De feiten. 2.1 Eiser is tandarts. Hij is thans 57 jaar. Hij heeft sinds 1 januari 2007 op basis van een toelatingsovereenkomst (laatstelijk van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend in het H. (H.) in het door de stichting in stand gehouden ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis). Binnen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk is. De tandartsen die – elk in deeltijd – structureel werkzaam zijn voor het H., zijn verenigd in een maatschap (hierna: de maatschap). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouw I. (hierna: I.), de heer X. (hierna: J.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiser. De stichting is aangesloten bij L. (L.), een instelling die onder meer de accreditaties verleent voor de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen het H. op basis van de kwalificaties van andere (inmiddels vertrokken) maten. De tandartsen van het H. onderhouden nauwe contacten met de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief is. De VMS is feitelijk opgevolgd door de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: het MSB) van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot het MSB. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanager. 2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis. 2.3 Op grond van artikel 6 van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst. 2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’ 2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken. 2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geacht. 2.7 Artikel 23 lid 1 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f). Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt. 2.8 Artikel 6 van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover van belang als volgt: 6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. 6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’. 2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek van de medewerkers van het H. op het functioneren van eiser. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid. 2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functioneren.) 2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken. 2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur (hierna: de RvB) van de stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach). Het plan, van zes pagina’s, sluit af met: 2.13 Op 14 april 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding van een externe mediator. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering is vastgesteld dat de meerderheid van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft in een verdere samenwerking met eiser. 2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan de maatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld dat de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat geconcludeerd kan worden dat de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in dit geval tandarts). 2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt onder meer het volgende in:
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
De feiten. 2.1 Eiser is tandarts. Hij is thans 57 jaar. Hij heeft sinds 1 januari 2007 op basis van een toelatingsovereenkomst (laatstelijk van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend in het H. (H.) in het door de stichting in stand gehouden ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis). Binnen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk is. De tandartsen die – elk in deeltijd – structureel werkzaam zijn voor het H., zijn verenigd in een maatschap (hierna: de maatschap). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouw
I. (hierna: I.), de heer X. (hierna: J.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiser. De stichting is aangesloten bij L. (L.), een instelling die onder meer de accreditaties verleent voor de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen het H. op Op basis van de kwalificaties van andere (inmiddels vertrokken) matendoor partijen verstrekte uitleg en de voorgebrachte stukken kunnen volgende feiten worden weerhouden: Verweerster is een erkende sociale werkplaats die duurzaam werk verschaft aan 63 laaggeschoolde werknemers die door de VDAB erkend worden als personen met een arbeidshandicap. Van deze 63 werknemers hebben er 26 een migratieachtergrond. De tandartsen activiteiten van verweerster worden uitgeoefend onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, en bestaan onder andere uit schoonmaak, het H. onderhouden nauwe contacten beheer van 3 fietspunten en het herstel, de verhuur en verkoop van fietsen. Xxxxx was met de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid ingang van de Vereniging 2 juni 2014 als 'operationeel verantwoordelijke', in dienst van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief is. De VMS is feitelijk opgevolgd door de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: het MSB) verweerster ingevolge een arbeidsovereenkomst van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot het MSBonbepaalde duur. Het H. wordt geleid door betrof een medisch manager en voltijdse tewerkstelling. Xxxxx oefende gedurende 15% van zijn arbeidstijd ook de functie van preventie-adviseur uit. Op 6 september 2018 vond een bedrijfsmanagergesprek plaats tussen eiser, de directeur van verweerster, Dhr. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanager.
2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis.
2.3 Op grond van artikel 6 van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts J. D. N. en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’
2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken.
2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geacht.
2.7 Artikel 23 lid 1 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f). Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.8 Artikel 6 van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover van belang als volgt:
6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’.
2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek van de medewerkers van het H. op het functioneren van eiser. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid.
2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functioneren.)
2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken.
2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur (hierna: de RvB) van de stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach)verweerster, Dhr. Het planL. D. B., van zes pagina’s, sluit af met:
2.13 Op 14 april 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding naar aanleiding van een externe mediator. Doel aantal berichten op de facebookpagina van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evaluerenxxxxx. Tijdens deze vergadering is vastgesteld dat de meerderheid van de maten buiten het gesprek werd aan eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft voorgesteld een dadingsovereenkomst te ondertekenen. Diezelfde dag reageerde eiser op voormeld gesprek in een verdere samenwerking met eiser.
2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail mail, verzonden aan Dhr. J. D. N., als volgt (stuk 4 eiser): "Ik wil graag nog even resumeren wat vanmiddag, 06/09/2018, werd besproken met Xxxxx en de maatschap voorzitter van de Raad van Bestuur, de heer L. D. B.. In het gesprek is naar voor gekomen dat berichten op mijn Facebookpagina als beoordeling gelden voor de reden van voorstel tot ontslag. In de 4 jaar dat ik bij M.-C. vzw heb gewerkt, heb ik heel goed samengewerkt met daarin de mededeling doelgroepmedewerkers, de omkadering, 3 directeurs en de Raad van Bestuur. Dat werd in het gesprek ook bevestigd dat er geen klagen was over de manier van werken en de omgang met het andere personeel. Ook heb ik mij, zoals in het gesprek naar voren is gekomen, altijd loyaal opgesteld tegenover mijn werkgever, in die mate dat de Raad van Bestuur mij als waarnemend —directeur heeft aangesteld begin 2017 tot oktober 2017. In het gesprek is ook duidelijk gemaakt door L. en uzelf dat een verdere tewerkstelling bij M.-C. geen optie is in de toekomst omdat de normen en waarden van de organisatie ( M.-C. vzw ) niet stroken met mijn persoonlijke instelling in mijn privé omgeving. U hebt een dadingsovereenkomst voorgesteld waar ik slechts een halve dag beoordelingstijd krijg tot vrijdag 07/09/2018 12h00. Om mij voldoende te kunnen informeren is dit onvoldoende tijd en vragen wij U beleefd om de bedenktijd te verlengen tot dinsdag 11/09/201812h00. Dit is een ingrijpende beslissing die ik niet op een halve dag wil nemen en wij hopen op uw begrip hierin. Als preventieadviseur binnen de organisatie en deel uitmakend van het CPBW legt dit een extra dimensie in de beslissing. Zoals L. al aangaf dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij spijt had om deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld beslissing te moeten treffen vanwege de goede staat van dienst, vind ik zelf ook dat de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling beslissing die genomen wordt niet is gelinkt aan mijn werk binnen de maatschap alleen organisatie, maar heeft versterkt op een deel van mijn privéleven. Privé en werk heb ik steeds gescheiden gehouden en zal dat geconcludeerd kan worden dat in de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in dit geval tandarts)toekomst ook altijd blijven doen.
