Financieringslast Voorbeeldclausules

Financieringslast. 1. Bij de bepaling van de financieringslast dient rekening te worden gehouden met de maandlast bepaald op de wijze zoals in de navolgende Artikelen wordt gesteld. 2. Bij de bepaling van de maandlast uit hoofde van de lening dient te worden uitgegaan van de laagst mogelijke maandlast op basis van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Hierbij is Norm 5.1.4 van toepassing en indien dit noodzakelijk is voor de verlaging van de maandlast dient eventueel vermogen (zie Artikel C8) of de waarde van een opbouwproduct op de hoofdsom in mindering te worden gebracht. 3. Indien sprake is van subsidiebijdragen wordt het bedrag van de bijdrage in mindering gebracht op de maandlast volgens dit Artikel.
Financieringslast. Om waar mogelijk woningbehoud te realiseren is het noodzakelijk dat wordt gekeken naar de, zo laag mogelijke maandlast. Dit betekent dat in gevallen waar dit mogelijk is (denk hierbij aan de nieuwe fiscale regels), de lening wordt omgezet naar gedeeltelijk aflossingsvrij. Dit kan tevens betekenen dat het noodzakelijk is dat de opgebouwde waarde van een meeverbonden opbouwproduct wordt afgelost op de hoofdsom. Ook dient, indien dit noodzakelijk is, de hoofdsom van de lening te worden verlaagd met het vermogen (zie Artikel C8). De uitkomst van deze toets is expliciet géén hypotheekadvies. De hierboven beschreven omzetting dient om de lening in de situatie na het life event te kunnen toetsen op betaalbaarheid. Dit betekent dat dit niet hoeft te resulteren in een feitelijke omzetting van de lening volgens deze opzet. De uiteindelijke samenstelling van de lening dient te gebeuren op basis van hypotheekadvies. Dit advies wordt niet gegeven door de stichting.
Financieringslast. De toegestane financieringslast is het gedeelte van het toetsinkomen (zoals bepaald in Norm 6.7) dat maximaal mag worden besteed aan woonlasten. De woonlasten zijn de maandelijkse betalingen aan de hypotheek, de eventuele erfpachtcanon maar ook de lasten uit een eventuele financiering voor een restschuld die is ontstaan (datum verkoop woning) vóór 1 januari 2018. Omdat er vele soorten hypotheken bestaan, is gekozen voor de systematiek van annuïteiten. Het Nibud berekent jaarlijks - waarbij rekening wordt gehouden met vaste lasten zoals voor energie en andere basisbehoeften - de financieringslastpercentages die behoren bij een bepaald inkomen. Het komt voor dat een ouder een kind graag wil helpen bij de aankoop van de woning. In dit kader wordt een gunstige lening verstrekt aan het kind. Om ook voor deze lening in aanmerking te komen voor hypotheekrenteaftrek moet deze lening wel voldoen aan de aflossingsverplichting. Indien hieraan wordt voldaan, behoeft de lening van de ouders niet te worden beschouwd als een financiële verplichting maar mag worden opgeteld bij de lening waarvoor NHG wordt verstrekt. De last uit beide leningen dient te passen binnen de maximaal toegestane maandlast en de leningen tezamen mogen de kostengrens voor woningen niet overschrijden. In het geval van een schenking door ouders aan een kind van (een deel van) de maandlast dient minimaal uit de schenkingsovereenkomst te blijken dat de schenking onvoorwaardelijk is zonder dat de schenking op enig moment terug dient te worden betaald. In sommige gemeenten is het niet mogelijk om een opgave te ontvangen van een canon die binnen 12 maanden na passeren wordt geïndexeerd. In dat geval dient in de toetsing rekening te worden gehouden met een redelijke inschatting van de canon na indexatie.
Financieringslast. 4.5.1 De financieringslast van de restschuldfinanciering en de financieringslast van de lening voor de aankoop van de woning dienen afzonderlijk te worden vastgesteld. De totale financieringslast mag niet meer bedragen dan de maximaal toegestane financieringslast (zie Norm 7.1). Indien de restschuld is ontstaan in 2017 (datum verkoop woning) wordt de financieringslast vastgesteld conform Norm 7.1.2. Indien de restschuldfinanciering is ontstaan in of na 2018 (datum verkoop woning) wordt de financieringslast vastgesteld conform Norm 7.7.
