Common use of Beoordeling van het geschil Clause in Contracts

Beoordeling van het geschil. 4.1. De onderhavige arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Dit betekent dat deze overeenkomst slechts door opzegging c.q. ontbinding kan eindigen. Nu verweerder heeft aangegeven dat ook in zijn visie de basis om zijn dienstverband met eiseres te continueren wel erg smal is geworden, zal het Scheidsgerecht de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens wijziging van omstandigheden, en wel per 1 april 1998, hetgeen overeenkomstig de wens van partijen is. Het Scheidsgerecht dient vervolgens te beslissen of er redenen zijn om verweerder in het kader van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toe te kennen. 4.2. Xxxxxxx voert als belangrijkste grond aan de financiële problemen waarvoor eiseres blijkt te zijn gesteld en waarvoor zij zich door verweerder onvoldoende gewaarschuwd acht. Echter, deze problemen zijn eerst aan de oppervlakte gekomen, nadat eiseres verweerder reeds op non-actief had gesteld. Daarbij komt dat eiseres onvoldoende heeft kunnen aantonen dat verweerder het bestuur niet heeft geïnformeerd. Evenmin is duidelijk geworden of het bestuur zelf alert is geweest op de financiële gang van zaken. De onenigheid met het management-team over de financiën lijken voort te vloeien uit incompatibilité des humeurs tussen verweerder en (een enkel lid van) het managementteam. 4.3. Op grond van deze overwegingen, hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen en de brieven die partijen na de zitting nog aan het Scheidsgerecht hebben doen toekomen, komt het Scheidsgerecht tot het oordeel dat er sprake is van een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk een verstoorde verhouding tussen partijen. Het Scheidsgerecht is van oordeel dat een tegemoetkoming aan verweerder redelijk en billijk is. Het Scheidsgerecht stelt de door eiseres aan verweerder te betalen vergoeding ex aequo et bono op een bedrag van fl. 135.000,--, inclusief kosten van rechtsbijstand en afkoop wachtgeld. Partijen hebben aangegeven af te zien van de mogelijkheid het verzoek tot ontbinding in te trekken.

Appears in 1 contract

Samples: Arbeidsovereenkomst

Beoordeling van het geschil. 4.1. De onderhavige 4.1 Op de arbeidsovereenkomst is aangegaan de XXX Xxxxxxxxxxxx van toepassing verklaard. In art. 3.1.5, lid 1, van de CAO is bepaald dat de werkgever de werknemer maximaal drie weken op non-actief kan stellen, indien naar het oordeel van de werkgever de voortgang van de werkzaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belemmerd. 4.2 De grondslag van de non-actiefstelling is dat verweerster een dringende reden heeft voor onbepaalde tijd. Dit betekent dat opzegging van de arbeidsovereenkomst en deze overeenkomst slechts door opzegging c.qdadelijk of op korte termijn wenst te beëindigen. ontbinding Als deze grondslag feitelijk juist is, kan eindigendit reden opleveren voor toepassing van deze maatregel. 4.3 Naar het oordeel van de voorzitter kan de non-actiefstelling niet in stand blijven op grond van de volgende redenen: i) Voor toepassing van de maatregel van non-actiefstelling moeten zwaarwegende redenen bestaan waaruit kan volgen dat van verweerster niet kan worden verlangd dat zij eiser tot zijn werkzaamheden toelaat. Nu verweerder Daarvan is onvoldoende gebleken. Verweerster heeft aangegeven haar besluit in dit opzicht ontoereikend gemotiveerd. ii) Verweerster heeft xxxxx niet vooraf meegedeeld dat zij het voornemen had de onderhavige maatregel op hem toe te passen en zij heeft hem aldus ook in zijn visie niet voldoende de basis om zijn dienstverband met eiseres mogelijkheid gegeven zich op adequate wijze tegen het opleggen van de maatregel te continueren wel erg smal is geworden, zal verweren. iii) Zoals uit het desbetreffende vonnis van heden blijkt wijst het Scheidsgerecht de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens wijziging van omstandigheden, en wel per 1 april 1998, hetgeen overeenkomstig de wens van partijen is. Het Scheidsgerecht dient vervolgens te beslissen of er redenen zijn om verweerder in het kader van de verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toe tussen partijen af, zodat de grondslag voor de non-actiefstelling komt te kennenvervallen. 4.24.4 Het vorenstaande laat onverlet dat voorshands inmiddels wél is komen vast te staan dat xxxxx zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van een patiënte. Xxxxxxx voert als belangrijkste grond aan de financiële problemen waarvoor eiseres blijkt te zijn gesteld en waarvoor zij Hij heeft immers erkend dat hij zich door verweerder onvoldoende gewaarschuwd acht. Echter, deze problemen zijn eerst aan de oppervlakte gekomen, nadat eiseres verweerder reeds op non-actief had gesteld. Daarbij komt dat eiseres onvoldoende heeft kunnen aantonen verzet tegen toenaderingspogingen van de patiënte, dat verweerder het bestuur niet hij haar op zijn (werk)kamer heeft geïnformeerd. Evenmin is duidelijk geworden of het bestuur zelf alert is geweest op de financiële gang van zaken. De onenigheid met het management-team over de financiën lijken voort te vloeien uit incompatibilité des humeurs tussen verweerder en (een enkel lid van) het managementteam. 4.3. Op grond van deze overwegingen, hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen en de brieven die partijen na de zitting nog aan het Scheidsgerecht hebben doen toekomen, komt het Scheidsgerecht tot het oordeel ontvangen zonder dat er sprake is was van een gewichtige reden behandeling en dat hij eenmaal met haar heeft gezoend. Xxxxx heeft ook erkend dat zijn gedragingen ontoelaatbaar waren en dat hij de voor ontbinding hem als arts geldende gedragsregels heeft overtreden. Hij had erop voorbereid dienen te zijn dat verweerster hem te dier zake ter verantwoording zou kunnen roepen en dat zijn gedrag sterke afkeuring zou oproepen. Voor een vorm van rehabilitatie of schadevergoeding bestaat dan ook geen reden. Voor een verbod aan verweerster om zich te onthouden van iedere uitlating over eiser is geen deugdelijke grond aangevoerd. 4.5 De conclusie luidt dat de arbeidsovereenkomst, namelijk maatregel van non-actiefstelling moet worden opgeheven. Bepaald zal worden dat eiser tot zijn werkzaamheden moet worden toegelaten. Voor oplegging van een verstoorde verhouding tussen partijendwangsom te dier zake bestaat geen aanleiding. Het Scheidsgerecht is Voor het overige zijn de vorderingen van oordeel dat een tegemoetkoming aan verweerder redelijk en billijk iseiser niet toewijsbaar. Het Scheidsgerecht stelt de door eiseres aan verweerder te betalen vergoeding ex aequo et bono op een bedrag van fl. 135.000,--, inclusief De kosten van rechtsbijstand en afkoop wachtgeld. Partijen hebben aangegeven af deze procedure worden verdeeld als na te zien van de mogelijkheid het verzoek tot ontbinding in te trekkenmelden.

