweest. Zij was toen ’s nachts tijdens een oproepdienst door een arts-assistent thuis gebeld met het verzoek om naar het ziekenhuis te komen. Verweerster heeft niet aan dat verzoek voldaan doordat zij na het telefoongesprek in slaap was gevallen. D. heeft het incident op 9 februari 2012 met verweerster besproken. Daarna heeft een uitgebreide e-mailwisseling tussen verweerster en D. plaatsgevonden over de inhoud van het verslag van het gesprek en over de gevolgde procedure naar aanleiding van het incident.
2.8 In april en mei 2012 hebben C. en de voorzitter van de Vereniging Medische Staf van het ziekenhuis, met iedere kinderarts een gesprek gevoerd over de samenwerkingsproblemen tussen de kinderartsen.
2.9 Op 23 juli 2012 heeft de raad van bestuur van eiseres aan X., die toen als “freelancer” was verbonden aan X., opdracht gegeven om, zo blijkt uit het door hem opgestelde rapport (zie hierna), de mogelijkheden te onderzoeken voor de opbouw “van een goed samenwerkende vakgroep kindergeneeskunde die zich verantwoordelijk weet voor de klinische en poliklinische patiëntenzorg binnen de regio Y.”.
2.10 In januari 2015 heeft D., in aanwezigheid van hr-medewerker X. (hierna: L.), met verweerster een jaargesprek gevoerd, waarbij onder meer is gesproken over de (onder druk staande) relatie tussen X. en verweerster. Vervolggesprekken hebben op 2 april 2015 en op 8 april 2015 plaatsgevonden. In het verslag van het gesprek van 8 april 2015 is onder meer het volgende vermeld: “Samenvattend vindt [verweerster] dat de inhoud van het jaargesprek gekleurd is door het subjectieve oordeel van [D.]. [Verweerster] voelt al heel lang dat haar positie binnen de vakgroep wordt bedreigd. […]. Samenvattend vindt [D.] dat de reactie van [verweerster] bevestigt dat [verweerster] geen vertrouwen in haar heeft. [D.] voelt vooral wantrouwen. Dit gesprek was bedoeld om in gesprek te gaan over de
2.11 Ter uitvoering van de in 2.9 beschreven opdracht heeft X. een rapport uitgebracht dat is gedateerd op 26 mei 2015. In het rapport heeft X. vermeld dat hij “met de J.huidige groep kinderartsen geen kans [ziet] een verbetering in de communicatie en samenwerking binnen de vakgroep te bewerkstelligen”. Hij heeft voorts vermeld dat zijn taak als vakgroepbegeleider in de loop van de tijd “meer coaching van de EVR voorzitter en begeleiding en observatie op afstand” is geworden, die maar dat rond de zomervakantie van 2014 “een terugval in het ziekenhuis denken vanuit verschillen in stand houdtbenadering vanuit primair klinisch(…) gericht belang en primair poliklinisch gericht belang” ontstond. Deze stichting is per 12 juli 2013 bestuurlijk gefuseerd E. heeft blijkens zijn rapport vastgesteld dat hij “na een periode van bijna drie jaar geen mogelijkheden [ziet] om met de stichting die het K. in Y. in stand houdt. Xxxxx heeft in het najaar huidige vakgroep tot een verandering van 2014 eiseres opge- richtde huidige bijna reflexmatige gedragspatronen te komen”. Hij is tot de enige aandeelhouder bevinding gekomen dat voor de raad van bestuur twee opties openstaan, die als volgt zijn samen te vatten: (i) de huidige samenstelling van de vakgroep kinderartsen handhaven en bestuurder aanvaarden dat geen optimale samenwerking tussen H. en de afdeling kindergeneeskunde in het ziekenhuis zal ontstaan en (ii) de samenstelling van de vakgroep kinderartsen zo veranderen dat die groep alleen nog bestaat uit kinderartsen die een positieve grondhouding hebben ten opzichte van de wijze waarop de kindergeneeskunde is georganiseerd in H. en het ziekenhuis. Het rapport bevat een paragraaf waarin E. kritiekpunten over verweerster opsomt.