2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt onder meer het volgende in:
Appears in 1 contract
Samples: Labour Court Ruling
De feiten. 2.1 Eiser De Stichting houdt een algemeen ziekenhuis in W. in stand. Dit ziekenhuis is tandartste klein om alle functies van een algemeen ziekenhuis zelf te vervullen. Hij is thans 57 jaarDe Stichting heeft daarom sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw laboratoriumdiensten uitbesteed aan het medisch microbiologisch laboratorium en het laboratorium voor pathologie van de stichting Stichting H.(hierna: H.).
2.2 De Pathologen zijn als vrijgevestigd medisch specialist toegelaten tot de ziekenhuizen die H. in stand houdt. Hij heeft De Pathologen zijn ook als vrijgevestigd medisch specialist toegelaten tot het ziekenhuis van de Stichting. Patholoog sub 1 sinds 1 april 1988, patholoog sub 2 sinds 1 november 2002, patholoog sub 3 sinds
1 november 2011 en patholoog sub 4 sinds 1 januari 2007 op basis 2005. De meest recente schriftelijke versies van de toelatingsovereenkomsten dateren van 15 december 2000 of 15 maart 2008 (patholoog sub 1), van 11 maart 2009 (patholoog sub 2), van 1 augustus 2011 (patholoog sub 3) en van 11 maart 2009 (patholoog sub 4). De Pathologen maken voor hun medisch pathologische werkzaamheden voor de patiënten van het ziekenhuis gebruik van de laboratoriumdiensten van H..
2.3 Tussen de Stichting en H. heeft vanaf juli 2001 voor een toelatingsovereenkomst (laatstelijk periode van vijf jaar een schriftelijke overeenkomst voor de laboratoriumdienstverlening gegolden. X. heeft in 2011 een nieuwe schriftelijke overeenkomst opgesteld voor de periode van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend in het H. (H.) in het 2011 tot 1 januari 2014. De Stichting heeft deze nieuwe overeenkomst niet ondertekend. Zij wilde zich niet voor langere tijd binden omdat zij kampte met ernstige financiële problemen. Uit de tekst van de nieuwe overeenkomst die door de stichting in stand gehouden Stichting als productie is overgelegd blijkt wel hoe de Stichting en H. de dienstverleningsovereenkomst sinds 2011 hebben uitgevoerd.
2.4 Vanaf mei/juni 2011 probeert de Stichting de continuïteit van het ziekenhuis (hierna: veilig te stellen en is kostenrationalisatie een noodzaak. In januari 2013 is de Stichting uitgetreden uit de L.., waarvan ook H. deel uitmaakte. In het ziekenhuis). Binnen het voorjaar van 2013 heeft de Stichting met H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling een betalingsregeling afgesproken voor een achterstand van bijna drie miljoen euro in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk isbetaling voor de laboratoriumdiensten. De tandartsen die – elk betalingsregeling houdt in deeltijd – structureel werkzaam zijn dat de Stichting de achterstand in termijnen mag inlopen en dat de Stichting geen zekerheid hoeft te stellen. Tegelijkertijd heeft de Stichting de overeengekomen prijzen en tarieven ter discussie gesteld. In een brief van 8 april 2013 waarin zij de betalingsregeling bevestigt deelt zij het volgende mede: De Stichting heeft het adviesbureau J. onderzoek laten doen naar de tarieven van onder andere pathologie. De conclusie van het onderzoek was dat op pathologie substantieel kan worden bespaard. De Stichting heeft in 2013 een plan van eisen opgesteld voor de gewenste dienstverlening op het gebied van pathologie. Vier partijen, waaronder H., zijn verenigd in hebben op basis daarvan een maatschap (hierna: de maatschap). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouw
I. (hierna: I.), de heer X. (hierna: J.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiserofferte gedaan. De stichting is aangesloten bij L. (L.)Stichting heeft de offerte van H. niet geaccepteerd, een instelling die ook niet nadat X. haar per brief van 15 augustus 2013 had medegedeeld dat zij akkoord was met de betalingsregeling onder meer de accreditaties verleent voor voorwaarde dat de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. dienstverleningsovereenkomst zou blijven bestaan en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen de dienstverlening van H. aan het H. op basis ziekenhuis van de kwalificaties Stichting zou worden beëindigd als de Stichting niet uiterlijk op 16 augustus 2013 de offerte van andere (inmiddels vertrokken) matenH. zou accepteren.
2.5 De Stichting heeft per brief van 3 oktober 2013 aan H. voorgesteld de dienstverlening te laten eindigen op 16 februari 2014. X. heeft hiermee niet ingestemd.
2.6 Met een brief van 10 december 2013 heeft de Stichting de toelatingsovereenkomsten met de Pathologen opgezegd. De tandartsen Stichting heeft als reden aangevoerd dat de uitbesteding van het laboratoriumdiensten aan H. onderhouden nauwe contacten met de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS)per 16 februari 2014 eindigt en dat zij daarna zal overstappen naar een andere aanbieder, die thans niet meer actief iseen substantieel aantrekkelijker prijs biedt. De VMS is feitelijk opgevolgd door overstap was volgens de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: Stichting een dringend noodzakelijke bijdrage aan het MSB) financieel gezond maken van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot brief vermeldt verder onder meer het MSB. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is volgende: In de medisch manager, G. is brief van 10 december 2013 heeft de bedrijfsmanager.
2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis.
2.3 Op grond van artikel 6 van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) Stichting ook medegedeeld dat de tandarts en opzegtermijn van zes maanden vanzelfsprekend in acht zal worden genomen, zodat de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’
2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken.
2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geachttoelating per 10 juni 2014 zal zijn beëindigd.
2.7 Artikel 23 lid 1 H. heeft in kort geding bij de voorzieningenrechter van de toelatingsovereenkomst bepaalt Rechtbank Y. gevorderd de dienstverlening aan de Stichting op het gebied van onder meer Pathologie ook na 16 februari 2014 te mogen continueren. Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat een nieuwe dienstverleningsovereenkomst tot stand was gekomen, althans dat het de instelling (Stichting niet vrijstond de stichting) onderhandelingen daarover af te breken. De voorzieningenrechter heeft de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming vorderingen van de overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting H. bij vonnis van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f)31 januari 2014 afgewezen. Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigtX. heeft geen beroep ingesteld. Zij heeft ook geen bodemprocedure aangespannen.
