Standpunt van de werkgever Voorbeeldclausules

Standpunt van de werkgever. 1. De provinciesecretaris informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een missstand of onregelmatigheid. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid. 2. Als duidelijk is dat het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, dan informeert de provinciesecretaris de melder daarover schriftelijk. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Als de totale termijn daardoor meer dan twaalf weken is, wordt dit gemotiveerd. 3. Na afronding van het onderzoek beoordeelt de provinciesecretaris of een externe instantie van de interne melding van een vermoeden van een misstand of onregelmatigheid van het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Als de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een kopie, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kan worden geschaad. 4. De personen op wie de melding betrekking heeft, worden op dezelfde manier geïnformeerd als de melder, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kan worden geschaad.
Standpunt van de werkgever. Het meldpunt informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het gemotiveerde standpunt van de werkgever met betrekking tot de melding.
Standpunt van de werkgever. 1. De directie informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het inhoudelijk standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een missstand of onregelmatigheid. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid. 2. Indien duidelijk wordt dat het standpunt niet binnen de gestelde termijn kan worden gegeven, informeert de directie de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Als de totale termijn daardoor meer dan twaalf weken bedraagt, wordt daarbij tevens aangegeven waarom een langere termijn noodzakelijk is. 3. Na afronding van het onderzoek beoordeelt de directie of een externe instantie als bedoeld in artikel F.14 lid 3 van de interne melding van een vermoeden van een misstand en van het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Als de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan. 4. De personen op wie de melding betrekking heeft, worden in overeenkomstige zin geïnformeerd als de melder op grond van lid 1 t/m 3, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.
Standpunt van de werkgever. De directie informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het inhoudelijk standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een missstand of onregelmatigheid. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid.
Standpunt van de werkgever. 5.9.1. De raad van bestuur informeert de melder (met afschrift aan de VPI) binnen tien weken na de melding schriftelijk over de uitkomst van het onderzoek en het inhoudelijk standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een missstand of onregelmatigheid. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid. Het standpunt wordt geformuleerd met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de te verstrekken (bedrijfs)informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, waaronder de privacy regelgeving. 5.9.2. Indien duidelijk wordt dat het standpunt niet binnen de gestelde termijn kan worden gegeven, informeert de raad van bestuur de melder daar schriftelijk over, met afschrift aan de VPI. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Indien de totale termijn daardoor meer dan veertien weken bedraagt, wordt daarbij tevens aangegeven waarom een langere termijn noodzakelijk is. 5.9.3. Na afronding van het onderzoek beoordeelt de raad van bestuur opnieuw of een externe instantie als bedoeld in paragraaf 6.3 van de interne melding van een vermoeden van een misstand, van het onderzoeksrapport en van het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Indien Merem een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt zij de melder en de VPI hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan. 5.9.4. De perso(o)n(en) op wie de melding betrekking heeft, wordt/worden op overeenkomstige wijze geïnformeerd als de melder op grond van 5.9.1. t/m 5.9.3., tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.
Standpunt van de werkgever. De hoogst verantwoordelijke informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het inhoudelijk standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een missstand. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid. Indien duidelijk wordt dat het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, informeert de hoogst verantwoordelijke de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. De verlenging van de termijn mag maximaal vier weken bedragen. Na afronding van het onderzoek beoordeelt de hoogst verantwoordelijke of een externe instantie als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de interne melding van een vermoeden van een misstand en van het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Indien de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

Related to Standpunt van de werkgever

  • Voorwerp van de dekking Het voorwerp van de dekking is:

  • Uitbesteding werk aan derden Opdrachtgever machtigt Xxxxxx om de opdracht door een door hem aan te wijzen derde, op een door hem gewenst tijdstip te laten uitvoeren.

  • Kunnen wij de prijzen van de zorgverlening aanpassen? Wij kunnen elk jaar de prijzen van de zorgverlening aanpassen aan in ieder geval de loon- en prijsontwikkelingen ("indexeren") en wettelijke tarieven.

