Meerjarenplan Voorbeeldclausules

Meerjarenplan. 320010409/5657871.2 19.1. In overeenstemming met het artikel getiteld 'meerjarenplan' van de statuten van de Vereniging wordt ten minste eenmaal per vier jaar een meerjarenplan opgesteld, waarin de Vereniging met behulp van de Stichting en Stichting VUmc vastlegt op welke wijze zij zullen vormgeven aan de interactie van VU, VUmc en de Vereniging met de samenleving en aan de voortgaande ontwik- keling van de identiteit van VU, VUmc en de Vereniging. 19.2. Het College van Bestuur draagt er zorg voor dat de benodigde inbreng van de Stichting voor het opstellen van het in artikel 18.1 bedoelde meerjarenplan door de Vereniging wordt verkregen.‌ 19.3. Het College van Bestuur is belast met de realisatie van het meerjarenplan voor zover dit de VU betreft en legt hierover jaarlijks verantwoording af aan de Vereniging.
Meerjarenplan. De vzw maakt een meerjarenplan op voor een periode van zes jaar, beginnend het jaar volgend op de installatie van de gemeenteraad na gemeenteraadsverkiezingen. Het meerjarenplan bestaat uit een strategische nota met acties en indicatoren en een financiële nota. Uit de financiële nota blijkt de evolutie van de jaarlijkse subsidie van de gemeente. De gemeenteraad keurt het meerjarenplan goed.
Meerjarenplan. Meerjarenplan 2025-2028 Begroting 2025-2028 Inhoudelijk verslag voorgaande drie jaar
Meerjarenplan. Artikel 4 van het decreet bepaalt dat de vereniging de beheersovereenkomst concretiseert in een meerjarenplan en dit ter goedkeuring voorlegt aan de administratie. Na goedkeuring door de bevoegde administraties wordt dit meerjarenplan als bijlage bij de beheersovereenkomst gevoegd.
Meerjarenplan. De meerjarenplanning, zoals omschreven in art. 2.2, kan enkel worden gewijzigd mits akkoord van beide partijen. De Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs en de opdrachthouder kunnen voorstellen tot wijziging van de meerjarenplanning indienen. De stuurgroep kan een advies tot bijsturing van de meerjarenplanning aan de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs voorleggen. De opdrachthouder zal jaarlijks (met uitzondering van de werkjaren 2018 en 2019) een jaarplan en een financieel plan opstellen. Het jaarplan geeft een gedetailleerde planning van de doelstellingen, taken en opdrachten voor het erop volgende kalenderjaar. Het jaarplan specificeert de bepalingen van het meerjarenplan. Het financieel plan geeft een overzicht van de middelen die nodig zijn om het jaarplan uit te voeren. Het financieel plan wordt opgesteld conform de bepalingen van artikel 4.6. Het jaarplan en het financieel plan vormen de basis voor jaarlijkse overeenkomsten tussen de beide partijen. Voor de werkingsjaren 2018 en 2019 wordt het jaarplan de facto afgeleid uit de meerjarenplanning uit het onderzoeksvoorstel. Voor de werkingsjaren 2020 tot en met 2023 zal de opdrachthouder telkens vóór 1 oktober van het voorgaande jaar een voorstel van jaarplan en financieel plan voor het daaropvolgende jaar voorleggen aan de opdrachtgever. De door de opdrachtgever aangeduide stuurgroep zal het jaarplan en het financieel plan toetsen aan het meerjarenplan en nagaan of het financieel plan overeenstemt met het jaarplan. De stuurgroep kan terzake aan de opdrachthouder aanbevelingen doen. De stuurgroep verstrekt de minister een advies m.b.t. de goedkeuring van het jaarplan en het financieel plan. De Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs, beslist vóór 15 december over de goedkeuring van het jaarplan en het financieel plan. Niet-akkoord met het jaarplan of financieel plan wordt gemotiveerd. Bij niet-akkoord zal er overleg gepleegd worden tussen beide partijen. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, beslist de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs.

Related to Meerjarenplan

  • Uitzendarbeid 1. Uitzendarbeid is mogelijk in geval van: a. vervanging wegens ziekte of buitengewoon verlof; b. activiteiten van kennelijk tijdelijke aard; x. xxxxxxxxx onvoorziene omstandigheden. 2. Uitzendkrachten worden door de werkgever voor wat betreft de toepassing van het taak- beleid en arbeids- en rusttijdenregeling op dezelfde wijze behandeld als de werknemers die onder deze cao vallen. 3. Voor uitzendkrachten die werkzaamheden voor de werkgever verrichten, geldt dat het desbetreffende uitzendbureau voor wat betreft het salaris, inclusief toelagen en onkostenvergoedingen overeenkomstige arbeidsvoorwaarden toekent als die welke worden toegekend aan de werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de inlenende instelling. 4. De werkgever is op grond van deze cao verplicht het gestelde in het voorgaande lid te bedingen in de uitzendovereenkomst die met het uitzendbureau wordt gesloten. a. Het eerste tot en met het vierde lid zijn mede ook van toepassing op vakkrachten conform artikel 20 Abu cao (cao voor uitzendkrachten) dan wel op werknemers op grond van artikel 7:690 BW. b. Vakkrachten in de zin van de Abu cao en werknemers op grond van artikel 7:690 BW zijn degenen op wie de artikelen 3 (Bevoegdheid schoolonderwijs), 3a (Bevoegdheid onderwijsondersteunende werkzaamheden), 32 (Vereisten benoeming of tewerkstelling personeel) en 32a (Bekwaamheidseisen) van de Wet op het primair onderwijs dan wel de overeenkomstige artikelen 3, 3a respectievelijk 32 en 32a van de Wet op de expertisecentra van toepassing zijn.

