DE INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) ziet toe op de kwaliteit van het on- derwijs. Het bevoegd gezag (bestuur) is wettelijk verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit op de scholen en instellingen. Daarom begint en eindigt het toezicht door de inspectie bij het bestuur. De inspectie beoordeelt indirect, via toezicht op besturen, of scholen en opleidingen voldoen aan de wet- en regelgeving (deugdelijkheideisen) en of ze hun financiën op orde hebben. Vanuit de sti- muleringsfunctie onderzoekt de inspectie hoe eigen ambities van het bestuur en de school bijdra- gen aan (de continue en duurzame verbetering van) de onderwijskwaliteit. Wat de inspectie onder- zoekt en hoe zij dat doet staat in de ‘onderzoekskaders’. Voor iedere onderwijssector is er een ei- gen onderzoekskader. Deze kaders zijn gebaseerd op de eisen die de wet aan het onderwijs stelt. Naast het toezicht op besturen en scholen heeft de inspectie ook de wettelijke taak om naar de kwaliteit van het onderwijsstelsel als geheel te kijken: het stelseltoezicht. De inspectie houdt proportioneel toezicht. Elk bestuur in het po, vo, so en mbo wordt in ieder geval eens in de vier jaar onderzocht. Na een startgesprek met het bestuur wordt een onderzoeks- plan vastgesteld waarbij wordt beschreven hoe het onderzoek op bestuursniveau eruit zal zien en welke verificatieactiviteiten op schoolniveau zullen plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld een gesprek zijn met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) en het interne toezicht. Daar waar nodig, kan de inspectie het toezicht intensiveren. De inspectie voert hiertoe jaarlijks een risicoana- lyse uit van alle scholen en instellingen, mede op basis van gegevens die de scholen/instellingen verplicht aanleveren, zoals resultaten en de ontwikkeling van leerlingen, de ontwikkeling van leer- lingaantallen en personeelsomvang. Ook signalen die de inspectie ontvangt (bijvoorbeeld van ou- ders) maken onderdeel uit van de risicoanalyse. Ziet de inspectie risico’s, dan onderzoekt zij door middel van een expertanalyse de ernst en omvang van de risico’s. De uitkomst van de expertana- lyse bepaalt of de inspectie in gesprek gaat met het bestuur en of een kwaliteitsonderzoek wordt opgestart. Er wordt dus niet meer automatisch eens in de vier jaar op alle scholen een volledig kwaliteitsonderzoek gehouden. Dit heeft invloed op het landelijke beeld van de kwaliteit van alle scholen en instellingen. Ongeveer 98% van de onderzochte scholen in het funderend onderwijs voldoet op dit moment aan de basiskwaliteitseisen. Deze eisen bieden een waarborg voor de minimumkwali- teit van scholen. De inspectie doet vanaf september 2023 steekproefsgewijs kwaliteitsonderzoeken op scholen om de balans tussen bestuurs- en scholentoezicht te versterken, een actueel stelsel- beeld op schoolniveau te krijgen en de jaarlijkse prestatie- en risicoanalyse te optimaliseren. Wan- neer een school of een bestuur niet voldoet aan de wettelijke opdracht, kan de inspectie een her- stelopdracht geven en bij uitblijven van herstel ook een financiële sanctie opleggen. De inspectie kan ook bij scholen onderzoek doen naar de waardering Goed, wanneer het bestuur van de desbe- treffende school deze heeft voordragen. Om als school deel te kunnen nemen aan het traject Ex- cellente Scholen, moet de school de waardering Goed van de inspectie hebben gekregen. De toe- kenning van het predicaat Excellente School betekent dat een school (of schoolsoort) onderwijs biedt van goede kwaliteit en zich daarnaast onderscheidt van andere goede scholen door te excel- leren met een specifiek profiel. In het schooljaar 2021/2022 hebben 20 po-scholen en 26 vo-scho- len het predicaat Excellente School ontvangen. Ook in het (v)so hebben 9 scholen het predicaat gekregen. De werkwijze rondom Goed en Excellent wordt in 2023 geëvalueerd.
Appears in 4 contracts
Samples: sociaalweb.nl, www.rijksoverheid.nl, vonkc.nl