Common use of Spaarbijdragen Clause in Contracts

Spaarbijdragen. 1. Voor een ieder die op of na 1 juni 1999 vrijstelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van pensioenvervangende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten werkgever die geen vrijstelling heeft en die een deelnemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft. 2. De spaarbijdragen die voor de pensioenvervangende uitkeringen kunnen worden gestort, worden bepaald overeenkomstig de premies die voor de niet-gemoedsbezwaarde deelnemer op grond van dit pensioenreglement aan het fonds verschuldigd zijn. 3. De werkgever is de te storten spaarbijdragen voor de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde deelnemer verschuldigd aan het fonds. De werkgever is verplicht op het loon, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 5, van de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Ook de werkgever die wel vrijstelling heeft van de deelnemer die geen vrijstelling heeft, is de te storten spaarbijdragen verschuldigd aan het fonds en verplicht op het loon van de in zijn dienst zijnde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Deze spaarbijdragen geven recht op een evenredig deel van de pensioenaanspraken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn werkgever geen vrijstelling zou zijn verleend. Voor een dergelijke deelnemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het fonds heeft gevraagd om ook de door zijn werkgever voor hem gestorte en nog te storten spaarbijdragen aan te merken als premiebijdragen in plaats van als spaarbijdragen. 4. De voor een deelnemer gestorte spaarbijdragen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in het derde lid, worden gestort op een rekening ten name van de gemoedsbezwaarde deelnemer. Het saldo daarvan wordt verhoogd met rente. Deze rente is gelijk aan het 12 maands euribor tarief per 1 januari van het boekjaar, waarin de rentebijschrijving plaatsheeft. De rentebijschrijving kan niet minder zijn dan 0%. Aan de rekeninghouder wordt eenmaal per jaar de stand van de rekening meegedeeld, bij voorkeur nadat de rentebijschrijving heeft plaatsgevonden. 5. Het gespaarde bedrag voor de vervangende uitkering voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen wordt aansluitend aan het bereiken van de in dit pensioenreglement opgenomen pensioendatum in gelijke termijnen uitgekeerd aan de deelnemer gedurende vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. 6. Bij het overlijden van de gemoedsbezwaarde deelnemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbijdragen aangewend voor een uitkering aan de partner genoemde nabestaande. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer kinderen, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan de kinderen. De uitkeringsperiode geschiedt conform het bepaalde in artikel 14 van dit pensioenreglement. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. 7. Bij het overlijden van deelnemer nádat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de in de regeling genoemde kinderen. Bij afwezigheid van een partner of kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen.. 8. Op of na 1 januari 2007 opeisbaar geworden uitkeringstermijnen kunnen niet verjaren bij leven van de gerechtigde. Opeisbare uitkeringstermijnen van de gestorte spaarbijdragen waarover niet is beschikt, vervallen na overlijden van de gerechtigde aan het fonds vijf jaar nadat deze opeisbaar zijn geworden. 9. Indien de deelnemer die geen vrijstelling heeft en die geen aanvraag had gedaan als bedoeld in artikel 2, derde lid, van deze bijlage uit dienst treedt van de aangesloten werkgever die wel een vrijstelling heeft, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. De op zijn naam geboekte spaarbijdragen vervallen en de voor hem gestorte spaarbijdragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd.