Appears in 1 contract

Samples: Arbitration Award

Beoordeling van het geschil. 4.1. De onderhavige arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Dit betekent Artikel 22 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat opzegging van de overeenkomst door verweerster slechts zal plaatsvinden op grond van gewichtige redenen van zodanig klemmende aard, dat redelijkerwijze van verweerster niet gevergd kan worden deze overeenkomst slechts door opzegging c.qte continueren. ontbinding kan eindigen. Nu verweerder heeft aangegeven dat ook Vervolgens worden in zijn visie de basis om zijn dienstverband met eiseres te continueren wel erg smal is geworden, zal het Scheidsgerecht de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens wijziging van omstandigheden, en wel per 1 april 1998, hetgeen overeenkomstig de wens van partijen iseen enuntiatieve opsomming een viertal gevallen genoemd waarin genoemde redenen aanwezig kunnen worden geacht. Het Scheidsgerecht dient vervolgens te beslissen zal hieronder nagaan of er redenen zijn om verweerder in het kader de gronden, die verweerster voor de opzegging van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toe te kennenovereenkomst met verzoeker heeft aangevoerd, die opzegging kunnen dragen. 4.2. Xxxxxxx voert Naar het oordeel van het Scheidsgerecht kunnen de gronden, hierboven onder 2.1 als belangrijkste 2 en 4 vermeld – bijwerken van een patiëntenkaart en kritiek van de huisartsen –, niet als grond voor de opzegging dienen. Het door verzoeker zonder nadere datum bijwerken van de patiëntenkaart dient als onjuist te worden aangemerkt. Het gaat het Scheidsgerecht evenwel te ver te stellen dat deze handeling, waarvan op geen enkele wijze is aangetoond dat zij vaker zou zijn voorgekomen en die derhalve als eenmalig moet worden beschouwd, een gewichtige reden voor opzegging van de overeenkomst is. Het zou meer voor de hand hebben gelegen indien verweerster verzoeker een waarschuwing zou hebben gegeven met de mededeling dat bij herhaling tot opzegging van de overeenkomst zou kunnen worden besloten. Het Scheidsgerecht wijst er hierbij op dat ook artikel 22, lid 1 onder a – waar als reden wordt genoemd dat de specialist ondanks waarschuwing op ernstige wijze de plichten veronachtzaamt, welke de toelatingsovereenkomst hem oplegt – uitgaat van een waarschuwing alvorens van een gewichtige reden kan worden gesproken. De kritiek van de huisartsen kan, daargelaten of zij juist is, om twee redenen niet aan de financiële problemen waarvoor eiseres blijkt opzegging ten grondslag worden gelegd. In de eerste plaats is het onduidelijk of het stafbestuur over deze grond voor de opzegging is gehoord. In de tweede – en belangrijker – plaats is verzoeker niet in de gelegenheid gesteld zich behoorlijk tegen die kritiek te zijn gesteld en waarvoor zij zich door verweerder onvoldoende gewaarschuwd achtverdedigen. EchterDe kritiek werd hem op 19 december 1996, deze problemen zijn eerst aan toen verweerster opgave deed van de oppervlakte gekomengronden waarop de opzegging van de overeenkomst berustte, nadat eiseres verweerder meegedeeld waarna reeds op non-actief had gesteld20 december 1996 de opzeggingsbrief volgde. Daarbij komt Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerster opgemerkt dat eiseres onvoldoende verzoeker inmiddels zes maanden de tijd heeft kunnen aantonen gehad zich inhoudelijk tegen de kritiek te verweren en deze te weerleggen. Het Scheidsgerecht kan deze opmerking niet volgen. Het horen van de specialist, voordat tot opzegging wordt overgegaan, betekent niet alleen dat verweerder het bestuur hem – zoals verweerster op 19 december 1996 deed – een opgave wordt gedaan van de gronden waarop de opzegging rust, maar ook dat de specialist dan, en niet heeft geïnformeerd. Evenmin nadat de opzegging is duidelijk geworden of het bestuur zelf alert is geweest geschied, op behoorlijke wijze in staat wordt gesteld op die gronden te reageren en daarop zijn zienswijze te geven, zodat eventueel op de financiële gang voorgenomen opzegging of op een of meer van zaken. De onenigheid met het management-team over de financiën lijken voort te vloeien uit incompatibilité des humeurs tussen verweerder en (een enkel lid van) het managementteamdaarvoor aangevoerde gronden kan worden teruggekomen. 4.3. Op grond van deze overwegingenHet Scheidsgerecht zal vervolgens ingaan op de onder 2.1 onder 1 genoemde opzeggingsgrond, hetgeen ter zitting aan te weten de orde is gekomen en de brieven die partijen na de zitting nog aan het Scheidsgerecht hebben doen toekomen, komt het Scheidsgerecht gepleegde onregelmatigheden met betrekking tot het oordeel dat er sprake is declareren van een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk een verstoorde verhouding tussen partijen. Het Scheidsgerecht is van oordeel dat een tegemoetkoming aan verweerder redelijk en billijk ishet honorarium. Het Scheidsgerecht stelt voorop dat de directie van een ziekenhuis ten volle gerechtigd is de gegevens, die een specialist aan de verzekeraar(s) opgeeft voor zijn declaraties, te vergelijken met de door eiseres aan verweerder hem in het ziekenhuis gedane verrichtingen en daartoe, zo nodig, bij de verzekeraar(s) de nodige gegevens op te betalen vergoeding ex aequo et bono op vragen. Dat een bedrag en ander in het onderhavige geval is gebeurd naar aanleiding van fleen visitatie maakt dit – daargelaten de vraag of de daarop geleverde kritiek van het NOG juist is – niet anders. 