2.8 Artikel 6 De raadsman van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover Pathologen heeft met een brief van belang als volgt:
6.1 Door 24 december 2013 de Stichting bericht dat de Pathologen niet instemmen met de opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
6.2 Door en de Stichting verzocht schriftelijk te bevestigen dat de opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’wordt ingetrokken.
2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek De diensten op het terrein van de medewerkers pathologie worden thans verricht door medisch specialisten van het H. op het functioneren van eiser. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid.K..
2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser Bij de onderhandelingen tussen de Stichting en H. over de dienstverleningsovereenkomst waren eisers niet rechtstreeks betrokken. Zij hebben op verzoek van X. wel een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer aanzienlijke korting op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functionerenhun tarieven willen geven.)
2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken.
2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur (hierna: de RvB) van de stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach). Het plan, van zes pagina’s, sluit af met:
2.13 Op 14 april 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding van een externe mediator. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering is vastgesteld dat de meerderheid van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft in een verdere samenwerking met eiser.
2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan de maatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld dat de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat geconcludeerd kan worden dat de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in dit geval tandarts).
2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt onder meer het volgende in:
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
De feiten. 2.1 Eiser Verweerster is tandarts. Hij is thans 57 jaar. Hij heeft sinds per 1 januari 2007 op basis 2015 ontstaan door fusie van een toelatingsovereenkomst Stichting G. en Stichting H. In het hierna volgende wordt onder verweerster ook haar rechtsvoorganger Stichting G. verstaan.
2.2 Eiser, thans 53 jaar oud, is vanaf 2004 werkzaam geweest als medisch specialist (laatstelijk van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend in het H. (H.kaakchirurg) in het door de stichting verweerster in stand gehouden ziekenhuis ziekenhuis, locatie B. (hierna: het ziekenhuis). Binnen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk isTot 1 januari 2015 werkte xxxxx vanuit een kleine maatschap op basis van een individuele toelatingsovereenkomst. De tandartsen laatste ondertekende versie van die – elk in deeltijd – structureel werkzaam zijn overeenkomst dateert van 8 september 2008. Met ingang van 1 januari 2015 is eiser voor het H., zijn verenigd in een maatschap (hierna: de maatschap). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouw
I. B.V. (hierna: I.), de heer X. ) gaan werken. I. heeft met verweerster een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: J.), swo) op grond waarvan I. vanaf 1 januari 2015 als zelfstandige onderneming de heer X. (hierna: K.), F. en eiser. De stichting is aangesloten bij L. (L.), een instelling die onder meer de accreditaties verleent voor de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen het H. op basis van de kwalificaties van andere (inmiddels vertrokken) maten. De tandartsen van het H. onderhouden nauwe contacten met de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief is. De VMS is feitelijk opgevolgd door de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: het MSB) van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot het MSB. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanager.
2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis.
2.3 Op grond van artikel 6 van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de tandartsspecialistische praktijk in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’
2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken.
2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geacht.
2.7 Artikel 23 lid 1 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f). Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.8 Artikel 6 van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover van belang als volgt:
6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’.
2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek van de medewerkers van het H. op het functioneren van eiser. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014verweerster mag voeren. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen swo is op of omstreeks 17 december 2014 ondertekend door de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid.
2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functioneren.)
2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken.
2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur (hierna: namens verweerster en door de RvB) heer J. namens I.. Eiser is via een eigen besloten vennootschap houder van 25% van de stichting aandelen in I.. De overige aandelen worden gehouden door (de vennootschappen van) drie andere kaakchirurgen. In de swo is vastgelegd dat verweerster aan de aandeelhouders van I. toegang verleent om in haar ziekenhuis als tandarts-specialist zorg te verlenen.
2.3 In de considerans van de swo staat als één van de gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking tussen verweerster en aan F. (I. vermeld dat ‘de toelatingsovereenkomst’ per 1 januari 2015 met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach)instemming van beide partijen is geëindigd. Het plan, eindigen van zes pagina’s, sluit af met:
2.13 Op 14 april de toelatingsovereenkomst per 1 januari 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden in artikel 13, de slotbepaling van de swo, herhaald. De swo bevat verder onder leiding van een externe mediator. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering is vastgesteld meer de bepaling dat de meerderheid verplichtingen van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft aandeelhouders van I. voortvloeien uit de statuten van I. en de aandeelhoudersovereenkomsten die I. met ieder van de aandeelhouders sluit. De statuten en de aandeelhoudersovereenkomsten zijn volgens de tekst als bijlage 1 aan de swo gehecht. Feitelijk is dat niet het geval. Partijen in een verdere samenwerking deze procedure zijn niet bekend met eiserde inhoud van de aandeelhoudersovereenkomsten. De statuten kennen ze wel.
2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan 2.4 In Bijlage 2 bij de maatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld dat de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat geconcludeerd kan worden dat de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject swo – ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialistOverige algemene verplichtingen’ (in dit geval tandarts).
2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt – is onder meer het volgende inopgenomen:
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
De feiten. 2.1 Eiser Eiseres is een maatschap met de handelsnaam ‘Tandartspraktijk A.’. De maatschap heeft twee maten, te weten C. en zijn echtgenote X. (hierna: X.) en voert een tandartspraktijk. J. is tandarts. Hij is thans 57 jaar. Hij heeft sinds Deze praktijk was vanaf 1 januari 2007 op basis van een toelatingsovereenkomst (laatstelijk van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend in het H. (H.) in het door de stichting in stand gehouden ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis). Binnen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk is. De tandartsen die – elk in deeltijd – structureel werkzaam zijn voor het H., zijn verenigd gevestigd in een maatschap bedrijfsruimte (hierna: de maatschap). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsenpraktijkruimten) in het Gezond- heidscentrum K. aan het adres xxx in Z.. In 2017 heeft eiseres een tweede praktijk geopend, aan het adres xxx te weten mevrouw
I. (hierna: I.), Z.. De verhuurder van het pand waarin de heer praktijkruimten zich bevinden is L.. Als huurder van de praktijkruimten trad X. (hierna: J.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiserop. De stichting huurovereenkomst met haar is aangesloten bij L. (L.), een instelling die onder meer per eind december 2018 geëindigd door opzegging door de accreditaties verleent voor verhuurder op 28 maart 2018. J. en de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. en eiser maatschap hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen het H. op basis de kantonrechter van de kwalificaties rechtbank M. verzocht om verlenging van andere (inmiddels vertrokken) matende in dit geval geldende ontruimingstermijn van arti- kel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek. Na verweer van de verhuurder heeft de kantonrechter met een beschikking van 16 mei 2019 de maatschap niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek en het verzoek van J. afgewezen. Daarbij is het tijdstip van ontruiming van de praktijkruimten vastgesteld op 1 juli 2019. De tandartsen van het H. onderhouden nauwe contacten met maatschap en J. hebben de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief ispraktijkruimten eind mei 2019 – en formeel per 1 juli 2019 – ont- ruimd. De VMS verhuurder is feitelijk opgevolgd door na de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf opzegging op 28 maart 2018 op zoek gegaan naar een nieuwe huurder en heeft de stichting (hierna: het MSB) van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot het MSB. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanagerpraktijkruimten te huur aangeboden op Funda.