  • Roekeloosheid U bent bewust of onbewust roekeloos geweest. U bent ‘bewust roekeloos’, als u weet dat er een grote kans is op schade, maar u denkt dat die schade niet zal ontstaan. U bent ‘onbewust roekeloos’, als u er in het geheel niet bij stilstaat dat er een grote kans is op schade.

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).

  • Gebruiksdoel De elektronische binnenrolstoel is bedoeld voor gebruikers die zich hoofdzakelijk met deze rolstoel binnenshuis verplaatsen en die zich niet kunnen verplaatsen met een manuele rolstoel. Het gebruik van de elektronische binnen rolstoel moet de gebruiker, ongeacht zijn beperking in activiteiten, ondersteunen om zo zelfstandig en actief mogelijk te zijn op vlak van o.a. zelfzorg, huishouden en de participatie aan het sociaal leven te ondersteunen. Een langdurig en definitief dagelijks gebruik is noodzakelijk.

  • Huurdersbelang De kosten door verzekerde als huurder gemaakt ter verbetering of aanpassing van het gehuurde gebouw of de gehuurde ruimten.

  • Herbouwwaarde Het bedrag dat benodigd is voor herbouw van het verzekerde gebouw - op dezelfde locatie en naar - constructie en indeling gelijkwaardig - onmiddellijk na de gebeurtenis.

  • Belangrijke begrippen Een volmacht is een verklaring waarin u een ander (Florius) de bevoegdheid geeft om bepaalde handeling(en) namens u te doen. Florius wil graag de zekerheid hebben dat u uw lening terugbetaalt. Hiervoor spreekt u met Florius af, dat het bedrag dat u op uw beleggings- of effectenrekening opbouwt aan Florius wordt uitgekeerd. Dat wordt verpanden genoemd. Als Florius het bedrag ontvangt, gebruikt Florius het bedrag van uw beleggings- of effectenrekening om uw BeleggersKeuze Hypotheek terug te betalen.

  • Elektronische communicatie en elektronisch deponeren van jaarstukken 1. Tijdens de uitvoering van de Opdracht kunnen Opdrachtgever en Opdrachtnemer door middel van elektronische middelen met elkaar communiceren en/of gebruik maken van elektronische opslag (zoals cloud-toepassingen). Behoudens voor zover schriftelijk anders is overeengekomen, mogen partijen ervan uitgaan dat verzending van correct geadresseerde faxberichten, e-mails (met inbegrip van e-mails die via internet worden verstuurd) en voicemailberichten ongeacht of deze vertrouwelijke informatie of stukken bevatten die op de Opdracht betrekking hebben, over en weer worden aanvaard. Hetzelfde geldt voor andere door de andere partij gebruikte of aanvaarde communicatiemiddelen. 2. Opdrachtgever en Opdrachtnemer zijn jegens elkaar niet aansprakelijk voor schade die eventueel voortvloeit bij één of ieder van hen ten gevolge van het gebruik van elektronische middelen van communicatie, netwerken, applicaties, elektronische opslag, of overige systemen waaronder – maar niet beperkt tot – schade ten gevolge van niet-aflevering of vertraging bij de aflevering van elektronische communicatie, omissies, vervorming, onderschepping of manipulatie van elektronische communicatie door derden of door programmatuur/apparatuur gebruikt voor verzending, ontvangst of verwerking van elektronische communicatie, overbrenging van virussen en het niet of niet goed functioneren van het telecommunicatienetwerk of andere voor elektronische communicatie benodigde middelen, behoudens voor zover de schade het gevolg is van opzet of grove schuld. Het voorgaande geldt eveneens voor het gebruik dat Opdrachtnemer daarvan maakt in haar contacten met derden. 3. In aanvulling op het vorige lid aanvaardt Opdrachtnemer geen aansprakelijkheid voor enige schade ontstaan door of in verband met het elektronisch verzenden van (elektronische) jaarstukken en het digitaal deponeren daarvan bij de Kamer van Koophandel. 4. Zowel Opdrachtgever als Opdrachtnemer zullen al hetgeen redelijkerwijs van ieder van hen verwacht mag worden doen of nalaten ter voorkoming van het optreden van voornoemde risico’s. 5. De data-uittreksels uit de computersystemen van verzender leveren dwingend bewijs op van (de inhoud van) de door verzender verzonden elektronische communicatie tot het moment dat tegenbewijs is geleverd door de ontvanger. 6. Het bepaalde in artikel 11 is van dienovereenkomstige toepassing.

  • BELANGRIJK Er wordt aanbevolen aan de inschrijver om zich uiterlijk de dag vóór de opening van de offertes aan te melden teneinde contact te kunnen opnemen met de e-procurement helpdesk om eventuele toegangsproblemen tot de site xxxxx://xxxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/ op te lossen.

  • Buitengebruikstelling 21.1 Opdrachtnemer heeft het recht geleverde producten en diensten (tijdelijk) buiten gebruik te stellen en/of het gebruik ervan te beperken indien opdrachtgever ter zake van de overeenkomst een verplichting jegens opdrachtnemer niet nakomt. Opdrachtnemer zal opdrachtgever hiervan tevoren in kennis stellen, tenzij xxxxx niet van opdrachtnemer in redelijkheid kan worden verlangd. De verplichting tot betaling van de verschuldigde bedragen blijft ook tijdens buitengebruikstelling bestaan. 21.2 Tot indienststelling wordt weer overgegaan indien opdrachtgever binnen een door opdrachtnemer gestelde termijn zijn verplichtingen is nagekomen.