135.000,--, inclusief kosten Het Scheidsgerecht deelt niet het oordeel van rechtsbijstand verzoeker dat het ‘sterk overdreven’ is dat door het onjuist declareren de belangen van verweerster ernstig zouden zijn geschaad en afkoop wachtgelddat het hier primair een probleem betreft in de contractuele relatie tussen verzoeker en ANOZ. Partijen hebben aangegeven af te zien Als gevolg van de mogelijkheid onjuiste gegevens van verzoeker heeft verweerster ten onrechte het verzoek kostendeel van de niet uitgevoerde verrichtingen bij ANOZ gedeclareerd en mede daardoor zijn de belangen van verweerster geschaad. Bovendien onderschat verzoeker in hoge mate welke gevolgen foutief declareren van een specialist in de samenleving kan hebben voor de goede naam van het ziekenhuis. Xxxxxxx volgt het Scheidsgerecht verzoeker in zijn opvatting over de ingewikkeldheid van het declaratiesysteem en dat die ingewikkeldheid voor hem als verzachtende omstandigheid zou kunnen gelden. De wijze van declareren is stellig niet altijd eenvoudig en als gevolg daarvan zullen ongetwijfeld fouten bij het declareren worden gemaakt. Bij verzoeker is echter sprake van het foutief declareren over in elk geval de periode 1990- 1996 en daarbij van een omvang die – naar door de ANOZ is gesteld en door verzoeker niet dan wel onvoldoende is weersproken – het bedrag, waarover tussen ANOZ en verzoeker een schikking is bereikt, in aanzienlijke mate overschrijdt. Overigens waren de door ANOZ geconstateerde ten onrechte gedeclareerde XXX’x ook in 1994 en 1995 reeds aanzienlijk, terwijl ANOZ over de low-vision onderzoeken in die jaren opmerkt: ‘Bij de controle van de statussen blijkt xxxxxxx wat er voor het gedeclareerde tarief is gedaan. Probleemstelling en vraag van patiënt ontbreekt. Er is geen resultaat van het al dan niet verrichte onderzoek opgetekend. Er is vrijwel nooit verwezen naar een low-vision specialist voor aanpassing van een hulpmiddel. “Waarschijnlijk te veel gedeclareerd” betekent in dit verband: “uit niets blijkt dat er een prestatie is geleverd”.’ De omstandigheid dat de oogartsen in het ziekenhuis geen maatschap vormen maar als solist werken, kan – anders dan verzoeker meent – hem evenmin disculperen. Hij heeft zijn eigen verantwoordelijkheid voor het declareren van verrichtingen en had daarbij, zo nodig, hulp van derden kunnen inschakelen. Xxxxxxxxx heeft ook nog aangevoerd dat verweerster de schijn opwekt met twee maten te meten omdat ten aanzien van twee directe collega’s van verzoeker ook onregelmatigheden waren geconstateerd met betrekking tot ontbinding de declaraties voor hun extramurale praktijk. Ook deze grief van verzoeker moet falen. In de eerste plaats heeft verzoeker op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat in deze gevallen in dezelfde omvang van onjuiste declaraties sprake is als bij hem. Voorts heeft verweerster opgemerkt dat zij ten tijde van de opzegging met die gevallen onbekend was en dat nadere informatie heeft uitgewezen dat slechts tegen één van de oogartsen een onderzoek loopt. Bovendien behoudt – aldus verweerster – zij zich vanzelfsprekend alle rechten voor om ook ten aanzien van andere specialisten eenzelfde gedragslijn te trekkenvolgen als bij verzoeker. Gelet op het vorenstaande is het Scheidsgerecht van oordeel dat de gepleegde onregelmatigheden bij het declareren – de eerste voor de opzegging aangevoerde grond – die opzegging geheel zelfstandig kunnen dragen. Die onregelmatigheden maken dat van verweerster redelijkerwijs niet gevergd kan worden de toelatingsovereenkomst met verzoeker te continueren. Bovendien is het alleszins redelijk en aannemelijk dat verweerster, zoals zij stelt in de derde opzeggingsgrond, van oordeel is dat zij als gevolg van een en ander ieder vertrouwen in verzoeker heeft verloren. 4.4. Hetgeen onder 4.3 is overwogen leidt tot de conclusie dat de opzegging rechtsgeldig is geschied en dat de primaire vordering van verzoeker dient te worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de subsidiaire vordering omdat verzoeker de opzegging geheel aan zichzelf heeft te wijten. Wel acht het Scheidsgerecht – mede in aanmerking genomen de reeds geruime tijd dat verzoeker in het ziekenhuis werkzaam is – in dit geval termen aanwezig het volgende te overwegen. In de eerste plaats hebben verweerster en ANOZ te kennen gegeven er geen bezwaar tegen de hebben dat verzoeker zijn extramurale praktijk voortzet. Daartoe dient hij echter wel de aansluiting bij de tripartite- overeenkomst Lokaal Initiatief Ziekenhuis Z te kunnen behouden. Het Scheidsgerecht zal dienovereenkomstig een beslissing nemen. In de tweede plaats acht het Scheidsgerecht het redelijk te bepalen dat verweerster als opvolger van verzoeker in het ziekenhuis slechts de specialist zal toelaten die bereid is de goodwill van de intramurale praktijk van verzoeker over te nemen. Die overname dient dan te geschieden op basis van de normen van de Orde van Medisch Specialisten en naar de waarde van de praktijk, uitgaande van het laatste volle kalenderjaar voorafgaande aan het einde van de toelatingsovereenkomst en na correctie van de in dat jaar ten onrechte gedeclareerde verrichtingen. Het staat verweerster uiteraard ook vrij zelf de goodwill van de praktijk over te nemen.