2.2 Eiser Eiseres heeft haar praktijk van de I. verplaatst naar haar vestiging aan de xxx, die zich op een afstand van ongeveer 8 km van de praktijkruimten bevindt. Daar werken nu zeven tandartsen. Eind mei 2019 heeft eiseres op haar website bekendgemaakt dat de huur van de praktijkruimten is voor drie dagen per week verbonden opgezegd en dat patiënten vanaf 3 juni 2019 terecht kunnen op de locatie aan de xxx.
2.3 Verweerster is ook tandarts. Zij is als ‘praktijkmedewerker’ werkzaam geweest aan het H.. Op basis in de praktijk van eiseres in de praktijkruimten, en wel van 19 september 2014 tot eind 2018. Tussen partijen gold een overeenkomst op 2 no- vember 2015 door hen ondertekende ‘Overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen (praktijkmedewerking)’ (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis.
2.3 Op grond van artikel 6 van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgenovereenkomst). ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’
2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken.
2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geacht.
2.7 Artikel 23 lid 1 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de is eiseres aangeduid als A en verweerster als B. De overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f). Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.8 Artikel 6 van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover van belang als volgt:
6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’.
2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek van de medewerkers van het H. op het functioneren van eiser. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid.
2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functioneren.)
2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken.
2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur (hierna: de RvB) van de stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach). Het plan, van zes pagina’s, sluit af met:
2.13 Op 14 april 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding van een externe mediator. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering is vastgesteld dat de meerderheid van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft in een verdere samenwerking met eiser.
2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan de maatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld dat de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat geconcludeerd kan worden dat de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in dit geval tandarts).
2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt onder meer het volgende in:
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
De feiten. 2.1 Eiser De (rechts)verhouding tussen partijen
2.1. A., geboren in 1959, is tandartsvan 16 oktober 2000 tot 22 januari 2016 als orthopedisch chirurg in het G. te X. werkzaam geweest. Hij is Dit ziekenhuis wordt thans 57 jaar. Hij heeft sinds in stand gehouden door verweerster (tot 1 januari 2007 2015 de stichting H.). Tezamen met de heren I., J., K. en L. vormde A. de vakgroep orthopedie (hierna: de vakgroep). Tot 1 juni 2012 werd er door de orthopeden in een gecombineerde maatschap ‘Chirur- gie/Orthopedie’ samengewerkt met de algemeen chirurgen. Na het uiteenvallen van deze maatschap zijn de orthopeden samen verder gegaan op basis van een toelatingsovereenkomst (laatstelijk van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend in het H. (H.) in het door de stichting in stand gehouden ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis). Binnen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk is. De tandartsen die – elk in deeltijd – structureel werkzaam zijn voor het H., zijn verenigd in een maatschap nieuwe maatschapsovereenkomst (hierna: de maatschapmaatschapsovereenkomst). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouwDeze overeenkomst had als ingangsdatum 1 juni 2012.
I. (hierna: I.), 2.2. Vooruitlopend op de heer X. (hierna: J.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiser. De stichting is aangesloten bij L. (L.), een instelling die onder meer de accreditaties verleent voor de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen het H. op basis nieuwe structuur van de kwalificaties van andere (inmiddels vertrokken) maten. De tandartsen van het H. onderhouden nauwe contacten onderlinge samenwerking tussen medisch specialisten en verweerster per 1 januari 2015 zijn de orthopeden op 15 november 2014 overeengekomen dat de maatschapsovereenkomst, tezamen met de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid zogenoemde ‘IJzeren Lijst’ van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief is. De VMS is feitelijk opgevolgd door de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: het MSB) van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot het MSB. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanager.
2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen september 2014 (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuisijzeren lijst), tussen hen blijft gelden als aandeelhoudersovereenkomst.
2.3 2.3. Op grond 24 december 2014 hebben de orthopeden ieder voor zich een eigen besloten vennootschap opge- richt. Deze vennootschappen hebben gezamenlijk op dezelfde dag een vakgroep BV opgericht en zijn per die datum ieder bestuurder van artikel 6 deze vakgroep BV geworden. Partijen hebben hun onderneming, waarvan deel uitmaakte het onverdeelde aandeel in de orthopedische praktijk in verweerster, door middel van een inbrengovereenkomst ingebracht in de vakgroep BV. Per eveneens 24 december 2014 is de vakgroep BV voor één derde deel aandeelhouder geworden van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’
2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken.
2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geacht.
2.7 Artikel 23 lid 1 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f). Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.8 Artikel 6 van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover van belang als volgt:
6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’.
2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek van de medewerkers van het H. op het functioneren van eiser. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid.
2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, diezelfde dag opgerichte vennootschap M. (hierna: M.). Medeaandeelhouders (‘CCC’ staat vooreveneens elk voor één derde deel) in M. zijn N. en O.. M. is tezamen met andere vakgroepen verenigd in een collectief: ‘continu controle en coaching’ en komt neer de F. (hierna: het F.). Het F. heeft namens zijn leden op het kritisch volgen van 23 december 2015 een collega bij onvoldoende functioneren.)
2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken.
2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur samenwerkingsovereenkomst (hierna: de RvBsamen- werkingsovereenkomst) gesloten met verweerster. Deze samenwerkingsovereenkomst kent een in- dividueel deel.