Appears in 5 contracts

Samples: Pension Regulation, Pensioenreglement, Pensioenreglement

Spaarbijdragen. 1. Voor een ieder die op of na 1 juni 1999 vrijstelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van pensioenvervangende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten werkgever die geen vrijstelling heeft en die een deelnemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft. 2. De spaarbijdragen die voor de pensioenvervangende uitkeringen kunnen worden gestort, worden bepaald overeenkomstig de premies die voor de niet-gemoedsbezwaarde deelnemer op grond van dit pensioenreglement aan het fonds verschuldigd zijn. 3. De werkgever is de te storten spaarbijdragen voor de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde deelnemer verschuldigd aan het fonds. De werkgever is verplicht op het loon, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 7 lid 54, van de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Ook de werkgever die wel vrijstelling heeft van de deelnemer die geen vrijstelling heeft, is de te storten spaarbijdragen verschuldigd aan het fonds en verplicht op het loon van de in zijn dienst zijnde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Deze spaarbijdragen geven recht op een evenredig deel van de pensioenaanspraken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn werkgever geen vrijstelling zou zijn verleend. Voor een dergelijke deelnemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het fonds heeft gevraagd om ook de door zijn werkgever voor hem gestorte en nog te storten spaarbijdragen aan te merken als premiebijdragen in plaats van als spaarbijdragen. 4. De voor een deelnemer gestorte spaarbijdragen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in het derde lid, worden gestort op een rekening ten name van de gemoedsbezwaarde deelnemer. Het saldo daarvan wordt verhoogd met rente. Deze rente is gelijk aan het 12 maands euribor tarief per 1 januari van het boekjaar, waarin de rentebijschrijving plaatsheeft. De rentebijschrijving kan niet minder zijn dan 0%. Aan de rekeninghouder wordt eenmaal per jaar de stand van de rekening meegedeeld, bij voorkeur nadat de rentebijschrijving heeft plaatsgevonden. 5. Het gespaarde bedrag voor de vervangende uitkering voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen wordt aansluitend aan het bereiken van de in dit pensioenreglement opgenomen pensioendatum in gelijke termijnen uitgekeerd aan de deelnemer gedurende vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. 6. Bij het overlijden van de gemoedsbezwaarde deelnemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbijdragen aangewend voor een uitkering aan de partner genoemde nabestaande. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer kinderen, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan de kinderen. De uitkeringsperiode geschiedt conform het bepaalde in artikel 14 van dit pensioenreglement. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 a, negende lid, Wet LB 1964. 7. Bij het overlijden van deelnemer nádat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de in de regeling genoemde kinderen. Bij afwezigheid van een partner of kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen... Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet LB 1964. 8. Op of na 1 januari 2007 opeisbaar geworden uitkeringstermijnen kunnen niet verjaren bij leven van de gerechtigde. Opeisbare uitkeringstermijnen van de gestorte spaarbijdragen waarover niet is beschikt, vervallen na overlijden van de gerechtigde aan het fonds vijf jaar nadat deze opeisbaar zijn geworden. 9. Indien de deelnemer die geen vrijstelling heeft en die geen aanvraag had gedaan als bedoeld in artikel 2, derde lid, van deze bijlage uit dienst treedt van de aangesloten werkgever die wel een vrijstelling heeft, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. De op zijn naam geboekte spaarbijdragen vervallen en de voor hem gestorte spaarbijdragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd.

Appears in 2 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement

Spaarbijdragen. 1. Voor een ieder die op of na 1 juni 1999 vrijstelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van pensioenvervangende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten werkgever die geen vrijstelling heeft en die een deelnemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft. 2. De spaarbijdragen die voor de pensioenvervangende uitkeringen kunnen worden gestort, worden bepaald overeenkomstig de premies die voor de niet-gemoedsbezwaarde deelnemer op grond van dit pensioenreglement aan het fonds verschuldigd zijn. 3. De werkgever is de te storten spaarbijdragen voor de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde deelnemer verschuldigd aan het fonds. De werkgever is verplicht op het loon, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 5, van de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Ook de werkgever die wel vrijstelling heeft van de deelnemer die geen vrijstelling heeft, is de te storten spaarbijdragen verschuldigd aan het fonds en verplicht op het loon van de in zijn dienst zijnde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Deze spaarbijdragen geven recht op een evenredig deel van de pensioenaanspraken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn werkgever geen vrijstelling zou zijn verleend. Voor een dergelijke deelnemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het fonds heeft gevraagd om ook de door zijn werkgever voor hem gestorte en nog te storten spaarbijdragen aan te merken als premiebijdragen in plaats van als spaarbijdragen. 4. De voor een deelnemer gestorte spaarbijdragen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in het derde lid, worden gestort op een rekening ten name van de gemoedsbezwaarde deelnemer. Het saldo daarvan wordt verhoogd met rente. Deze rente is gelijk aan het 12 maands euribor tarief per 1 januari van het boekjaar, waarin de rentebijschrijving plaatsheeft. De rentebijschrijving kan niet minder zijn dan 0%. Aan de rekeninghouder wordt eenmaal per jaar de stand van de rekening meegedeeld, bij voorkeur nadat de rentebijschrijving heeft plaatsgevonden. 5. Het gespaarde bedrag voor de vervangende uitkering voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen wordt aansluitend aan het bereiken van de in dit pensioenreglement opgenomen pensioendatum in gelijke termijnen uitgekeerd aan de deelnemer gedurende vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. 6. Bij het overlijden van de gemoedsbezwaarde deelnemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbijdragen aangewend voor een uitkering aan de partner genoemde nabestaande. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer kinderen, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan de kinderen. De uitkeringsperiode geschiedt conform het bepaalde in artikel 14 13 van dit pensioenreglement. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. 7. Bij het overlijden van deelnemer nádat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de in de regeling genoemde kinderen. Bij afwezigheid van een partner of kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen... 8. Op of na 1 januari 2007 opeisbaar geworden uitkeringstermijnen kunnen niet verjaren bij leven van de gerechtigde. Opeisbare uitkeringstermijnen van de gestorte spaarbijdragen waarover niet is beschikt, vervallen na overlijden van de gerechtigde aan het fonds vijf jaar nadat deze opeisbaar zijn geworden. 9. Indien de deelnemer die geen vrijstelling heeft en die geen aanvraag had gedaan als bedoeld in artikel 2, derde lid, van deze bijlage uit dienst treedt van de aangesloten werkgever die wel een vrijstelling heeft, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. De op zijn naam geboekte spaarbijdragen vervallen en de voor hem gestorte spaarbijdragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd.