Appears in 1 contract

Samples: Opzegging Toelatingsovereenkomst

Beoordeling van het geschil. 4.1In conventie en (voorwaardelijke) reconventie 5.1 Het tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebrachte bezwaar van verweer- sters tegen de eisvermeerdering van eiseres van 8 juni 2020 wordt verworpen. De onderhavige arbeidsovereenkomst Welis- waar is aangegaan de eisvermeerdering pas de dag voor onbepaalde tijdde zitting gedaan, maar gelet op de inhoud daarvan dienen verweersters in staat te worden geacht daarop in dit korte tijdsbestek inhoudelijk te reageren zoals zij ter zitting ook hebben gedaan. Dit betekent dat deze overeenkomst slechts door opzegging c.q. ontbinding kan eindigen. Nu verweerder heeft aangegeven dat Van strijd met de eisen van de goede procesorde is dan ook in zijn visie de basis om zijn dienstverband met eiseres te continueren wel erg smal is geworden, zal het Scheidsgerecht de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens wijziging van omstandigheden, en wel per 1 april 1998, hetgeen overeenkomstig de wens van partijen is. geen sprake. 5.2 Het Scheidsgerecht dient vervolgens te beslissen of er redenen zijn om verweerder in het kader zal eerst ingaan op de opzeggingen van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toe te kennenmaatschapsovereen- komst. 4.25.3 Verweersters hebben de maatschapsovereenkomst op 3 september 2019 mondeling opgezegd maar zij erkennen dat die opzegging geen effect sorteert omdat in de maat- schapsovereenkomst is voorgeschreven dat een opzegging schriftelijk bij aangetekende brief moet worden gedaan. Xxxxxxx voert als belangrijkste grond aan Verdere beoordeling behoeft die opzegging dan ook niet te hebben en de financiële problemen waarvoor eiseres blijkt te zijn gesteld en waarvoor zij zich door verweerder onvoldoende gewaarschuwd acht. Echter, deze problemen zijn eerst aan de oppervlakte gekomen, nadat eiseres verweerder reeds op non-actief had gesteld. Daarbij komt dat eiseres onvoldoende heeft kunnen aantonen dat verweerder het bestuur niet heeft geïnformeerd. Evenmin is duidelijk geworden of het bestuur zelf alert is geweest op de financiële gang van zaken. De onenigheid met het management-team over de financiën lijken voort te vloeien uit incompatibilité des humeurs tussen verweerder en (een enkel lid van) het managementteamvordering onder 1 zal worden afgewezen omdat bij toewijzing daarvan geen belang bestaat. 4.3. Op grond van deze overwegingen, hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen en de brieven die partijen na de zitting nog aan het Scheidsgerecht hebben doen toekomen, 5.4 Dan komt het Scheidsgerecht tot het oordeel dat er sprake toe aan de vraag of deze opzegging, zoals eiseres stelt, in strijd is met de redelijkheid en de billijkheid die maten onderling ten opzichte van een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk een verstoorde verhouding tussen partijen. Het Scheidsgerecht is van oordeel dat een tegemoetkoming aan verweerder redelijk en billijk iselkaar moeten betrachten. Het Scheidsgerecht stelt voorop dat de door eiseres aan verweerder te betalen vergoeding ex aequo et bono op een bedrag van fl. 135.000,--, inclusief kosten van rechtsbijstand en afkoop wachtgeld. Partijen hebben aangegeven af te zien maatschapsovereenkomst wat betreft de opzegging van de mogelijkheid maatschapsovereenkomst met een maat, niet meer bepaalt dan dat de maatschap kan worden opgezegd, met inachtneming van de opzeg- termijn van zes maanden. De bevoegdheid tot opzegging is in de maatschapsovereen- komst dus niet beperkt tot specifieke in de overeenkomst genoemde gronden. Dit bete- kent dat het verzoek verweersters in beginsel is toegestaan de maatschapsovereenkomst met eiseres met inachtneming van de opzegtermijn op te zeggen. Dat neemt echter niet weg dat, en dat wordt door verweersters ook niet bestreden, de maten in een maat- schap jegens elkaar de redelijkheid en de billijkheid in acht dienen te nemen. Dat brengt mee dat een opzegging van de maatschapsovereenkomst niet in strijd mag zijn met de redelijkheid en billijkheid. De vraag is of dat in dit geval zo is. 5.5 Het Scheidsgerecht oordeelt als volgt. Eiseres is op 1 januari 2019 toegetreden tot ontbinding de maatschap. In de jaren daarvoor heeft zij in de maatschap waargenomen. Er is het Scheidsgerecht niets gebleken van enige problemen in het functioneren van eiseres, met haar wijze van communiceren of in de samenwerking tussen eiseres en verweer- sters. Tijdens de maatschapsvergadering van 25 juni 2019 is gesproken over toetreding van een nieuwe kaakchirurg L.. Xxxxxxx heeft daarop toen niet positief gereageerd. Over het precieze verloop van de vergadering verschillen partijen van mening maar uit de e- mail van eiseres die zij voorafgaand aan de daaropvolgende maatschapsvergadering van 20 augustus 2019 aan de maatschap heeft gestuurd, volgt dat eiseres zich in de maatschapsvergadering van 25 juni 2019 onder druk gezet heeft gevoeld om voor toe- treding van X. te stemmen. In deze e-mail heeft eiseres uiteengezet om welke redenen zij tegen toetreding van L. is. In de daarop volgende maatschapsvergadering van 3 sep- tember 2019 hebben verweersters de maatschapsovereenkomst met eiseres mondeling opgezegd. Uit de e-mails die eiseres en J. op 7 respectievelijk 10 september 2019 aan verweersters hebben gestuurd, waarvan de inhoud door verweersters niet is bestreden, volgt dat de enige reden voor die mondelinge opzegging gelegen was in het feit dat ei- seres niet wilde instemmen met toetreding van L.. In de maatschapsvergadering van 10 oktober 2019 wordt dit nog weer bevestigd en wordt eiseres gezegd dat zij beter zelf kan vertrekken. Uiteindelijk wordt de maatschapsovereenkomst met eiseres op 31 ok- tober 2019 schriftelijk opgezegd waarbij de opzegging wordt gestoeld op meerdere gronden, waaronder de weigering in te trekkenstemmen met de toetreding van L.. 5.6 Hoewel in de opzeggingsbrief van 31 oktober 2019 een aantal andere redenen ten grondslag wordt gelegd aan de opzegging, leidt het Scheidsgerecht uit de hiervoor ge- schetste aanloop naar de opzegging van 31 oktober 2019 en hetgeen daarover op schrift is gesteld af, dat de aanleiding voor de opzegging vrijwel uitsluitend is gelegen in het feit dat eiseres niet heeft ingestemd met toetreding van L.. Bij de mondelinge op- zegging op 3 september 2019 was van in de brief genoemde andere redenen nog geen sprake. Het verwijt dat eiseres wordt gemaakt aangaande haar werkzaamheden in het N. en O. en de nadelige gevolgen daarvan voor de maatschap, kan het Scheidsgerecht niet goed plaatsen en het lijkt er ook niet op dat die werkzaamheden werkelijk de reden voor opzegging zijn. De inzet van eiseres en J. in het N. en het O. was, zo volgt uit de brief van 31 oktober 2019, met volledige instemming van de maatschap. Dat inzet van J. en eiseres in het N. en het O. tot verminderde inzet van beiden in het G. leidt, is vanzelf- sprekend maar niet iets dat, zonder nadere toelichting, eiseres kan worden verweten en waarvan kan worden gezegd dat zij de maatschap daarmee heeft benadeeld. Met eise- res is het Scheidsgerecht van oordeel dat er in de brief van 31 oktober 2019 weliswaar andere redenen zijn bijgehaald maar dat deze niet de werkelijke aanleiding voor de op- zegging vormen. In de processtukken hebben verweersters ook allerlei kwesties uiteen- gezet – variërend van behandelingen van patiënten tot de wijze waarop met name X. volgens verweersters is omgesprongen met de werving van kandidaat-kaakchirurgen voor werkzaamheden in het N. – maar op die kwesties is de opzegging niet gestoeld en deze kwesties laat het Scheidsgerecht daarom onbesproken. 5.7 Op grond van artikel 2 lid 5 van de maatschapsovereenkomst kan toetreding van nieuwe maten slechts plaatsvinden met instemming van alle maten. Dat betekent dat eiseres net als de andere maten het (veto)recht had de toetreding van L. tegen te hou- den. Artikel 2 lid 5 van de maatschapsovereenkomst stelt geen voorwaarden aan de uit- oefening van het vetorecht van een individuele maat. Dat laat onverlet dat mag worden verwacht dat een maat de redelijkheid betracht bij het uitoefenen van het recht om te- gen toetreding van een kandidaat te stemmen en zijn beweegredenen aan de andere maten onderbouwt. Dit geldt in dit geval temeer nu de maatschap hard op zoek was naar kaakchirurgen, juist ook vanwege de ambitie om de kaakchirurgie in het N. en het