2.4. Het individueel deel is een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst tussen drie partijen, te weten: verweerster, het F. en de individuele specialist, en heeft per 1 januari 2015 de oude toelatingsover- eenkomst vervangen. Partijen zijn ieder als contractspartij toegetreden tot het individueel deel. De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Op grond van artikel 4 lid 3 van de stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach). Het plan, van zes pagina’s, sluit af met:
2.13 Op 14 april 2015 overeenkomst is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding medisch specialist verplicht met de andere medisch specialisten in de instelling samen te werken in een sfeer van een externe mediatorcollegialiteit en teamgeest. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering In artikel 5 is vastgesteld neergelegd dat de meerderheid medisch specialist lid is van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft medische staf in een verdere samenwerking met eiser.
2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan het ziekenhuis van verweerster en de maatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuuruit dit lidmaatschap voortvloeiende rechten en plichten aanvaardt. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan artikel 11 is de bevoegdheid van verweerster neergelegd om aanwij- zingen te geven op basis van het stafbestuur meegedeeld dat professioneel statuut en de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat geconcludeerd kan worden dat de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in dit geval tandarts).
2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 verplichting van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt onder meer het volgende in:medisch specialist om die aanwijzingen op te volgen.
Appears in 1 contract
Samples: Arbitraal Vonnis
De feiten. 2.1 Eiser is tandarts2.1. Hij is thans 57 jaarIn de jaren zeventig van de twintigste eeuw heeft de Staat de post- code ontwikkeld, een zes-positie-code bestaande uit een woonplaats- code van vier cijfers, aangevuld met twee letters. Hij heeft sinds 1 januari 2007 op basis Het verantwoor- delijke onderdeel van een toelatingsovereenkomst (laatstelijk van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend in de Staat was het H. (H.) in het door de stichting in stand gehouden ziekenhuis (hierna: het ziekenhuis). Binnen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk is. De tandartsen die – elk in deeltijd – structureel werkzaam zijn voor het H.Staatsbedrijf der Posterijen, zijn verenigd in een maatschap Telegrafie en Telefonie (hierna: de maatschapPTT). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouwDe PTT was als staatsbedrijf volledig onderdeel van de Staat. [...]
I. (hierna: I.), de heer X. (hierna: J.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiser2.4. De stichting PTT is aangesloten bij L. (L.)in 1989 verzelfstandigd tot Koninklijke PTT Neder- landNV, een instelling die onder meer waarbinnen de accreditaties verleent voor de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. werkmaatschappijen PTT Post BV en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen het H. op basis van de kwalificaties van andere (inmiddels vertrokken) matenPTT Telecom BV bestonden. De tandartsen Staat is enig aandeelhouder gebleven van het H. onderhouden nauwe contacten met Koninklijke PTT Nederland NV tot de afdeling kaakchirurgiebeursgang van dit bedrijf in 1994. Zij zijn lid van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief is. De VMS Koninklijke PTT Nederland NV is feitelijk opgevolgd door de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: het MSB) van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot het MSB. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanager.
2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis.
2.3 Op grond van artikel 6 van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding juni 1998 gesplitst in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’
2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken.
2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geacht.
2.7 Artikel 23 lid 1 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de overeenkomst Koninklijke TPG Post BV (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub fhierna: TPG). Op grond van artikel 23 lid 4 16 oktober 2006 heeft TPG haar naam veranderd in Koninklijke TNT Post BV, die een dochteronderneming is van de toelatingsovereenkomst dient bij beursgenoteerde onderneming TNT NV (hierna: TNT). Hangende de opzegging een termijn onderhavige procedure is de naam van zes maanden deze vennootschap opnieuw gewijzigd, thans in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden Konink- lijke PostNL BV
2.5. Sinds de onmiddellijke beëindiging verzelfstandiging van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.8 Artikel 6 PTT is het systeem van toeken- ning van postcodes volgens het bestaande systeem voortgezet, zij het dat de postcodes sindsdien werden toegewezen door Koninklijke PTT Nederland NV Om een en ander goed te laten verlopen, werd eind jaren tachtig van de maatschapsovereenkomst twintigste eeuw tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (getekend op 5 november 2010hierna: VNG) en PTT Post BV een convenant gesloten over het doorgeven en toekennen van wijzigingen. In 2006 is dit convenant (voluit: Kaderconvenant inzake Postcodes – hierna ook: Kaderconvenant) herzien, waarbij ook de Staat, naast VNG en TPG, contractspartij is geworden. Het Kaderconvenant luidt voor zover van belang hier relevant als volgt:
6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’.
2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek van de medewerkers van het H. op het functioneren van eiser: Jurisprudentie nr. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid.
2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functioneren.)
2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken.
2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur (hierna: de RvB) van de stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach). Het plan, van zes pagina’s, sluit af met:
2.13 Op 14 april 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding van een externe mediator. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering is vastgesteld dat de meerderheid van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft in een verdere samenwerking met eiser.
2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan de maatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld dat de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat geconcludeerd kan worden dat de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in dit geval tandarts).
2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt onder meer het volgende in:1
Appears in 1 contract
Samples: Court Ruling
De feiten. 2.1 Eiser 2.1. L'Odeur exploiteert sinds 1993 een parfumeriewinkel met een schoonheidssalon. Daarnaast worden artikelen verkocht op het gebied van woondecoratie. Vanaf 1993 tot 3 november 2014 is tandarts. Hij is thans 57 jaar. Hij heeft sinds 1 januari 2007 op basis van een toelatingsovereenkomst (laatstelijk van 1 januari 2012) zijn praktijk uitgeoefend L'Odeur in verschillende units gevestigd geweest in het H. (H.) in het door de stichting in stand gehouden ziekenhuis overdekte winkelcentrum Koningswerf te ’s-Gravenzande (hierna: het ziekenhuiswinkelcentrum). Binnen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling Vanaf 2006 is de parfumerie gevestigd in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk isunit gelegen op Xxxxxxxxxxx 0 en vanaf 2012 vindt de verkoop van woondecoratie plaats vanuit de naastgelegen unit Koningswerf 5. De tandartsen die – elk in deeltijd – structureel werkzaam zijn voor het H., zijn verenigd in Tussen beide units is een maatschap (hierna: de maatschap). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouw
I. (hierna: I.), de heer X. (hierna: J.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiser. De stichting is aangesloten bij L. (L.), een instelling die onder meer de accreditaties verleent voor de specialismen die nodig zijn voor een erkend H.. De maten K. en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatie. Zij zijn of waren actief binnen het H. op basis van de kwalificaties van andere (inmiddels vertrokken) maten. De tandartsen van het H. onderhouden nauwe contacten met de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief is. De VMS is feitelijk opgevolgd door de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: het MSB) van het ziekenhuis. De tandartsen zijn niet toegetreden tot het MSB. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanagerbinnenmuur doorgebroken.