Appears in 2 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement

Spaarbijdragen. 1. Voor een ieder die op of na 1 juni 1999 vrijstelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van pensioenvervangende pensioenvervan- gende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten aange- sloten werkgever die geen vrijstelling heeft en die een deelnemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft. 2. De spaarbijdragen die voor de pensioenvervangende pensioenver- vangende uitkeringen kunnen worden gestort, worden bepaald overeenkomstig de premies die voor de niet-gemoedsbezwaarde deelnemer deelne- mer op grond van dit pensioenreglement aan het fonds verschuldigd zijn. 3. De werkgever is de te storten spaarbijdragen voor de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde gemoeds- bezwaarde deelnemer verschuldigd aan het fonds. De werkgever is verplicht op het loon, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 5, loon van de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Ook de werkgever die wel vrijstelling heeft van de deelnemer die geen vrijstelling heeft, is de te storten spaarbijdragen verschuldigd aan het fonds en verplicht op het loon van de in zijn dienst zijnde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Deze spaarbijdragen geven recht op een evenredig deel van de pensioenaansprakenpensioenaanspra- ken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn werkgever geen vrijstelling zou zijn verleendver- leend. Voor een dergelijke deelnemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het fonds heeft gevraagd om ook de door zijn werkgever voor hem gestorte en nog te storten spaarbijdragen aan te merken als premiebijdragen pre- miebijdragen in plaats van als spaarbijdragen. 4. De voor een deelnemer gestorte spaarbijdragenspaarbijdra- gen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in het derde lid, worden gestort op een rekening ten name van de gemoedsbezwaarde gemoeds- bezwaarde deelnemer. Het saldo daarvan wordt verhoogd met rente. Deze rente is gelijk aan het 12 maands euribor tarief per 1 januari van het boekjaar, waarin de rentebijschrijving plaatsheeft. De rentebijschrijving kan niet minder zijn dan 0%. Aan de rekeninghouder rekening- houder wordt eenmaal per jaar de stand van de rekening meegedeeld, bij voorkeur nadat de rentebijschrijving heeft plaatsgevonden. 5. Het gespaarde bedrag voor de vervangende uitkering voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen nabe- staandenpensioen wordt aansluitend aan het bereiken van de in dit pensioenreglement opgenomen pensioendatum in gelijke termijnen termij- nen uitgekeerd aan de deelnemer gedurende vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. 6. Bij het overlijden van de gemoedsbezwaarde uitkeringsgerechtigde deelnemer voordat de uitkeringen zijn ingegaaninge- gaan, worden de spaarbijdragen aangewend voor een uitkering aan de partner genoemde nabestaande. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer kinderen, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering uit- kering aan de kinderen. De uitkeringsperiode geschiedt conform het bepaalde in artikel 14 13 van dit pensioenreglement. Bij afwezigheid afwezig- heid van een partner en kinderen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, Wet LB 1964. 7. Bij het overlijden van deelnemer nádat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de in de regeling genoemde kinderen. Bij afwezigheid afwezig- heid van een partner of kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen... Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet LB 1964. 8. Op of na 1 januari 2007 opeisbaar geworden uitkeringstermijnen kunnen niet verjaren bij leven van Indien de gerechtigde. Opeisbare uitkeringstermijnen van de gestorte spaarbijdragen waarover gedurende vijf achtereen- volgende jaren niet is beschiktzijn opgeëist, vervallen na overlijden vervalt het recht op deze uitkeringstermijnen tenzij de rechthebbende ten genoegen van het bestuur aantoont deze niet te hebben kunnen opeisen of het bestuur om andere redenen tot gehele of gedeeltelijke uitkering van de gerechtigde aan het fonds vijf jaar nadat deze opeisbaar zijn gewordentermijnen besluit. 9. Indien de deelnemer die geen vrijstelling heeft en die geen aanvraag had gedaan als bedoeld in artikel 2, derde lid, van deze bijlage uit dienst treedt van de aangesloten werkgever die wel een vrijstelling heeft, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. De op zijn naam geboekte spaarbijdragen spaar- bijdragen vervallen en de voor hem gestorte spaarbijdragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd.