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis

Beoordeling van het geschil. Uit de stukken en de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, is het volgende komen vast te staan. 4.1. De onderhavige arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijdbetrokkenen maken bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een overig obligo met contractnummer ****844. Dit betekent dat deze De registratie wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 21 februari 2014. De overeenkomst slechts door opzegging c.qheeft een werkelijke einddatum per 24 juni 2015. ontbinding kan eindigen. Nu verweerder heeft aangegeven dat ook in zijn visie de basis om zijn dienstverband met eiseres te continueren wel erg smal is geworden, zal het Scheidsgerecht de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens wijziging van omstandigheden, en wel per 1 april 1998, hetgeen overeenkomstig de wens van partijen isBetrokkenen vorderen een bedrag aan materiële schadevergoeding ad EUR 1.770. Het Scheidsgerecht dient vervolgens te beslissen of er redenen zijn om verweerder in het kader betreft een bedrag aan hogere leasekosten voor de aanschaf van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toe te kennenbestelbus. 4.2. Xxxxxxx voert Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de klacht oordeelt de Commissie als belangrijkste grond volgt. De deelnemer stelt dat de klacht niet ontvankelijk is. Artikel 6 lid 4 van het Reglement Geschillencommissie BKR bepaalt echter dat de Commissie een klacht in behandeling neemt nadat BKR en/of de deelnemer een schriftelijke uitspraak heeft/hebben gedaan, inhoudende het niet voldoen aan het verzoek of een gedeelte van het verzoek van betrokkenen, en betrokkenen binnen twee maanden nadien een klacht bij de financiële problemen waarvoor eiseres blijkt Geschillencommissie aanhangig hebben gemaakt. Voorts, dat BKR en/of de deelnemer verplicht zijn om de betrokkene te zijn gesteld en waarvoor zij zich door verweerder onvoldoende gewaarschuwd acht. Echter, deze problemen zijn eerst aan de oppervlakte gekomen, nadat eiseres verweerder reeds op non-actief had gesteld. Daarbij komt dat eiseres onvoldoende heeft kunnen aantonen dat verweerder het bestuur niet heeft geïnformeerd. Evenmin is duidelijk geworden of het bestuur zelf alert is geweest wijzen op de financiële gang van zakenmogelijkheid om binnen twee maanden bij de Geschillencommissie een klacht in te dienen. De onenigheid met deelnemer heeft gesteld dat zij ervan uitgaat dat Codering Vrij als professionele partij de betrokkenen op de hoogte heeft gesteld van het management-team over indienen van de financiën lijken voort klacht bij de Commissie. Dat ontslaat haar echter niet van haar eigen reglementaire verplichting de betrokkene daarop te vloeien uit incompatibilité des humeurs tussen verweerder en (wijzen. Dat betrokkenen een enkel lid van) het managementteamgemachtigde voor zich lieten optreden maakt dat niet anders. 4.3. Op grond Ten overvloede geldt ten aanzien van deze overwegingende ontvankelijkheid dat betrokkenen er belang bij hebben om te kunnen klagen over een BKR-registratie, waarvan zij in het maatschappelijk verkeer jarenlang serieuze consequenties kunnen ondervinden. Het voordeel van het kunnen indienen van een klacht bij de Commissie is dat die laagdrempelig is doordat rechtsbijstand niet verplicht is en de kosten ook overigens beperkt zijn. De proportionaliteitstoets, die bij de afwikkeling van een klacht van een betrokkene dient te worden gemaakt, ziet niet alleen op een statische situatie (de situatie zoals die was in het verleden). Hoe zwaar een registratie betrokkenen belemmert in het maatschappelijk functioneren is afhankelijk van ontwikkelingen in het leven en de financiële situatie van betrokkene. Dat bij de proportionaliteitstoets ook recente ontwikkelingen kunnen worden betrokken maakt dat, ook al staat er in het Reglement Geschillencommissie BKR een termijn van twee maanden voor het indienen van een klacht, betrokkene er ook op een later tijdstip belang bij kan hebben een klacht daarover aan de Commissie voor te leggen. Om die reden zal, als in de klacht ook een proportionaliteitsverweer is te lezen, hetgeen ter zitting aan bijna altijd het geval is, de orde termijnoverschrijding niet snel leiden tot het niet in behandeling nemen van de klacht. De Voorzitter oordeelt dat de klacht van betrokkene in dit geval, ondanks de termijnoverschrijding, ontvankelijk is. 4.4. De betrokkenen betwisten niet de technische juistheid van de registratie. Zij doen een beroep op disproportionaliteit. 4.5. De registratie is gekomen technisch juist. De door de betrokkenen gestelde bijzondere omstandigheden wegen mee in de zogenaamde proportionaliteitstoets. Die houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkenen niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die hij of zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de brieven afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat hij of zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die partijen in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten. 4.6. Voor een geslaagd beroep op disproportionaliteit is vereist dat betrokkenen een belang stellen en zo nodig aantonen, in de vorm van bijvoorbeeld een vanwege de aangevochten registratie afgewezen financieringsaanvraag, dat hij of zij heeft bij schrapping van de registratie. Ook moeten er voldoende (bijzondere) omstandigheden zijn gesteld zodat aannemelijk is dat ondanks de correcte registratie in dit specifieke geval betrokkenen geen (structurele) wanbetalers zijn waartegen potentiële kredietverstrekkers of betrokkenen zelf moeten worden beschermd. In dat verband overweegt de Commissie als volgt. 4.7. De betrokkenen hebben een belang gesteld bij verwijdering van de registratie, namelijk het willen leasen van een bedrijfsbus en een lening voor een verbouwing. De bedrijfsbus is inmiddels geleased maar met een groot bedrag aan aanbetaling en tegen een hoger termijnbedrag. De badkamer is reeds verbouwd met geld uit eigen middelen. Thans is er voor de bedrijfsvoering behoefte aan nog een bedrijfsbus en het gebruik van een credit card. De registratie staat daaraan in de weg. De Commissie gaat ervan uit dat betrokkenen daarmee voldoende belang hebben gesteld voor schrapping van de registratie. Betrokkenen zijn een krediet aangegaan voor de financiering van hun eenmanszaak. Dat krediet was van een andere aard dan de kredieten die betrekking hebben op consumptieve uitgaven waarover de Commissie doorgaans moet oordelen. Het krediet was in beginsel voor bepaalde tijd verstrekt en betrokkenen wisten of konden weten dat zij na het verstrijken van de zitting nog bepaalde tijd het krediet moesten terugbetalen. Zij waren daartoe niet in staat omdat de onderneming in zwaar weer verkeerde. Van het ontstaan van de achterstand en de registratie kan betrokkenen in zoverre een verminderd verwijt worden gemaakt nu iedere ondernemer met tegenslag te maken kan krijgen. Toen de deelnemer het krediet opeiste hebben betrokkenen binnen korte tijd een betalingsregeling afgesproken die forse bedragen betrof en betrokkenen hebben de schuld binnen de afgesproken termijn geheel terugbetaald. De Commissie is van mening dat betrokkenen hun verantwoordelijkheid daarmee goed hebben onderkend. Omdat betrokkenen overigens geen negatieve registraties hebben, is de Commissie – alle omstandigheden in aanmerking nemende – van oordeel dat het laten voortduren van de registratie disproportioneel is aan het Scheidsgerecht hebben doen toekomen, komt het Scheidsgerecht te dienen belang. Betrokkenen zijn geen wanbetalers waartegen de markt blijvend moet worden beschermd. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. De registratie was technisch juist. Indien de Commissie op basis van de proportionaliteitstoets tot het oordeel komt dat er sprake is van de registratie moet worden geschrapt, dan kan niet geoordeeld worden dat de schade in causaal (oorzakelijk) verband staat tot een gewichtige reden onjuiste registratie. Aan dit vereiste causale verband voor ontbinding toekenning van de arbeidsovereenkomst, namelijk een verstoorde verhouding tussen partijen. Het Scheidsgerecht is van oordeel dat een tegemoetkoming aan verweerder redelijk en billijk is. Het Scheidsgerecht stelt de door eiseres aan verweerder te betalen vergoeding ex aequo et bono op een bedrag van fl. 135.000,--, inclusief kosten van rechtsbijstand en afkoop wachtgeld. Partijen hebben aangegeven af te zien van de mogelijkheid het verzoek tot ontbinding in te trekkenschadevergoeding wordt derhalve niet voldaan.

