Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit Voorbeeldclausules

Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 4.1 De wijze waarop de uitkering bij blijvende invaliditeit wordt vastgesteld, is afhankelijk van het gegeven welk lichaamsdeel of orgaan door het bij het ongeval opgelopen letsel geheel of gedeeltelijk is verloren gegaan of onbruikbaar geworden. 4.2 In de volgende gevallen, respectievelijk bij algeheel (functie)verlies van de volgende organen/lichaamsdelen wordt het daarnaast vermelde percentage van het voor blijvende invaliditeit verzekerde bedrag uitgekeerd: 4.3 De bepaling van het percentage (functie)verlies geschiedt door middel van een in Nederland te verrichten medisch onderzoek volgens objectieve maatstaven en wel overeenkomstig de ten tijde van de vaststelling van het (functie)verlies laatste uitgave van de ”Guides to the Evaluation of Permanent Impairment” van de American Medical Association (AMA). 4.4 In die gevallen die niet in artikel 4.2 worden genoemd, wordt uitgekeerd het percentage van het verzekerde bedrag dat gelijk is aan de mate van blijvend functieverlies die het letsel voor het lichaam als geheel oplevert onafhankelijk van het beroep van verzekerde.
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 4.1 De wijze waarop de uitkering bij blijvende invaliditeit wordt vastgesteld, is afhankelijk van het gegeven welk lichaamsdeel of orgaan door het bij het ongeval opgelopen letsel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan of onbruikbaar is geworden.
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 30.1 Aan de hand van het door de medicus bepaalde (functie-)verlies wordt een uitkeringspercentage van het voor blijvende invaliditeit verzekerd bedrag vastgesteld. De vergoeding vindt plaats aan de hand van de volgende percentages van het verzekerd bedrag: 30.1.1 Bij volledig (functie-)verlies van: Uitkeringspercentage het gezichtsvermogen van beide ogen 100% het gezichtsvermogen van één oog 50% het gehoor van beide oren 60% het gehoor van één oor… 25% een oorschelp…………………………………………………….…………………. 5% het spraakvermogen 50% de neus 10% een natuurlijk blijvend gebitselement… 1% beide armen 100% beide handen 100% beide benen 100% beide voeten 85% één arm of hand en één been of voet… 100% een arm in het schoudergewricht. 80% een arm in het ellebooggewricht… 75% een hand in het polsgewricht 70% een duim 25% een wijsvinger… 15% een middelvinger… 12% elke overige vinger… 10% een been, onderbeen of voet 70% een grote teen 10% elke overige teen 5% de milt……………………………………………………………………………….... 5% een long 30% een nier… 20% de smaak en/of de reuk 10% Wanneer er sprake is van gedeeltelijk (functie-)verlies van één of meer van de hiervoor genoemde lichaamsdelen of organen, wordt een evenredig deel aan de mate van dit (functie-)verlies uitgekeerd. 30.1.2 Bij volledig (functie-)verlies van meer dan één vinger van een hand wordt niet meer uitgekeerd dan bij het verlies van de gehele hand. 30.1.3 In alle overige gevallen wordt het uitkeringspercentage afgestemd op de mate van blijvende invaliditeit, die het letsel voor het lichaam als geheel oplevert.
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 4.1 De wijze waarop de uitkering bij blijvende invaliditeit wordt vastgesteld, is afhankelijk van het gegeven welk lichaamsdeel of orgaan door het bij het ongeval opgelopen letsel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan of onbruikbaar is geworden. 4.2 In de volgende gevallen, respectievelijk bij algeheel (functie)verlies van de volgende organen/lichaamsdelen wordt het daarnaast vermelde percentage van het voor blijvende invaliditeit verzekerde bedrag uitgekeerd: • bij algeheel verlies van de verstandelijke vermogens 100% • bij algehele verlamming 100% • bij algeheel verlies van het gezichtsvermogen van beide ogen 100% • bij algeheel verlies van het gezichtsvermogen van één oog 30% • als binnen het kader van deze overeenkomst al een uitkering is verleend voor algeheel verlies van het gezichtsvermogen van één oog, wordt bij algeheel • als binnen het kader van deze overeenkomst al een uitkering is verleend voor algehele doofheid van één oor, wordt bij het ontstaan van algehele doofheid van het andere oor uitgekeerd 35% • bij algeheel verlies van reuk en smaak 10% • bij algeheel verlies van: o de arm tot in het schoudergewricht 75% o de hand en arm tot in het ellebooggewricht of tussen elleboog- en schoudergewricht 68% o de hand tot in het polsgewricht of de hand en de arm tussen pols- en ellebooggewricht 60% o het been tot in het heupgewricht 70% o de voet en het been tot in het kniegewricht of tussen knie- en heupgewricht 60% o de voet tot in het enkelgewricht en het been tussen enkel- en kniegewricht 50% o de duim 25% o de wijsvinger 15% o de middelvinger 12% o de ringvinger 10% o de pink 10% o de grote teen 10% o een andere teen 5% o een long 20% o de milt 5% • in geval van ”whiplashsyndroom” maximaal 5% Wanneer er sprake is van gedeeltelijk (functie)verlies van één of meer hiervoor genoemde lichaamsdelen of organen, wordt een evenredig deel uitgekeerd. Bij algeheel (functie)verlies van meer dan één vinger van een hand wordt niet meer uitgekeerd dan bij verlies van de gehele hand. 4.3 De bepaling van het percentage (functie)verlies geschiedt door middel van een in Nederland te verrichten medisch onderzoek volgens objectieve maatstaven en wel overeenkomstig de ten tijde van de vaststelling van het (functie)verlies laatste uitgave van de ”Guides to the Evaluation of Permanent Impairment” van de American Medical Association (A.M.A.). 4.4 In die gevallen die niet in artikel 4.2 worden genoemd, wordt uitgekeerd het percentage van het verzekerde bedrag dat gel...