2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht 2.2. Vanaf 2001 heeft de toenmalige eigenaar/verhuurder met de maatschap van kaakchirurgen (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis.
2.3 Op grond van artikel 6 van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts projectontwikkelaars en met andere tandartsen de continuïteit van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productie, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’
2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken.
2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) de ondernemers op het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond winkelcentrum nagedacht en gesproken over renovatie of sloop en nieuwbouw van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging het in de jaren ’70 van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geachtvorige eeuw gebouwde winkelcentrum.
2.7 Artikel 23 lid 1 van 2.3. In de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) op 21 april 2006 namens L'Odeur als huurder en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f). Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.8 Artikel 6 van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover van belang 10 mei 2006 namens Rodamco Nederland Xxxxxxx B.V. als volgt:
6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden verhuurder ondertekende huurovereenkomst winkelruimte is het volgende opgenomen: ‘(…)’.
2.9 In juni 2014 hebben F. 1.1 Verhuurder verhuurt aan huurder en G. met eiser gesproken over kritiek huurder huurt van verhuurder de medewerkers van het H. op het functioneren van eiserbedrijfsruimte, groot 144 m² b.v.o. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregelsbegane grond en 29 m² b.v.o. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdelingverdieping hierna ‘het gehuurde’ genoemd, tot het niet meer bij de medewerkers gelegen te Koningswerf 1 (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleid.
2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functioneren.…)
2.11 Met een brief 1.3 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als winkelruimte voor de verkoop van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd parfumerieën, kado-artikelen, sieraden, cosmetica en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokkenschoonheidssalon.
2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur (hierna: de RvB) van de stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach). Het plan, van zes pagina’s, sluit af met:
2.13 Op 14 april 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding van een externe mediator. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering is vastgesteld dat de meerderheid van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft in een verdere samenwerking met eiser.
2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan de maatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld dat de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat geconcludeerd kan worden dat de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in dit geval tandarts).
2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt onder meer het volgende in:
Appears in 1 contract
Samples: Huurovereenkomst
De feiten. 2.1 Eiser 2.1. De gemeente Rotterdam is tandarts. Hij is thans 57 jaar. Hij heeft sinds 1 januari 2007 op basis eigenaar van een toelatingsovereenkomst onroerende zaak, gelegen op het (laatstelijk adres) (hierna ook te noemen: het pand).
2.2. 2D Vastgoed Binnenweg is een doch- teronderneming van 1 januari 20122D Vastgoed B.V. (hierna te noemen: 2D Vastgoed). 2D Vastgoed is een projectontwikkelaar. A is een bestuurder van 2D Vastgoed en indirect bestuurder van 2D Vastgoed Binnenweg.
2.3. 2D Vastgoed heeft met de gemeente Rotterdam sinds (omstreeks) zijn praktijk uitgeoefend december 2013 onderhandeld over huur en/of koop van het pand door de speciaal hiervoor op te richten onderneming 2D Vastgoed Binnenweg. Deze onderhandelingen vonden plaats in het H. (H.) in het kader van een door de stichting in stand gehouden ziekenhuis gemeente Rotterdam uitge- schreven tender, waarbij naast 2D Vastgoed nog één andere gegadigde was. Deze andere gegadigde is afgevallen.
2.4. De gemeente Rotterdam heeft het ma- kelaarskantoor X opdracht gegeven te bemid- delen bij de verhuur en/of verkoop van het pand.
2.5. Makelaarskantoor X heeft de tekst van een huurovereenkomst opgesteld en deze tekst doen toekomen aan 2D Vastgoed. 2D Vastgoed heeft (de uiteindelijke versie van) de huurover- eenkomst ondertekend en opgestuurd naar de gemeente Rotterdam. In de tekst van deze overeenkomst staat onder meer dat onderteke- ning van de overeenkomst had te gelden als een aanbod, welk aanbod nog door de gemeen- te Rotterdam moet worden aanvaard.
2.6. De gemeente Rotterdam heeft op 15 fe- bruari 2016 aan 2D Vastgoed medegedeeld dat zij het pand toch niet (eerst) wilde verhuren (waarna op een later moment verkoop zou plaatsvinden), maar (direct) verkopen.
2.7. 2D Vastgoed heeft de verantwoordelijk wethouder (B) per e-mailbericht van 17 febru- ari 2016 verzocht, samengevat, om te bevorde- ren dat ‘de situatie’ wordt besproken ‘hoe we dit dossier tot een correct en bevredigend ein- de kunnen brengen’. De wethouder heeft gere- ageerd met het bericht dat hij ‘e.e.a.’ gaat uit- zoeken en dat 2D Vastgoed van hem zal horen. Vervolgens heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ambtenaar C (hierna: C) van de ge- meente Rotterdam en 2D Vastgoed.
2.8. 2D Vastgoed heeft bij e-mailbericht van 24 februari 2016 het ziekenhuis)volgende medege- deeld aan C: “Beste C, Je kunt je wel voorstellen dat ik erg blij ben met ons laatste telefoongesprek. Binnen Ik wil je bij deze ook via de mail bevestigen welke afspraken we hebben gemaakt: — er is geen sprake meer van de huur/koop constructie. De kunstuitleen heeft de huur op- gezegd. — wij kopen de nieuwe binnenweg 75/77 en de aangrensde panden in gouvernestraat voor de overeengekomen prijs — de transactie zal plaatsvinden voor 1 april as — meenemen het H. wordt tandheelkundige hulp verleend aan patiënten bij wie behandeling gebouw langjarig in ei- gendom en verkopen zeker niet binnen een termijn van 5 jaar. — in de normale tandartspraktijk vanwege ernstige aandoeningen of handicaps niet (goed) mogelijk isplint wordt geen grootschalige su- permarkt, zoals een Lidl, een jumbo oid, gerea- liseerd. Eea is in de brief die we je laatst stuur- den, bevestigd. We zouden graag met jullie in overleg treden over een passend alternatief, waaronder een versmarkt zoals bijv de Marqt. Ik zou je willen vragen om het contract op naam te zetten van de BV waarin al ons Rotter- dams vastgoed is ondergebracht, Roffa vast- goed BV. Ik zal je maandag alle nadere gege- vens toemailen. Onze handen jeuken om daadwerkelijk te star- ten. Nogmaals dank en tot volgende week.”