Appears in 1 contract

Samples: Bindend Advies

Beoordeling van het geschil. 4.1. 4.1 De onderhavige arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Dit betekent dat deze overeenkomst slechts door opzegging c.q. ontbinding kan eindigen. Nu verweerder heeft aangegeven dat ook in zijn visie de basis om zijn dienstverband met eiseres te continueren wel erg smal is geworden, zal het Scheidsgerecht de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens wijziging van omstandigheden, en wel per 1 april 1998, hetgeen overeenkomstig de wens van partijen is. Het Scheidsgerecht dient vervolgens te beslissen of er redenen zijn om verweerder in het kader van de ontbinding toelatingsovereenkomst met eiser berust op enkele van de arbeidsovereenkomst in art. 24 lid 1 daarvan vermelde gronden. Bij de opzegging behoort een vergoeding toe termijn van zes maanden in acht genomen te kennenworden, tenzij een dringende de medisch specialist onverwijld mede te delen reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt. 4.2. Xxxxxxx voert als belangrijkste grond aan de financiële problemen waarvoor eiseres blijkt te zijn gesteld en waarvoor zij zich door verweerder onvoldoende gewaarschuwd acht. Echter, deze problemen zijn eerst aan de oppervlakte gekomen, nadat eiseres verweerder reeds op non-actief had gesteld. Daarbij komt dat eiseres onvoldoende heeft kunnen aantonen dat verweerder het bestuur niet heeft geïnformeerd. Evenmin is duidelijk geworden of het bestuur zelf alert is geweest op de financiële gang van zaken. De onenigheid met het management-team over de financiën lijken voort te vloeien uit incompatibilité des humeurs tussen verweerder en (een enkel lid van) het managementteam. 4.3. Op grond van deze overwegingen, hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen en de brieven die partijen na de zitting nog aan het Scheidsgerecht hebben doen toekomen, komt het Scheidsgerecht tot het oordeel dat er sprake is van een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk een verstoorde verhouding tussen partijen. 4.2 Het Scheidsgerecht is van oordeel dat een tegemoetkoming dringende reden als vorenbedoeld ontbreekt. Geen van de aan verweerder redelijk de opzegging van de toelatingsovereenkomst ten grondslag gelegde redenen rechtvaardigde een onmiddellijke beëindiging van de toelating van eiser. Van een dringende reden kan slechts sprake zijn bij een zodanig ernstig tekortschieten van eiser in zijn functioneren als medisch specialist dat in verband met de mogelijke daaraan verbonden gevolgen of risico’s voor de patiëntenzorg dan wel op grond van andere zeer zwaarwegende omstandigheden geen andere mogelijkheid dan onmiddellijke beëindiging overblijft. Niet gebleken is dat de Stichting heeft onderzocht of met een voor eiser minder ingrijpende en billijk bezwarende maatregel dan opzegging met onmiddellijke ingang had kunnen worden volstaan. 4.3 Voorts moet worden vastgesteld dat de Stichting heeft verzuimd eiser te horen voordat het besluit tot opzegging is genomen. Dit verzuim weegt wat de onmiddellijke beëindiging betreft zwaar, omdat eiser niet de gelegenheid heeft gekregen zich tegen een dergelijke voor hem zeer bezwarende en diffamerende maatregel te verweren. 4.4 De opzegging van de toelating met onmiddellijke ingang kan daarom niet in stand blijven. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende overwogen. De opzegging berust op de conclusies van de interne en de externe commissie. Deze commissies hebben niet geadviseerd de toelating van eiser met onmiddellijke ingang te beëindigen. Voor de rechtvaardiging van een dergelijke ingrijpende maatregel kunnen in de rapporten van de commissies ook geen aanknopingspunten, met name dat de patiëntenzorg (acuut) gevaar loopt, worden gevonden. Xxxxx heeft tot de datum van de opzegging in het ziekenhuis gewerkt zonder dat is gebleken dat dit toen een onaanvaardbaar risico voor de patiëntenzorg opleverde. Het bestaan van dit risico kan ook niet uit de conclusies van de beide commissies worden afgeleid. De omstandigheid dat het overgrote deel van de collega’s van eiser het eens was met de opzegging van de toelating van eiser is geen grond voor onmiddellijke beëindiging van de toelating. De Raad van bestuur heeft ook geen andere redenen daarvoor aangevoerd. 4.5 Met betrekking tot het rapport van de externe commissie merkt het Scheidsgerecht het navolgende op. Ten aanzien van de aangemelde casuïstiek is de commissie van mening dat “hoewel zij geen bronnenonderzoek heeft verricht, de conclusie gerechtvaardigd is dat bij [eiser] regelmatig een “sense of urgency” in de praktijkvoering ontbreekt, dat hij de zogenaamde “red flags” in anamnese en onderzoek onvoldoende herkent en dat de toepassing en uitvoering van protocollen niet consequent wordt toegepast.”(p. 5) Nu de commissie echter geen eigen onderzoek heeft gedaan, is onduidelijk waarop zij haar oordeel heeft kunnen baseren. In haar rapport heeft de commissie ook onvoldoende vermeld over welke informatie zij wel heeft beschikt, welke gevallen zij heeft kunnen beoordelen en welke fouten zij heeft kunnen vaststellen. De commissie heeft niet verklaard waarom zij de door eiser aangevoerde verweren niet deugdelijk vond. Het rapport bevat geen motivering waaruit zou kunnen volgen dat eiser wat zijn medisch handelen betreft niet functioneerde zoals van een medisch specialist in een modern ziekenhuis zou mogen worden verwacht. 