2.12 De raad van bestuur heeft voor de tweede optie uit het rapport van X. gekozen. C. heeft vervolgens op 9 juni 2015 met de vakgroep kinderartsen gesproken en op 10 juni 2015, in aanwezigheid van X., met elke kinderarts apart. In het gesprek met verweerster heeft X. aan verweerster meegedeeld dat de raad van bestuur heeft besloten de samenwerking met haar te zullen beëindigen. Dit besluit is vooral gebaseerd op het advies van X., en meer in het bijzonder op de bij diens rapport gevoegde paragraaf over verweerster. In het verslag van het gesprek van 10 juni 2015 met verweerster is het volgende over het advies van E. opgenomen: “Op basis van het advies van [E.] noemt [C.] de volgende punten over [verweerster]: - Toont onvoldoende mogelijkheden tot relativering van het belang van haar eigen taken in relatie tot alle taken van de vakgroep; - Is onvoldoende in staat haar eigen inzichten bij te stellen naar de mening van de meerderheid; - Blijft besluiten ter discussie stellen als ze bij het besluit niet aanwezig was of het besluit haar niet bevalt; - Accepteert de prioritering van de vakgroep agenda niet als haar punten niet aan de orde komen; - Toenemende wederzijdse irritatie in de communicatie met de EVR voorzitter, waarbij een vruchtbare samenwerking erg onwaarschijnlijk lijkt.”
2.13 De raad van bestuur heeft na 10 juni 2015 de tekst van gedeelten van het rapport van X. aan de kinderartsen verstrekt. Tot deze gedeelten behoorden niet de passages over de individuele kinderartsen, ook niet voor zover het de kinderarts in kwestie zelf betrof.
2.14 Op 22 juni 2015 heeft X., als voorzitter van de EVR kindergeneeskunde, aan de raad van bestuur van eiseres een schriftelijke reactie gegeven op het gesprek van
C. met de vakgroep kinderartsen op 9 juni 2015. In deze reactie is onder meer te lezen dat een aantal vakgroepleden in de besprekingen op 9, 10 en 11 juni 2015 heeft verklaard “zich niet te herkennen in het verslag van [E.], noch in zijn analyse”. D. heeft enkele vragen aan de raad van bestuur voorgelegd. C. heeft op 6 juli 2015 de brief van 22 juni 2015 beantwoord. Zij heeft vermeld dat E. in de 2,5 jaar waarin zijn opdracht heeft bestaan, haar regelmatig heeft geïnformeerd over zijn bevindingen en de ontwikkeling van de vakgroep. Volgens X. waren E.’s rapportages tot de zomer van 2014 overwegend positief en was zijn rol geminimaliseerd. Rond de jaarwisseling 2014/2015 heeft X. “de eerste signalen van terugval” kenbaar gemaakt en heeft hij oefent sinds 1 zijn zorgen over de ontwikkeling geuit. C. heeft verder onder meer meegedeeld dat in de afgelopen jaren veel is geïnvesteerd in de begeleiding van de vakgroep en dat de raad van bestuur naar aanleiding van het advies van E. heeft gekozen voor individuele interventies, “omdat verdere groepsbegeleiding geen toegevoegde waarde heeft”.
