Woonplaats - Woning definitie

Woonplaats - Woning. De domicilie.
Woonplaats - Woning. Het domicilie, dat zich in een lidstaat van de Europese Unie of in Zwitserland dient te bevinden, met uitsluiting van de gebieden die geen deel uitmaken van geografisch Europa.
Woonplaats - Woning. Het domicilie, dat zich in België of Luxemburg dient te bevinden.

Examples of Woonplaats - Woning in a sentence

  • Woonplaats - Woning: Uw domicilie, • Familieleden: De volgende personen: - Uw samenwonende echtgeno(o)t(e) in rechte of in feite; - Elke persoon die gewoonlijk met u in gezinsverband samenleeft; - Elke bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad.


More Definitions of Woonplaats - Woning

Woonplaats - Woning. Hetdomicilie, datzichin eenlidstaatvan deEuropese Unieofin Zwitserland dienttebevinden, met uitsluiting van de gebieden die geen deel uitmaken van geografisch Europa.

Related to Woonplaats - Woning

  • Woonplaats De woonplaats van de verzekerde personen en de gebruikelijke, in België gelegen standplaats van het Voertuig (hoofdverblijfplaats of tweede verblijfplaats ingeschreven in het verzekeringscontract).

  • Woning een tot bewoning bestemde onroerende zaak.

  • Normale arbeidsduur Het gemiddeld aantal uren per week gedurende welke de werknemer normaliter volgens dienstrooster zijn werkzaamheden verricht;

  • Arbeidsduur De in de arbeidsovereenkomst overeengekomen arbeidstijd per loonperiode.

  • Maandinkomen het maandsalaris vermeerderd met eventuele ploegentoeslag en/of overige vaste toeslagen;

  • Motorrijtuig Voertuig met een motor. Dit voertuig beweegt zich op een andere manier voort dan langs rails.

  • Jaarinkomen het jaarsalaris vermeerderd met de vakantie- uitkering, de structurele eindejaarsuitkering en toelagen waarop de werknemer op grond van deze cao jegens de werkgever aanspraak heeft;