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 1. Voor blijvende invaliditeit van de verzekerde als rechtstreeks en uitsluitend gevolg van een ongeval zal de uitkering geschieden op basis van het op het moment van het ongeval verzekerde bedrag als genoemd op het polisblad onder rubriek B. 2. In de gevallen die hierna staan vermeld, keert de verzekeraar het daar- achter vermelde percentage van het verzekerde bedrag uit: a. ongeneeslijke gehele krankzinnigheid of ongeneeslijke algehele verstoring van de geest als gevolg van hersenletsel 100% b. verlies van het gehele gezichtsvermogen van beide ogen 100% c. verlies van het gehele gezichtsvermogen van één oog 30% als de verzekeraar uit deze verzekering al een uitkering voor verlies van het gehele gezichtsvermogen van het andere oog heeft gedaan 70% d. verlies van het gehele gehoorvermogen van beide oren 60% e. verlies van het gehele gehoorvermogen van één oor 25% als de verzekeraar uit deze verzekering reeds een uitkering voor verlies van het gehele gehoorvermogen van het andere oor heeft gedaan 35% f. verlies van het spraakvermogen 50% g. verlies van een long 25% h. verlies van de milt 5% en voorts algeheel verlies of verlies van het gebruiksvermogen van: i. een arm tot in het schoudergewricht 75% j. een arm in of boven het ellebooggewricht 70% k. een hand of een arm beneden het ellebooggewricht 65% l. een duim 25% m. een wijsvinger 15% n. een middelvinger 12% o. een ringvinger of een pink 10% p. een been tot in het heupgewricht 75% q. een been in of boven het kniegewricht 60% r. een voet of een been beneden het kniegewricht 50% s. een grote teen 10% t. één van de andere tenen 5% u. reuk of smaak 5% v. verlies van het gehele natuurlijke gebit bij de verzekerde van 19 jaar en ouder 20% 3. Bij gedeeltelijk verlies of bij gedeeltelijk verlies van het gebruiksvermogen in de gevallen die in lid 2 staan genoemd, keert de verzekeraar een evenre- dig deel van het genoemde percentage uit. Bij volledig (functie)verlies van meer dan 1 vinger van een hand keert de verzekeraar niet meer uit dan bij verlies van de hele hand. 4. In gevallen van blijvende invaliditeit van de verzekerde, die afwijken van de gevallen die hierboven zijn genoemd, keert de verzekeraar het percentage van het verzekerd bedrag uit dat gelijk is aan: - de mate van blijvend (functie)verlies die het letsel voor het lichaam als geheel oplevert, of - de mate waarin verzekerde blijvend ongeschikt is zijn huidige of toe- komstige beroep uit te oefenen. 5. In geval van (gedeeltelijk) verlies van het bli...
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 22.5.1 De wijze waarop de uitkering bij blijvende invaliditeit wordt vastgesteld is afhankelijk van het gegeven welk lichaamsdeel of orgaan door het bij het onge- val opgelopen letsel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan of onbruikbaar is geworden. 22.5.2 In de volgende gevallen respectievelijk bij volledig (functie)verlies van de volgende organen/lichaams- delen wordt het daarnaast vermelde percentage van het voor blijvende invaliditeit verzekerde bedrag uitgekeerd: arm tussen pols- en ellebooggewricht 60% - het been tot in het heupgewricht 70% - de voet en het been tot in het kniegewricht of tussen knie- en heupgewricht 60% - de voet tot in het enkelgewricht of de voet en het been tussen enkel- en kniegewricht 50% - de duim 25% - de wijsvinger 15% - de middelvinger 12% - de ringvinger 10% - de pink 10% - de grote teen 10% - een andere teen 5% - de long 20% - de milt 5% in geval van “whiplash syndroom” 5% Wanneer er sprake is van gedeeltelijk (functie)verlies van een of meer hiervoor genoemde lichaamsdelen of organen, wordt een evenredig deel uitgekeerd. Bij volledig (functie)verlies van meer dan één vinger van een hand wordt niet meer uitgekeerd dan bij verlies van de gehele hand. 22.5.3 De bepaling van het percentage (functie)verlies geschiedt door middel van een in Nederland te verrichten medisch onderzoek volgens objectieve maatstaven en wel overeenkomstig de ten tijde van de vaststelling van het (functie)verlies laatste uitgave van de “Guides to the Evaluation of Permanent Impairment” van de American Medical Association (A.M.A.). 22.5.4 In die gevallen die niet in art. 22.5.2 genoemd worden, wordt uitgekeerd het percentage van het verzekerde bedrag dat gelijk is aan de mate van blijvend functieverlies die het letsel voor het lichaam als geheel oplevert.
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 4.1 De wijze waarop de uitkering bij blijvende invaliditeit wordt vastgesteld, is afhankelijk van het gegeven welk lichaamsdeel of orgaan door het bij het ongeval opgelopen letsel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan of onbruikbaar is geworden. 4.2 In de volgende gevallen, respectievelijk bij algeheel (functie)verlies van de volgende organen/lichaamsdelen wordt het daarnaast vermelde percentage van het voor blijvende invaliditeit verzekerde bedrag uitgekeerd: bij algeheel verlies van de verstandelijke vermogens 100% bij algehele verlamming 100% bij algeheel verlies van het gezichtsvermogen van beide ogen 100% bij algeheel verlies van het gezichtsvermogen van één oog 30%
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 9.1 De wijze waarop de uitkering bij blijvende invaliditeit wordt vastgesteld is afhankelijk van het gegeven welk lichaamsdeel of orgaan door het bij het ongeval opgelopen letsel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan of onbruikbaar is geworden. 9.2 Bij volledig (functie-)verlies van de volgende organen/ lichaamsdelen wordt het daarnaast vermelde percentage van de verzekerde som uitgekeerd: 9.3 De bepaling van het percentage (functie-)verlies geschiedt door middel van een medisch onderzoek in Nederland volgens objectieve maatstaven (beroepsbezigheden buiten beschouwing latend) en wel 9.4 In gevallen die niet vallen onder artikel 9.2 wordt uitgekeerd het percentage van de verzekerde som dat gelijk is aan: 9.4.1 de mate van blijvend functieverlies die het letsel voor het lichaam als geheel oplevert o`f 9.4.2 indien verzekerde een beroep uitoefent – de mate waarin verzekerde blijvend ongeschikt is om dat beroep uit te oefenen. Is verzekerde beter geschikt een ander hem in redelijkheid op te dragen passend beroep uit te oefenen, dan heeft de maatschappij het recht voor de mate van blijvende ongeschiktheid van dat hem passend beroep uit te gaan. 9.5.1 De bepaling van de mate van blijvend functieverlies zoals bedoeld bij 9.4.1 geschiedt zoals aangegeven bij 9.3. 9.5.2 De bepaling van de mate van blijvende ongeschiktheid zoals bedoeld bij 9.4.2 geschiedt in Nederland door middel van medisch onderzoek en zonodig onderzoek door andere deskundigen.
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit. 17 5 BEGUNSTIGING 18 6 GESCHILLEN 18 BROMMERVERZEKERING (VGA B03) Deze overeenkomst beantwoordt aan het vereiste van onzekerheid als bedoeld in art. 7:925 BW, indien en voor zover de door verzekerde of een derde(n) geleden schade op vergoeding waarvan jegens verzekeraars respectievelijk een verzekerde aanspraak wordt gemaakt, het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit schade voor verzekerde respectievelijk de derde(n) was ontstaan dan wel naar de normale loop van omstandigheden nog zou ontstaan. Het enige gevolg van het ontbreken van onzekerheid is dat de betreffende schade niet is gedekt; de verzekering blijft onverminderd van kracht. Algemene Verzekeringsvoorwaarden
Vaststelling van de uitkering bij blijvende invaliditeit een pink: 10% 9.1 De wijze waarop de uitkering bij blijvende invaliditeit een grote teen: 5% wordt vastgesteld is afhankelijk van het gegeven een andere teen: 3% welk lichaamsdeel of orgaan door het bij het ongeval de milt: 5% opgelopen letsel geheel of gedeeltelijk verloren is de smaak en de reuk samen: 10% gegaan of onbruikbaar is geworden. een nier: 10% een been (incl. onderbeen, voet en tenen): 70% een voet (incl. tenen): 50%