4.6 Het rapport van de interne commissie kan evenmin ten volle voor juist worden gehouden. In de eerste plaats heeft eiser terecht aangevoerd dat het gebruik van de CanMEDS voor een onderzoek als het onderhavige niet bedoeld is. In de tweede plaats heeft de interne commissie onvoldoende in het oog gehouden dat de kwaliteit van de neurologische zorgverlening in het ziekenhuis niet kan worden beoordeeld zonder dat het functioneren van alle neurologen daarin betrokken wordt. Het Scheidsgerecht stelt onderzoek is in feite gebruikt om eiser naar aanleiding van de klachten van twee collega’s over diens functioneren aan een onderzoek te onderwerpen. In de derde plaats kan enige twijfel bestaan over de objectiviteit van het onderzoek, nu het hier allereerst gaat om verstoorde verhouding tussen eiser en twee collega’s waarbij de onderzoekers min of meer partij moeten kiezen in een conflictsituatie waarbij zij mogelijkerwijs ook zelf enigermate betrokken zijn geweest. Ook al bestaat geen twijfel aan de integriteit van de onderzoekers dan nog doet het vorenstaande wel afbreuk aan de uitkomst van het onderzoek. De uitkomst van het onderzoek valt ook moeilijk te rijmen met het feit dat eiser al zeer geruime tijd als neuroloog werkzaam is geweest zonder dat is gebleken dat zijn functioneren op kritiek stuitte en zonder dat van gegronde klachten daarover sprake is geweest. Een gedeelte van de in het rapport tot uiting gebrachte kritiek is terug te voeren op verschillen in zienswijzen over de wijze waarop de praktijk wordt uitgeoefend of vloeit voort uit nogal sterk persoonlijk gekleurde opvattingen over het functioneren van eiser. 4.7 Dit alles neemt overigens niet weg dat het rapport een aantal voor eiser negatieve conclusies bevat waarvan de juistheid door hem niet of in onvoldoende mate is bestreden. Tussen eiser en twee van zijn collega’s bestaan inmiddels zulke grote verschillen van inzicht over medisch handelen en de wijze van praktijkvoeren dat een verdere samenwerking tussen hen uitgesloten moet worden geacht. De verhouding tussen hen is bovendien duurzaam verstoord en anders dan eiser meent, bestaat geen grond om aan te nemen dat het vertrouwen hersteld kan worden. Beide rapporten bevatten op dit punt een duidelijke conclusie: er bestaat een ernstige vertrouwensbreuk die niet herstelbaar is. Daarmee ontbreekt de basis voor verdere samenwerking. Nu ook de Vereniging met een overgrote meerderheid heeft aanbevolen de toelating van eiser tot het ziekenhuis te beëindigen, kan van een terugkeer van xxxxx geen sprake zijn omdat daardoor de mogelijkheid van nieuwe conflicten en problemen in de samenwerking bestaat waardoor de goede patiëntenzorg in gevaar zou komen. In zoverre moet worden vastgesteld dat de Raad van bestuur geen andere keus had dan de toelatingsovereenkomst met eiser op te zeggen. 4.8 Zoals vermeld, bestaan voor de opzegging ook andere gronden dan alleen een verstoorde verhouding met twee collega’s. Uit het interne rapport blijkt voldoende dat over het functioneren van eiser klachten bestaan, waarvan de juistheid ook deels door hem is erkend. Het betreft hier vooral een gebrekkige wijze van communiceren met andere artsen en verpleegkundigen en het niet adequaat reageren wanneer op hem als medisch specialist een beroep wordt gedaan. Daarnaast heeft de commissie vastgesteld dat bij een aantal van de door eiseres haar gehoorde personen twijfel bestaat over de doeltreffendheid van zijn diagnostiek en de adequaatheid van zijn professionele houding bij ingewikkelde medische problematiek. Xxxxx houdt zich niet steeds aan verweerder protocollen zonder dat duidelijk is waarom hij dat niet doet. Dit leidt tot veel discussie. Hij neemt niet langer deel aan het klinisch gedeelte van het werk en hij doet geen weekenddiensten meer. Ten slotte blijkt uit de overgelegde stukken ook dat eiser vaak eigengereid en onhandig reageerde op hem voorgelegde vragen en kennelijk zijn positie in het ziekenhuis verkeerd heeft ingeschat. De conclusie moet dan ook zijn dat, zelfs indien niet alle conclusies van de interne commissie geheel juist zijn, voor de opzegging ook los van de vertrouwensbreuk met zijn collega’s gronden bestaan die aan eiser moeten worden toegerekend. Daaruit volgt dat de Stichting de toelatingsovereenkomst met inachtneming van de termijn van zes maanden mocht opzeggen. 4.9 Op grond van het vorenoverwogene oordeelt het Scheidsgerecht dat zowel de opzegging van de toelatingsovereenkomst als het opzeggen van het lidmaatschap van de Vereniging vernietigd dient te betalen vergoeding ex aequo et bono worden voor zover dit met onmiddellijke ingang is gebeurd, doch dat deze besluiten in stand blijven met inachtneming van de opzegtermijn van zes maanden, dat wil zeggen per 1 februari 2009. Eiser kan daaraan evenwel geen aanspraak ontlenen om gedurende de resterende periode zijn werkzaamheden voort te zetten. Hij heeft wel recht op betaling van het hem toekomende gedeelte van de winst uit de praktijkvoering. De vordering tot nakoming op straffe van een bedrag dwangsom is echter niet toewijsbaar omdat betaling van fleen geldsom niet met een dwangsom kan worden bevolen. 135.000,--Ook de vordering tot het doen van een mededeling als bedoeld in de akte wijziging en aanvulling eis van 17 november 2008 onder G leent zich niet voor toewijzing. Xxxxx kan zijn werkzaamheden immers niet hervatten. 4.10 Eiser heeft (onder F) gevorderd dat verweerders hoofdelijk gehouden zijn ingevolge art. 11 van de Procedure hem kosten te vergoeden. Hij heeft geen overzicht van deze kosten in het geding gebracht en ook niet duidelijk gemaakt welke kosten hier zijn bedoeld, inclusief zodat deze vordering wegens het ontbreken van een deugdelijke grondslag eveneens moet worden afgewezen. 4.11 Er bestaat grond de Stichting gedeeltelijk te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand van eiser voor het na te melden bedrag en afkoop wachtgeld. Partijen hebben aangegeven af te zien de kosten van de mogelijkheid procedure worden voor het verzoek tot ontbinding in te trekkenoverige tussen partijen aldus verdeeld dat ieder de eigen kosten draagt. De kosten van het Scheidsgerecht worden voor rekening gebracht van de Stichting.