Appears in 1 contract

Samples: Reglement Plusregeling

Spaarbijdragen. 1. Voor een ieder die op of na 1 juni 1999 vrijstelling vrij­ stelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van pensioenvervangende pensioenvervan­ gende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten aan­ gesloten werkgever die geen vrijstelling heeft en die een deelnemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft. 2. De spaarbijdragen die voor de pensioenvervangende pensioenver­ vangende uitkeringen kunnen worden gestort, worden bepaald overeenkomstig de premies die voor de niet-gemoedsbezwaarde deelnemer niet­gemoedsbezwaarde deelne­ mer op grond van dit pensioenreglement aan het fonds verschuldigd zijn. 3. De werkgever is de te storten spaarbijdragen voor de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde gemoedsbezwaar­ de deelnemer verschuldigd aan het fonds. De werkgever is verplicht op het loon, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 5, loon van de in zijn dienst zijnde gemoedsbezwaarde deelnemer deel­ nemer de eigen bijdrage in te houden. Ook de werkgever die wel vrijstelling heeft van de deelnemer die geen vrijstelling heeft, is de te storten spaarbijdragen verschuldigd aan het fonds en verplicht op het loon van de in zijn dienst zijnde deelnemer de eigen bijdrage in te houden. Deze spaarbijdragen geven recht op een evenredig deel van de pensioenaansprakenpensioenaan­ spraken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn werkgever geen vrijstelling zou zijn verleend. Voor een dergelijke deelnemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het fonds heeft gevraagd om ook de door zijn werkgever voor hem gestorte ge­ storte en nog te storten spaarbijdragen aan te merken als premiebijdragen in plaats van als spaarbijdragen. 4. De voor een deelnemer gestorte spaarbijdragenspaarbijdra­ gen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in het derde lid, worden gestort op een rekening ten name van de gemoedsbezwaarde gemoedsbe­ zwaarde deelnemer. Het saldo daarvan wordt verhoogd met rente. Deze rente is gelijk aan het 12 maands euribor tarief per 1 januari van het boekjaar, waarin de rentebijschrijving plaatsheeft. De rentebijschrijving kan niet minder zijn dan 0%. Aan de rekeninghouder wordt eenmaal per jaar de stand van de rekening reke­ ning meegedeeld, bij voorkeur nadat de rentebijschrijving ren­ tebijschrijving heeft plaatsgevonden. 5. Het gespaarde bedrag voor de vervangende uitkering voor het ouderdoms- ouderdoms­ en nabestaandenpensioen nabestaan­ denpensioen wordt aansluitend aan het bereiken van de in dit pensioenreglement opgenomen op­ genomen pensioendatum in gelijke termijnen uitgekeerd aan de deelnemer gedurende vijftien vijf­ tien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor waar­ door het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. 6. Bij het overlijden van de gemoedsbezwaarde uitkeringsgerechtigde deelnemer voordat de uitkeringen zijn ingegaaninge­ gaan, worden de spaarbijdragen aangewend voor een uitkering aan de partner genoemde nabestaande. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt be­ draagt vijftien jaar. Het bestuur kan wegens de geringe hoogte van het gespaarde bedrag aan het maandelijks uit te keren bedrag een minimum verbinden dat is afgeleid van het grensbedrag voor afkoop wegens gering pensioen, waardoor het aantal uitkeringsjaren lager kan zijn. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer kinderen, wordt het gespaarde ge­ spaarde kapitaal aangewend voor een uitkering uitke­ ring aan de kinderen. De uitkeringsperiode geschiedt conform het bepaalde in artikel 14 12 van dit pensioenreglement. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wordt het gespaarde ge­ spaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige een­ malige uitkering aan de erfgenamen. Het een­ malig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, Wet LB 1964. 7. Bij het overlijden van deelnemer nádat de uitkeringen uit­ keringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende res­ terende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Indien een partner ontbreekt geschiedt ge­ schiedt de uitkering ten behoeve van de in de regeling genoemde kinderen. Bij afwezigheid van een partner of kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend aan­ gewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen... Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet LB 1964. 8. Op of na 1 januari 2007 opeisbaar geworden uitkeringstermijnen kunnen niet verjaren bij leven van Indien de gerechtigde. Opeisbare uitkeringstermijnen van de gestorte spaarbijdragen waarover gedurende vijf achtereen­ volgende jaren niet is beschiktzijn opgeëist, vervallen na overlijden vervalt het recht op deze uitkeringstermijnen tenzij de rechthebbende ten genoegen van het bestuur aantoont deze niet te hebben kunnen opeisen of het bestuur om andere redenen tot gehele of gedeeltelijke uitkering van de gerechtigde aan het fonds vijf jaar nadat deze opeisbaar zijn gewordentermijnen be­ sluit. 9. Indien de deelnemer die geen vrijstelling heeft en die geen aanvraag had gedaan als bedoeld be­ doeld in artikel 2, derde lid, van deze bijlage uit dienst treedt van de aangesloten werkgever werkge­ ver die wel een vrijstelling heeft, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. De op zijn naam geboekte spaarbijdragen vervallen en de voor hem gestorte spaarbijdragen spaarbij­ dragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd.

Appears in 1 contract

Samples: Reglement Basisregeling