2.9. C heeft hierop bij e-mailbericht van 24 februari 2016 geantwoord: “Hi A, Dank voor je email. Ik zal onderstaand in een overeenkomst laten verwerken. De tandartsen die – elk kunstuitleen heeft inderdaad opgezegd, wij houden hun wel aan de verplichting zoals op genomen in deeltijd – structureel werkzaam hun huurovereenkomst. Ergo de huur zullen zij moeten voldoen tot aan einde overeenkomst. Ik neem aan dat dit voor jullie geen probleem is aangezien je dan nog enige cashflow genereert. Ik spreek je maandag en nog een fijne va- kantie.”
2.10. A heeft wethouder B per e-mailbericht van 2 maart 2016 bedankt voor zijn inspannin- gen. Wethouder B heeft bij e-mailbericht van 2 maart 2016 geantwoord: “Beste A, Ik had al van D (een collega van C; voorzie- ningenrechter) bericht gekregen dat e.e.a. nu naar tevredenheid is opgelost, heel mooi! En uiteraard graag gedaan. Dank voor je mail en ik zal uiteraard met plezier de officiële handeling verrichten. Hartelijke groet,”
2.11. Makelaarskantoor X heeft de tekst van een koopovereenkomst opgesteld. 2D Vastgoed heeft (de uiteindelijke versie) van de koopover- eenkomst ondertekend en aan de gemeente Rotterdam doen toekomen. Volgens de tekst van de overeenkomst bedraagt de koopsom € 1.470.000 en zou levering van het H., zijn verenigd in een maatschap (hierna: de maatschap). Begin 2016 betrof dit vijf tandartsen, te weten mevrouw
I. (hierna: I.), de heer X. (hierna: J.), de heer X. (hierna: K.), F. en eiserpand plaatsvinden uiterlijk op 15 juni 2016. De stichting tekst van deze overeenkomst bevat niet de bepaling dat ondertekening van de overeenkomst door 2D Vastgoed had te gelden als een aanbod, welk aanbod nog door de gemeente Rotterdam moest worden aanvaard.
2.12. 2D Vastgoed heeft wethouder B bij e-mailbericht van 3 mei 2016 medegedeeld dat het contract bij de gemeente Rotterdam lag om getekend te worden.
2.13. Makelaarskantoor X heeft op enig mo- ment aan 2D Vastgoed medegedeeld dat de ge- meente Rotterdam de overeenkomst voorals- nog niet zou ondertekenen.
2.14. De raadsman van 2D Vastgoed heeft bij brief van 8 juni 2016 aan de gemeente Rotter- dam medegedeeld onverkorte nakoming van de overeenkomst te verlangen met levering van het pand uiterlijk 15 juni 2016.
2.15. Tussen 2D Vastgoed en de gemeente Rotterdam heeft een onderhoud plaatsgevon- den op 21 juni 2016. In dat gesprek heeft de ge- meente Rotterdam de voorkeur uitgesproken om het pand eerst te verhuren aan 2D Vast- goed (Binnenweg) en pas daarna aan haar te verkopen.
2.16. 2D Vastgoed heeft bij brief van 24 juni 2016 aan de gemeente Rotterdam medege- deeld bereid te zijn om onder een aantal in deze brief geformuleerde voorwaarden mee te werken aan de door de gemeente Rotterdam verlangde huur/koopvariant, met aanzegging dat dit aanbod geldig is aangesloten tot uiterlijk 31 juli 2016, bij L. (L.)niet-aanvaarding waarvan 2D Vast- goed alsnog nakoming van de koopovereen- komst zal verlangen.
2.17. De gemeente Rotterdam heeft 2D Vast- goed bij brief van 11 juli 2016 medegedeeld dat in haar optiek geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. In deze brief staat onder meer: “De tussen de partijen gevoerde correspon- dentie ten aanzien van dit onderwerp is een ambtelijk onderhandelingstraject. Op grond van het vigerende mandaat en volmachtbe- sluit is de besluitvorming ten aanzien van het verkopen van vastgoed een mandaat van het college van B&W en de directie van de afdeling Stadsontwikkeling. De ambtelijk onderhandelaars hebben geen bevoegdheid tot het aangaan van dergelijke overeen- komst. Al zou u menen enige vertrouwen te kunnen ontlenen uit deze correspondentie, is het evident dat de ambtelijk betrokkene geen mandaat cq volmacht bezat waaruit u kan afleiden dat zij namens de gemeente Rotterdam bindende afspraken zou kunnen maken. Vanwege de goede en intensieve re- latie die de gemeente Rotterdam heeft met 2D Vastgoed BV heeft de gemeente het ini- tiatief genomen om gezamenlijk tot een instelling die vergelijk te komen op de inhoud van het on- derwerp. Zodoende heeft op 15 juni en 21 juni 2016 tussen beide partijen nader over- leg plaatsgevonden. De gemeente Rotter- dam heeft hierbij nader toegelicht onder meer de accreditaties verleent voor de specialismen die nodig zijn voor welke condities een erkend H.. De maten K. en eiser hebben in dat kader geen specifieke opleiding en geen concrete accreditatieovereenstemming tus- sen partijen wel aanvaardbaar zou kunnen zijn. Zij zijn of waren actief binnen het H. Namelijk een verhuurtermijn van vijf jaren op basis van de kwalificaties condities en voor- waarden zoals opgenomen in de eerder toe- gezonden voorbeeld van andere (inmiddels vertrokken) mateneen huurovereen- komst, met een optie tot koop na drie jaar. U bent verzocht binnen deze minimale voor- waarden een laatste voorstel op te stellen. Op 24 juni 2016 hebben wij van een schrif- telijk voorstel, met het kenmerk B 2013.33- 4 pvd, ontvangen. De tandartsen voorwaarden die u stelt ten aanzien van de huurovereenkomst en koopovereenkomst komen niet overeen met de voorwaarden zoals hierboven ge- steld en kan derhalve niet de besluitvor- ming van de gemeente worden gestart. Daarbij stelt u tevens aanvullende eisen ten aanzien van het H. onderhouden nauwe contacten met de afdeling kaakchirurgie. Zij zijn lid huren en kopen van de Vereniging van Medische Specialisten (de VMS), die thans niet meer actief is. De VMS is feitelijk opgevolgd door de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf de stichting (hierna: het MSB) be- treffende objecten ten opzichte van het ziekenhuisvoorbeeld dat wij u hebben gestuurd. De tandartsen zijn U zal begrijpen dat wij niet toegetreden tot kunnen instemmen met het MSBgedane voorstel en wijzen uw aan- bod dan ook af. Wij moeten dan ook consta- teren dat er geen overeenstemming tussen partijen is ontstaan. Het H. wordt geleid door een medisch manager en een bedrijfsmanager. F. is de medisch manager, G. is de bedrijfsmanager.