Appears in 1 contract

Samples: Vonnis in De Zaak Van A. Tegen Stichting B. En Vereniging C.

Beoordeling van het geschil. 4.14.1 Het ziekenhuis heeft voor de opzegging van de toelatingsovereenkomst met eiseres twee contractuele gronden aangevoerd: het gebrek aan samenwerking van haar binnen het ziekenhuis en overige omstandigheden waardoor van het ziekenhuis redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat de toelating in stand blijft. 4.2 Het Scheidsgerecht stelt vast dat de opzegging niet (mede) berust op de met eiseres gerezen kwestie over haar declaraties. De onderhavige arbeidsovereenkomst Die kwestie heeft geleid tot de onder 2.18 vermelde maatregel van berisping en was daarmee afgedaan. In de opzeggingsbrief van 18 juli 2012 wordt het standpunt van de raad van bestuur naar aanleiding van de rapportage van P. wel genoemd, maar dit is aangegaan voor onbepaalde tijdslechts gebeurd in verband met een thans niet relevant bezwaar dat eiseres terzake heeft geuit in de hoorzitting op 6 juli 2012. Dit betekent Het kan zijn dat het bestuur van de maatschap deze overeenkomst slechts door opzegging c.q. ontbinding kan eindigen. Nu verweerder kwestie wel heeft aangegeven dat ook in laten meewegen bij zijn visie besluit om de basis om zijn dienstverband maatschapsovereenkomst met eiseres te continueren wel erg smal is gewordendoen ontbinden, maar het geschil tussen de maatschap en eiseres valt buiten de onderhavige zaak tussen eiseres en het ziekenhuis. 4.3 Alvorens de aan de opzegging ten grondslag gelegde gronden te onderzoeken zal het Scheidsgerecht een oordeel geven over de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens wijziging verwijten van omstandigheden, en wel per 1 april 1998, hetgeen overeenkomstig de wens eiseres betreffende het handelen van partijen is. Het Scheidsgerecht dient vervolgens te beslissen of er redenen zijn om verweerder in het kader H. naar aanleiding van de ontbinding melding door L. in 2009. 4.4 Als eindverantwoordelijk (enig) lid van de arbeidsovereenkomst raad van bestuur diende H. die melding serieus te nemen, temeer nu zij afkomstig was van een vergoeding toe te kennen. 4.2. Xxxxxxx voert als belangrijkste grond aan de financiële problemen waarvoor (naar eiseres blijkt te zijn gesteld en waarvoor zij zich door verweerder onvoldoende gewaarschuwd acht. Echter, deze problemen zijn eerst aan de oppervlakte gekomen, nadat eiseres verweerder reeds op non-actief had gesteld. Daarbij komt dat eiseres onvoldoende heeft kunnen aantonen dat verweerder het bestuur zichzelf niet heeft geïnformeerdbetwist: te goeder naam en faam bekendstaande) collega-maat van eiseres. Evenmin is duidelijk geworden of het bestuur zelf alert is geweest op de financiële gang van zaken. De onenigheid H. werd geconfronteerd met het management-team over gegeven dat de financiën lijken voort te vloeien uit incompatibilité des humeurs tussen verweerder en melder hem meedeelde (een enkel lid vani) het managementteam. 4.3. Op grond van deze overwegingendat gesprekken hierover met de betrokkene zelf, hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen en de brieven die partijen na de zitting nog aan het Scheidsgerecht hebben doen toekomendus eiseres, komt het Scheidsgerecht tot het oordeel dat er sprake is van een gewichtige reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk een verstoorde verhouding tussen partijen. Het Scheidsgerecht is van oordeel dat een tegemoetkoming aan verweerder redelijk en billijk is. Het Scheidsgerecht stelt de door eiseres aan verweerder te betalen vergoeding ex aequo et bono op een bedrag van fl. 135.000,--, inclusief kosten van rechtsbijstand en afkoop wachtgeld. Partijen hebben aangegeven af te zien van de mogelijkheid het verzoek tot ontbinding in te trekken.niets hadden uitgehaald en

Appears in 1 contract

Samples: Arbitraal Vonnis