Financieringslast. 7.1.1 De financieringslast van de lening dient per leningdeel te worden vastgesteld en indien van toepassing, met inachtneming van Norm 7.7. 1. Als financieringslast van ieder leningdeel geldt het berekende bedrag aan rente en aflossing op basis van annuïteiten met een maandelijkse betaling achteraf. Hierbij geldt het volgende, met inachtneming van Norm 5.1: a. de financieringslast van een annuïtair of lineair leningdeel wordt vastgesteld aan de hand van de restantschuld van het leningdeel en de resterende looptijd van dat leningdeel. Indien de geldverstrekker dit verantwoord acht, mag ook worden getoetst op 30 jaar; b. de financieringslast van een aflossingsvrij leningdeel wordt vastgesteld aan de hand van de nog niet afgeloste hoofdsom van het leningdeel en de resterende looptijd van dat leningdeel met een maximum van 30 jaar. Indien de geldverstrekker dit verantwoord acht, mag ook worden getoetst op 30 jaar; c. de financieringslast van een leningdeel met een opbouwcomponent (spaar-, leven- en/of beleggingspolis) wordt vastgesteld aan de hand de nog niet afgeloste hoofdsom van het leningdeel verminderd met de opgebouwde waarde van het meeverbonden opbouwproduct en de resterende looptijd van dat leningdeel. Indien de geldverstrekker het verantwoord acht, mag de financieringslast ook worden vastgesteld aan de hand van de nog niet afgeloste hoofdsom en een maximale looptijd van 30 jaar. 2. Indien een leningdeel binnen 10 jaar na de datum bindend aanbod de maximale termijn van de hypotheekrenteaftrek (zie definities Algemene Voorwaarden) bereikt, dan dient de financieringslast van het desbetreffende leningdeel vanaf het moment dat de hypotheekrenteaftrek eindigt te worden vastgesteld op basis van Norm 7.7. 7.1.3 De som van de financieringslast per leningdeel vermeerderd met het bedrag van de erfpachtcanon en de financieringslast van de restschuldfinanciering mag niet hoger zijn dan de maximaal toegestane financieringslast. 7.1.4 De maximaal toegestane financieringslast wordt vastgesteld aan de hand van het toetsinkomen zoals bedoeld in Norm 6.8 (rekening houdende met Norm 7.1.5) en de bij het toetsinkomen behorende financieringslastpercentage (zie Financieringslasttabellen Acceptatiecriteria). na vermindering met de eventuele alimentatie. Het rentepercentage dat behoort bij het vaststellen van het financieringslastpercentage wordt bepaald aan de hand van Norm 7.9. 7.1.5 Indien sprake is van meerdere aanvragers met inkomen wordt rekening gehouden met het geza...
Financieringslast. 6.1.1 De financieringslast van de lening mag niet hoger zijn dan de toegestane financieringslast. 6.1.2 De toegestane financieringslast wordt vastgesteld aan de hand van het toetsinkomen zoals bedoeld in Norm 5.7 en de bij het toetsinkomen behorende financieringslastpercentage (zie Bijlage 1) voor vermindering met de eventuele alimentatie. 6.1.3 Indien sprake is van meerdere aanvragers met inkomen wordt rekening gehouden met het gezamenlijke toetsinkomen en wordt het financieringslastpercentage gehanteerd dat behoort bij het hoogste toetsinkomen vermeerderd met een derde van het lagere toetsinkomen, voor vermindering met de eventuele alimentatie. 6.1.4 Als financieringslast van de lening geldt het berekende bedrag aan rente en aflossing op basis van annuïteiten met een maandelijkse betaling achteraf, vermeerderd met het bedrag van de erfpachtcanon. 6.1.5 Indien sprake is van een oplopende canonverplichting, niet zijnde indexatie, dient in de toetsing rekening te worden gehouden met het gemiddelde bedrag dat betaald moet worden in de periode van de oplopende canonverplichting. 6.1.6 Indien de canon binnen 12 maanden na passeren wordt geïndexeerd, dient in de toetsing met de geïndexeerde canon (tevens) rekening te worden gehouden. 6.1.7 Indien sprake is van een fiscale lening - die de aanvrager(s) verkrijg(t)en van derden – met als specifiek doel het verkrijgen in eigendom van de woning, mag ten aanzien van de toetsing, met inachtneming van de overige Normen, de hoofdsom van de fiscale lening worden opgeteld bij de te verstrekken lening.
Financieringslast. 6.1.1 De financieringslast van de lening mag niet hoger zijn dan de toegestane financieringslast. 6.1.2 De toegestane financieringslast wordt vastgesteld aan de hand van het toetsinkomen zoals bedoeld in Norm 5.7 en de bij het toetsinkomen behorende financieringslastpercentage (zie Bijlage 1) voor vermindering met de eventuele alimentatie.
Financieringslast. Bij de bepaling van de financieringslast dient rekening te worden gehouden met de maandlast bepaald op de wijze zoals in de navolgende Artikelen wordt gesteld.
Financieringslast. 6.1.1 De financieringslast van de lening mag niet hoger zijn dan de toegestane financieringslast. 6.1.2 De toegestane financieringslast wordt vastgesteld aan de hand van het toetsinkomen zoals bedoeld in Norm 5.7 en de bij het toetsinkomen behorende financieringslastpercentage (zie Bijlage 1) voor vermindering met de eventuele alimentatie. 6.1.3 Indien sprake is van meerdere aanvragers met inkomen wordt rekening gehouden met het gezamenlijke toetsinkomen en wordt het financieringslastpercentage gehanteerd dat behoort bij het hoogste toetsinkomen, voor vermindering met de eventuele alimentatie. 6.1.4 Als financieringslast van de lening geldt, ongeacht de leningsvorm, het berekende bedrag aan rente en aflossing op basis van annuïteiten, met een maandelijkse betaling achteraf, vermeerderd met het bedrag van de erfpachtcanon.
Financieringslast het berekende bedrag aan rente en aflossing op basis van annuïteiten met een maandelijkse betaling achteraf, vermeerderd met het bedrag van de erfpachtcanon.