Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden Voorbeeldclausules

Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden. In principe zijn de beide ouders van een minderjarige gezamenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind (co-ouders). Zij hoeven daarvoor niet gehuwd te zijn of samen te wonen. Zij nemen eensgezind de beslissingen over het onderwijs van hun kind. De school respecteert de rechten van beide ouders bij alle beslissingen in verband met de opvoeding van de leerlingen zoals: - Bij de inschrijving van de leerlingen; - Bij de keuze van een levensbeschouwelijk vak of de vrijstelling daarvan; - Bij orde- en tuchtmaatregelen; - Bij keuzes i.v.m. de schoolloopbaan van het kind (bv. zittenblijven of niet); - Bij de schoolverrichtingen in het algemeen (bv. bij informatie via nieuwsbrief, bij uitnodiging oudercontacten, bij bezorgen van rapporten, …). De betrokken ouders bezorgen hiervoor de nodige email- of adresgegevens aan de school. Als ouders een specifieke regeling hebben, informeren zij de school daarover.
Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden. In principe zijn de beide ouders van een minderjarige gezamenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind (co-ouders). Zij hoeven daarvoor niet gehuwd te zijn of samen te wonen. Zij nemen eensgezind de beslissingen over het onderwijs van hun kind.
Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden. Hoofdstuk 5 Keuze van de levensbeschouwelijke vakken Hoofdstuk 6 Informatie aangaande de leerlingbegeleiding Hoofdstuk 7
Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden. Bij de eerste inschrijving van het kind melden de ouders aan de directeur of zij al dan niet het ouderlijk gezag over het kind gezamenlijk uitoefenen. Indien de directeur een vermoeden heeft dat de ouders het ouderlijk gezag niet gezamenlijk uitoefenen of dat één van de ouders handelt zonder de toestemming van de andere ouder kan hij nadere informatie en eventueel een onder- tekende verklaring vragen waarin de ouders de juiste informatie inzake uitoefening van het ouder- lijk gezag verschaffen. De directeur geeft in dergelijke gevallen een overzicht van de respectievelijke bevoegdheden aan beide ouders.
Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden 

Related to Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden

  • Duurzame inzetbaarheid 1. Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet verplicht worden tot het werken in een ploegendienst. Werkgever en werknemer zullen in onderling overleg bepalen of hieraan uitvoering kan worden gegeven. De werknemer dient aan het begin van elk kalenderjaar aan te geven indien hij gebruik wenst te maken van deze uitzonderingsregeling.

  • Werkzaamheden 1 De werknemer is verplicht de werkzaamheden behorende bij de functie op zich te nemen.

  • Inschakelen van derden of onderaannemers 5.1. Verwerker mag in het kader van deze verwerkersovereenkomst gebruik maken van derden onder voorwaarde dat deze vooraf worden gemeld aan Verwerkingsverantwoordelijke. Verwerkingsverantwoordelijke mag bezwaar maken indien het gebruik van een specifieke gemelde derde onaanvaardbaar voor haar is.

  • Toepasselijk recht en geschillenbeslechting 13.1. De Verwerkersovereenkomst en de uitvoering daarvan worden beheerst door Nederlands recht.

  • Toepasselijke bepalingen Op de verhouding tussen de werkgever en de werknemer is van toepassing de geldende Xxx Xxxxxxxxxx- zorg, verder te noemen ‘cao’, en de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen, voor zover daarvan niet in de arbeidsovereenkomst of de van toepassing zijnde cao rechtsgeldig is afgeweken.

  • Toepasselijk recht en geschillenregeling 1. Het Nederlands recht is op deze overeenkomst van toepassing.

  • Gemeenschappelijke bepalingen ARTIKEL 34

  • Toepasselijk recht en bevoegdheid Deze overeenkomst wordt beheerst door het Belgisch Recht. Elk geschil met betrekking tot de uitvoering of de interpretatie van deze overeenkomst behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.

  • Aanloopschaal a. De werknemer die nog niet over de vaardigheid en/of ervaring beschikt, welke voor de vervulling van de functie is vereist, kan gedurende minimaal twee maanden en maximaal zes maanden op het naast lagere functieniveau worden ingedeeld. Deze termijn is afhankelijk van het functieniveau waarin de werknemer is ingedeeld. Voor de functieniveaus 2, 3 en 4 geldt een termijn van maximaal twee maanden, voor de functieniveaus 5 en 6 geldt een termijn van maximaal drie maanden en voor de functieniveaus 7, 8 en 9 geldt een termijn van maximaal zes maanden.

  • Beschikbaarheid Artikel 12 -