2.15 Eiseres legt aan haar in 1.1 aangehaalde verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, samengevat, het volgende ten grondslag. De kinderartsen werken al jarenlang niet goed samen. Dat moet veranderen. Een goede samenwerking is in het belang van de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van patiënten. Voor een goede samenwerking moeten de kinderartsen in gezamenlijkheid werken en het belang van de vakgroep kindergeneeskunde, zoals die nu al jaren is georganiseerd in H. en het ziekenhuis, boven het eigen belang stellen. Verweerster is daartoe niet in staat. Haar manier van communiceren werkt verstorend. Zij gaat steeds de discussie aan als zij een fout maakt of kritiek krijgt zonder goed naar zichzelf te kijken. Daarbij verliest zij het belang van de vakgroep uit het oog en ontstaat een dynamiek die belemmerend werkt in het streven naar een goed samenwerkende groep kinderartsen. Dit blijkt uit het advies van X., uit het gesprek naar aanleiding van het incident met de DIM- melding in november 2011 en de e-mailwisseling die daarop volgde en uit het jaargesprek in januari 2015 zijn cardiologiepraktijk uit door tussenkomst en de daarop volgende gesprekken in april 2015. Van belang is verder dat verweerster de EVR-/vakgroepvoorzitter wantrouwt. Ook dat maakt goed samenwerken onmogelijk. Van eiseres kan onder deze omstandigheden in redelijkheid niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De hier geschetste omstandigheden vormen primair een redelijke grond in de zin van deze vennootschapartikel 7:669 lid 3 onder h BW). Met het oog op Subsidiair is sprake van een redelijke grond zoals omschreven in artikel 7:669 lid 3 onder g BW; de invoe- ring arbeidsverhouding tussen partijen is zodanig verstoord dat van haar, eiseres, in redelijkheid niet kan worden gevergd de integrale bekostiging van de medisch-specialistische zorg in ziekenhuizen per 1 ja- nuari 2015 is verweerster opgerichtarbeidsovereenkomst te laten voortduren. Verweerster heeft een samenwerkingsovereenkomst geslo- ten met de X.. Zij dient ervoor te zorgen – kort gezegd – dat de medisch specialisten overeen- komstig de richtlijnen van hun wetenschappelijke verenigingen handelen, de kennis en kunde bezitten die voor een goede praktijkuitoefening noodzakelijk zijn en voldoen aan de voor een medisch specialist vastgestelde competenties. Eiseres is per 1 januari 2015 lid geworden van verweerster. Tussen eiser en de C. geldt een ‘praktijkovereenkomst medisch specialist’. Van 2010 tot medio 2016 is xxxxx manager bij ontbinding van de vakgroep cardiologie (hierna ook te noemen arbeidsovereenkomst recht op de vakgroep) transitievergoeding, die in het ziekenhuis geweest. De afdeling cardiologie van het ziekenhuis telt, afgezien van een chef de clinique, zes cardiologen, van wie er een sinds november 2015 ziek isdit geval € 51.562,- bruto bedraagt.
2.2 Tussen verweerster en eisers (eiseres als “het Lid”) geldt sinds 1 januari 2015 een overeenkomst (hierna: de ledenovereenkomst)2.16 Verweerster voert, die tevens de opdracht tot medisch-specialistische zorgverle- ning omvat. De ledenovereenkomst houdt, voor zover hier van belangsamengevat, het volgende in:verweer. Xxxxxxx heeft ten onrechte – en in strijd met de AMS – haarzelf en de vakgroep niet gehoord over het voornemen de arbeidsovereenkomst met haar te beëindigen. Ten onrechte is ook niet de (met waarborgen omgeven) procedure “disfunctioneren medisch specialist”, als onderdeel van het kwaliteitsreglement Medische Staf van het ziekenhuis, gevolgd. Een situatie waarin van eiseres niet zou kunnen worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, doet zich niet voor. Zij, verweerster, verricht haar werkzaamheden als kinderarts, met alle bijbehorende taken en verantwoordelijkheden, op een goed niveau. Er is geen redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder h of g BW. Eiseres baseert zich voor een groot deel op de bevindingen van E.. Deze is echter niet objectief en onafhankelijk. Het merendeel van de kinderartsen, onder wie verweerster, is het niet eens met de conclusies en de voorgestelde opties van E.. Verweerster heeft de paragraaf van
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis