Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. 1. Werkgever zal ingeval van aantoonbare arbeidsongeschiktheid, vanaf de 1e dag van arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal 2 jaar het op basis van de wettelijke verplichting tot loondoorbetaling verschuldigde loon aanvullen tot: 100% gedurende de eerste 6 maanden van arbeidsongeschiktheid; 90% gedurende de daaropvolgende 6 maanden van arbeidsongeschiktheid; 85% gedurende de daaropvolgende 12 maanden van arbeidsongeschiktheid; van het voor de werknemer geldende brutoloon. Hierbij geldt voor de werknemer de resultaatverplichting dat er sprake is van aantoonbare actieve re-integratie naar redelijkheid en billijkheid. Indien de werknemer arbeidsongeschikt wordt door een bedrijfsongeval vult de werkgever -gedurende maximaal twee jaar- het loon van de werknemer aan tot 100% van het voor de werknemer geldende brutoloon. Bovenstaand schema geldt in dat geval niet. Als voorwaarde daarbij geldt dat uit onderzoek van de Arbeidsinspectie blijkt dat er sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever.
2. Het voor de werknemer geldende brutoloon zoals bedoeld in lid 1, is het gemiddelde van het door de werknemer gedurende de 13 weken onmiddellijk voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid verdiende brutoloon met inbegrip van genoten toeslagen en betaling van structureel overwerk doch met uitzondering van vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
3. Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel is niet van toepassing, indien en voor zover de werknemer ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden jegens derden. In dat geval zal de werkgever een voorschot op de schadevergoeding verstrekken ter hoogte van het in de voorgaande leden bedoelde brutoloon of -aanvulling. De werknemer is verplicht op daartoe strekkend verzoek aan de werkgever door middel van een akte van cessie zijn aanspraken jegens derden op vergoeding van schade aan de werkgever over te dragen. Dit echter niet tot een hoger bedrag dan het bedrag van de in de voorgaande leden bedoelde doorbetaling van loon. Na de cessie kunnen de voorschotten niet meer worden teruggevorderd.
4. Werkgever kan één wachtdag inhouden bij iedere derde en volgende ziekmelding van de werknemer in enig kalenderjaar, mits de OR of de PVT hiermee instemt en mits bovendien de OR of de PVT heeft ingestemd met een verzuimbegeleidings-plan, met inachtneming van de wettelijke minimale loondoorbetalingsplicht bij ziekte. Deze instemmingsbevoegdheid komt toe aan de personeelsvertegenw...
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. 1. Op de werknemer die wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid niet in staat is om de bedongen arbeid te verrichten, is artikel 7:629 BW en/of de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) van toepassing, voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Werknemers die de eerste 26 weken arbeidsongeschikt zijn ontvangen 100% van het salaris over het deel dat zij arbeidsongeschikt zijn. Werknemers die gedurende de 27e t/m de 52e week arbeidsongeschikt zijn ontvangen 90% van het salaris over het deel dat zij arbeidsongeschikt zijn. Werknemers die gedurende de 53e t/m de 104e week arbeidsongeschikt zijn ontvangen 85% van het salaris over het deel dat zij arbeidsongeschikt zijn. Die werknemers die na de eerste twee jaar volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en een IVA-uitkering ontvangen krijgen met terugwerkende kracht hun salaris over de eerste twee jaar tot 100% aangevuld. Voor werknemers voor wie na de eerste twee jaar arbeidsongeschiktheid is vastgesteld tussen 35 – 80% zal de werkgever een aanvulling van 5% uitkeren van het op dat moment geldende salaris vanaf het derde t/m het zevende jaar, bovenop de WGA-uitkering van de werknemer. Arbeidstherapie is gelijkgesteld aan arbeid en wordt over die uren als normaal werk betaald, dus 100%. Voor werknemers die na de eerste twee jaar minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn is er vanwege de werkgever een aanvulling gedurende een periode van maximaal vijf jaar volgens de volgende staffel: - in het derde jaar 90% x het AO-percentage van het loon - in het vierde jaar 80% x het AO-percentage van het loon - in het vijfde jaar 70% x het AO-percentage van het loon - in het zesde jaar 60% x het AO-percentage van het loon - in het zevende jaar 50% x het AO-percentage van het loon Werknemers die na de eerste twee jaar hun restcapaciteit niet kunnen benutten ontvangen gedurende de eerste zes maanden van het derde jaar een aanvulling tot 75% van hun oorspronkelijke salaris.
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Indien een medewerker ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten en waarbij de eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Ziektewet (zoals die luiden vanaf 1 januari 2004), de Wet arbeid en zorg en de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald Bij ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid wegens ziekte betaalt de werkgever het loon door gedurende deze ongeschiktheid. De hoogte van het loon bedraagt:
1. In de eerste zes maanden van het eerste ziektejaar 100% en daarna 70% van het bruto inkomen.
2. na de eerste zes maanden van het ziektejaar t/m maximaal de 24e maand vindt er daarnaast een aanvulling plaats van 20% indien de zieke werknemer voldoet aan de verplichtingen in het verlengde van de Wet verbetering poortwachter. Dit is het geval indien de zieke werknemer meewerkt en/of initiatief neemt tot re-integratie binnen de kaders van wat reëel mogelijk is en verwacht mag worden.
3. Aansluitend op de eerste twee jaren vindt een aanvulling op grond van de cao plaats over de aanvullingsgrondslag, waarbij de hoogte van de aanvulling afhankelijk is van het arbeidsongeschiktheidspercentage. De aanvullingsgrondslag is het verschil tussen het oude en nieuwe bruto maandinkomen. Het oude bruto maandinkomen is het inkomen dat verdiend zou worden bij volledige arbeidsgeschiktheid, waarbij hetzelfde maandinkomen wordt gehanteerd als UWV doet bij de bepaling van een eventuele uitkering. De aanvulling na de eerste twee jaren bedraagt:
a. Indien het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35% bedraagt: In het 3e jaar: 100% loon over de gewerkte uren + 85% aanvulling over de aanvullingsgrondslag; In het 4e jaar: 100% loon over de gewerkte uren + 80% aanvulling over de aanvullingsgrondslag; In het 5e jaar: 100% loon over de gewerkte uren + 75% aanvulling over de aanvullingsgrondslag; In het 6e en 7e jaar: 100% loon over gewerkte uren + 70% aanvulling over de aanvullingsgrondslag;
b. Indien het arbeidsongeschiktheidspercentage tussen 35% en 80% ligt: in het 3e jaar: 100% loon over gewerkte uren + WGA-uitkering + 15% aanvulling over de aanvullingsgrondslag; in het 4e jaar: 100% loon over gewerkte uren + WGA-uitkering + 10% aanvulling over de aanvullingsgrondslag; in het 5e jaar: 100% loon over gewerkte uren + WGA-uitkering + 5% aanvulling over de aanvullingsgrondslag ; in het 6e en ...
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. 1. Met uitsluiting van het bepaalde in artikel 7: 629 lid 1 BW is de werkgever verplicht aan de werknemer, die door arbeidsongeschiktheid verhinderd is zijn of haar arbeid te verrichten en niet valt onder de werking van artikel 29 ZW:
a. vanaf de eerste dag van ziekte voor de duur van de ziekte en gedurende maximaal de eerste 12 maanden 100 % van zijn of haar netto-inkomen door te betalen;
b. in het tweede ziektejaar 70% van het laatst verdiende nettoloon door te betalen.
2. Onder netto-inkomen wordt in dit artikel verstaan inkomen vermeerderd met de in artikel 14 lid 3a genoemde toeslagen alsmede overwerk dat met een zekere regelmaat wordt verricht, waarbij het aantal uren per dag of per week kan variëren, en verondersteld mag worden dat het overwerk ook verricht zou zijn indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
3. Bij de vaststelling van het netto-inkomen kan worden uitgegaan van het gemiddelde van het inkomen vermeerderd met de in artikel 14 lid 3a genoemde toeslagen in de 13 weken voorafgaande aan het moment waarop de arbeidsongeschiktheid begon.
4. De aanvulling als bedoeld in lid 1 wordt voor handelsvertegenwoordigers berekend op basis van het inkomen over de laatste 12 maanden - of zoveel korter als de dienstbetrekking heeft geduurd - onmiddellijk voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid.
5. Indien een handelsvertegenwoordiger op grond van de tussen hem of haar en zijn of haar werkgever gesloten overeenkomst tijdens zijn of haar periode van arbeidsongeschiktheid aanspraak verwerft op provisie, blijft de in lid 1 bedoelde aanvulling achterwege, met dien verstande dat:
a. indien het provisiebedrag even groot of groter is dan de in lid 1 bedoelde aanvulling zou hebben bedragen, dit volle provisiebedrag wordt uitgekeerd;
b. indien het provisiebedrag kleiner is dan de aanvulling zou hebben bedragen, door de werkgever bovendien het verschil wordt bijbetaald.
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. 1. Aan de werknemer die arbeidsongeschikt is geworden, wordt gedurende 104 weken 100% van het bruto salaris doorbetaald.
2. Onder het bruto salaris genoemd in het vorige lid is inbegrepen:
a. De vaste looncomponenten artikel 14 (loonschalen), artikel 24 (persoonlijke toeslag), artikel 38 (afbouwtoeslag), artikel 45 (diplomatoeslag), artikel 40 (overbruggingstoeslag), artikel 42 lid 2b (bijzondere beloningen), artikel 32 lid 1 (vaste ORT), artikel 29 lid 5 (garantie-inkomen 50 plus).
b. Een gemiddeld bedrag aan neveninkomsten uit de artikelen 43 (instructietoeslag), 36A (onregelmatigheidstoeslag) en 37 (consignatietoeslag) berekend over een referteperiode van 13 kalenderweken direct voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid.
3. Bij arbeidsongeschiktheid wordt voor iedere dag dat de ziekte duurt 0,1 verlofdag ingeleverd, met dien verstande dat er per kalenderjaar maximaal 3 bovenwettelijke verlofdagen kunnen worden afgeschreven.
4. Indien aan de werkgever door het UWV een sanctie is opgelegd wegens onvoldoende re- integratie-inspanningen bij een arbeidsongeschikte werknemer zal gedurende de sanctieperiode, ook na 2 jaar arbeidsongeschiktheid, de betaling door de werkgever op het niveau van 100% worden gecontinueerd.
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. 1. Met uitsluiting van het bepaalde in artikel 7: 629 lid 1 BW is de werkgever verplicht aan de werknemer, die door arbeidsongeschiktheid verhinderd is zijn of haar arbeid te verrichten en niet valt onder de werking van artikel 29 ZW:
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Artikel 15.1.1 t/m 15.1.7
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. I Indien een werknemer ten gevolge van ziekte of ongeval niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen in artikel 7:629 BW evenals de bepalingen in de Wet Verbetering Poortwachter. Werkgever zal een preventiebeleid voeren zoals is vastgelegd in bijlage 8. Werkgever zal een vergaande inspanning verrichten om voor arbeidsongeschikte werknemers passend werk intern te vinden. Indien voor werknemers die minder dan 80% arbeidsongeschikt zijn geen passend werk beschikbaar is, zullen door werkgever re-integratie activiteiten gericht op externe herplaatsing worden verricht.
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. 1. Aan een medewerker die arbeidsongeschikt is, wordt boven op de wettelijke loondoorbetaling van 70% een aanvulling verstrekt tot 100% van het basissalaris vermeerderd met eventuele persoonlijke- en ploegentoeslag. Deze aanvulling geldt gedurende maximaal 104 weken.
2. Een medewerker die op of na de AOW-gerechtigde leeftijd arbeidsongeschikt raakt, heeft eveneens recht op een aanvulling tot 100% gedurende maximaal 13 weken. Als de arbeidsongeschiktheid een aanvang heeft genomen voordat de medewerker de AOW- gerechtigde leeftijd heeft bereikt, geldt de periode van 13 weken vanaf die datum, met dien verstande dat de totale periode van loondoorbetaling en aanvulling niet meer dan 104 weken bedraagt. Als op grond van een algemene maatregel van bestuur de periode van 13 weken wordt aangepast, geldt die aangepaste periode.
3. Werkgever zal zich tot het uiterste inspannen om gedeeltelijk arbeidsongeschikte medewerkers intern dan wel extern te re-integreren.
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Indien een werknemer ten gevolge van ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Ziektewet, de Wet Arbeid en Zorg en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), voor zover hierna niet anders is bepaald.
a. Wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken
b. Aanvulling wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken Gedurende de eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van het maandinkomen.
c. Wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken
d.1 Aanvulling wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 80% van het maandinkomen. Indien de werknemer in deze periode in het kader van zijn re-integratie werkt bij werkgever, ontvang hij over de gewerkte uren, waaronder begrepen de gewerkte uren op basis van arbeidstherapie 100% van zijn maandinkomen.
d.2 De werknemer die na de tweede periode van 52 weken op grond van de Regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wordt verklaard door de UWV, ontvangt uiterlijk in het derde ziektejaar alsnog over het tweede ziektejaar een aanvulling tot 100% van het bruto maandinkomen.