2.2 Eiser is voor drie dagen per week verbonden geweest aan het H.. Op basis van een overeenkomst van opdracht met de maatschap van kaakchirurgen (hierna: de MKA) werkte hij daarnaast tot begin 2016 één dag per week op de afdeling kaakchirurgie van het ziekenhuis.
2.3 Op grond van artikel 6 reeds gedane laat- ste voorstel van de toelatingsovereenkomst (‘Samenwerking tussen tandartsen’) dient de toegelaten tandarts met andere tandartsen de continuïteit gemeente Rotterdam komt dan ook per heden te vervallen.”
2.18. 2D Vastgoed Binnenweg heeft, na ver- kregen verlof van de patiëntenzorg in het H. te verzorgen. ‘Naast afstemming inzake productievoorzieningenrechter, kwaliteit, continuïteit en beschikbaarheid zal de tandarts zorgdragen voor de goede verhouding in collegialiteit en teamgeest binnen de zorgkern.’ Een en ander dient vastgelegd te worden in een samenwerkingsovereenkomst.
2.4 Artikel 14 van de toelatingsovereenkomst betreft de wijze waarop omgegaan dient te worden met patiëntendossiers. Onder meer is bepaald (lid 1) dat de tandarts en de instelling, met inachtneming van wettelijke bepalingen over patiëntendossiers en privacywetgeving, het (elektronisch) patiëntendossier ‘op de in het ziekenhuis gebruikelijke wijze’ inrichten. Daaraan is toegevoegd: ‘De tandarts verleent medewerking aan gemaakte afspraken op basis van het in het ziekenhuis vigerende privacyreglement.’
2.5 In artikel 18 van de toelatingsovereenkomst is bepaald dat de stichting aanwijzingen kan geven aan eiser omtrent de kwaliteit en veiligheid en de organisatie van de zorg. de stichting dient op grond van artikel 18 lid 4 een afschrift van aanwijzingen aan het stafbestuur te verstrekken.
2.6 Artikel 20 van de toelatingsovereenkomst houdt in dat de stichting, nadat deze in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden en zoveel mogelijk na raadpleging van (een vertegenwoordiging van) het stafbestuur, voor bepaalde tijd op non-actief kan stellen op grond van omstandigheden van zo ernstige aard of een gegrond vermoeden van zodanige aard dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden van de tandarts in het ziekenhuis noodzakelijk moet worden geacht.
2.7 Artikel 23 lid 1 van de toelatingsovereenkomst bepaalt dat de instelling (de stichting) de overeenkomst kan beëindigen (onder meer) indien de tandarts ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van de overeenkomst (lid 1 sub a), indien de tandarts niet meer de geschiktheid bezit om zijn praktijk uit te oefenen (sub b), indien door gebrek aan samenwerking voortzetting van de overeenkomst niet kan worden gevergd (sub c) en op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs van de instelling niet kan worden verlangd de overeenkomst met de tandarts ongewijzigd in stand te houden (sub f). Op grond van artikel 23 lid 4 van de toelatingsovereenkomst dient bij de opzegging een termijn van zes maanden in acht genomen te worden, tenzij een dringende reden de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.8 Artikel 6 van de maatschapsovereenkomst (getekend op 5 november 2010) luidt voor zover van belang als volgt:
6.1 Door opzegging door één der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
6.2 Door opzegging van één der partijen door anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld meegedeelde reden (…)’.
2.9 In juni 2014 hebben F. en G. met eiser gesproken over kritiek van de medewerkers van het H. 19 augustus 2016 conservatoir leveringsbeslag laten leggen op het functioneren van eiser. Xxxxx heeft zich op 22 juli 2014 schriftelijk akkoord verklaard met zeven gedragsregels. Deze gedragsregels zijn geformuleerd in het verslag van het gesprek van 19 juni 2014. De gedragsregels variëren van het niet meer maken van seksistische opmerkingen, schreeuwen en bulderen op de afdeling, tot het niet meer bij de medewerkers (maar bij het management) ter discussie stellen van het beleidpand.
2.10 In dezelfde periode is afgesproken dat met eiser een zogenaamd CCC/focus- traject zal aanvangen onder begeleiding van F. en de toenmalige voorzitter van de maatschap, M. (hierna: M.). (‘CCC’ staat voor: ‘continu controle en coaching’ en komt neer op het kritisch volgen van een collega bij onvoldoende functioneren.)
2.11 Met een brief van 9 november 2014 aan de maatschap heeft X. zijn taak als voorzitter per direct neergelegd en zijn vertrek aangekondigd per 1 juni 2015. Als één van de redenen heeft hij opgegeven dat de werkverhouding met eiser al langere tijd verstoord was. Hij is per 1 juni 2015 ook feitelijk vertrokken.
2.12 Op 8 januari 2015 heeft eiser per e-mail een ‘reflectie- en verbeterplan’ voorgelegd aan de raad van bestuur (hierna: de RvB) van de stichting en aan F. (met een kopie aan het stafbestuur en aan zijn eigen coach). Het plan, van zes pagina’s, sluit af met:
2.13 Op 14 april 2015 is een bijzondere maatschapsvergadering gehouden onder leiding van een externe mediator. Doel van deze vergadering was het afgelopen CCC/focustraject te evalueren. Tijdens deze vergadering is vastgesteld dat de meerderheid van de maten buiten eiser (uitgezonderd K.) geen vertrouwen meer heeft in een verdere samenwerking met eiser.
2.14 Op 24 april 2015 heeft F. een e-mail verzonden aan de maatschap met daarin de mededeling dat hij het bijgevoegde verslag zal inleveren bij het stafbestuur. In een als bijlage bij deze e-mail gevoegde brief heeft hij aan het stafbestuur meegedeeld dat de afgelopen maatschapsvergadering (van 14 april 2015) de tegenstelling binnen de maatschap alleen maar heeft versterkt en dat geconcludeerd kan worden dat de samenwerking met eiser niet goed verloopt. F. heeft het stafbestuur daarbij verzocht het CCC-traject over te nemen en een begin te maken met het traject ‘mogelijk disfunctioneren medisch specialist’ (in dit geval tandarts).
2.15 Een verslag van een gesprek op 28 mei 2015 van de RvB met xxxxx, diens gemachtigde, F., de vicevoorzitter van de VMS (tevens voorzitter van het MSB), en E. houdt onder meer het volgende in:
Appears in 1 contract
Samples: Huurovereenkomst