  • Onuitvoerbaarheid van de opdracht 8.1. Opdrachtnemer heeft het recht de nakoming van zijn verplichtingen op te schorten, als hij door omstandigheden die bij het sluiten van de overeenkomst niet te verwachten waren en die buiten zijn invloedssfeer liggen, tijdelijk is verhinderd zijn verplichtingen na te komen. 8.2. Onder omstandigheden die niet door opdrachtnemer te verwachten waren en die buiten zijn invloedssfeer liggen, worden onder andere verstaan de omstandigheid dat leveranciers en/of onderaannemers van opdrachtnemer niet of niet tijdig voldoen aan hun verplichtingen, het weer, aardbevingen, brand, verlies of diefstal van gereedschappen, het verloren gaan van te verwerken materialen, wegblokkades, stakingen of werkonderbrekingen en import- of handelsbeperkingen. 8.3. Opdrachtnemer is niet meer bevoegd tot opschorting als de tijdelijke onmogelijkheid tot nakoming meer dan zes maanden heeft geduurd. De overeenkomst kan pas na afloop van deze termijn en wel uitsluitend voor dat deel van de verplichtingen dat nog niet is nagekomen worden ontbonden. Partijen hebben in dat geval geen recht op vergoeding van de als gevolg van de ontbinding geleden of te lijden schade.

  • Voorwerp van de waarborg Vergoeding van de schade van de begunstigden die voortvloeit uit een lichamelijk letsel opgelopen door de verzekerde en/of uit zijn overlijden, ten gevolge van een schadegeval. De schade aan de kledij die de verzekerde draagt wordt eveneens vergoed.

  • Algemene verplichtingen van de werkgever 1. De werkgever verplicht zich deze cao naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te zullen nakomen. 2. De werkgever verbindt zich geen werknemers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden die in strijd zijn met het in deze overeenkomst bepaalde. 3. De werkgever zal met iedere werknemer schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin verwezen wordt naar deze cao. a) In het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit de SER-fusiegedragsregels, dient de werkgever, indien hij tot de overweging is gekomen: ❑ een fusie aan te gaan; ❑ een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of de personeelsbezetting ingrijpend te herzien bij het nemen van zijn beslissingen de sociale gevolgen te betrekken. Daartoe zal de werkgever de vakvereniging zo spoedig mogelijk informeren omtrent de voorgenomen plannen. De werkgever zal ernaar streven collectieve ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen. Tezamen met de vakvereniging zal door de werkgever aandacht worden besteed aan : ❑ het tijdstip waarop de ondernemingsraad voor het uitbrengen van een advies wordt ingelicht; ❑ het tijdstip waarop de betrokken personeelsleden worden geïnformeerd; ❑ het tijdstip en de wijze waarop het gehele personeel wordt geïnformeerd. b) Indien de werkgever verwacht dat bepaalde ontwikkelingen de omvang van de werkgelegenheid in de onderneming in gevaar zullen brengen, zal hij de vakbond zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte brengen en voor overleg uitnodigen. In dit overleg zal inzicht verschaft worden in aard, mogelijke gevolgen en mogelijke opvang van de werknemers ten gevolge van die ontwikkelingen. In overleg met de vakbond zal de termijn worden afgesproken waarop de OR en de werknemers zullen worden ingelicht. 5. De werkgever zal bevorderen dat in de onderneming gelijke kansen ten aanzien van de arbeid voor mannen en vrouwen aanwezig zullen zijn, met name zal daarbij gedacht worden aan: werving, selectie, opleiding, loopbaanbegeleiding en promotie. 6. Bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst ontvangt de werknemer daarvan een schriftelijke bevestiging. De schriftelijke bevestiging moet tenminste inhouden: ❑ de datum van indiensttreding; ❑ de te vervullen functie en de daarbij behorende functiegroep; ❑ het beginsalaris; ❑ dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde dan wel voor bepaalde tijd is aangegaan; ❑ de wekelijkse arbeidsduur indien deze afwijkt van artikel 5 lid 1; ❑ verwijzing naar deze cao voor de overige arbeidsvoorwaarden. 7. De werknemer dient zich schriftelijk te verenigen met het in lid 6 bedoelde geschrift. 8. Kaderleden van de vakorganisatie worden in hun loopbaan binnen werkgever niet benadeeld vanwege hun vakbondswerkzaamheden. In het geval van beëindiging van het dienstverband, zal werkgever overleg voeren met de bezoldigde vakbondsbestuurder van het betreffende kaderlid, alvorens over te gaan tot beëindiging van het dienstverband. In het geval van beëindiging van het dienstverband wegens een dringende reden, zal werkgever de betrokken vakbondsbestuurder onverwijld informeren. 9. De kaderleden die deelnemen aan het cao-overleg krijgen faciliteiten om te communiceren met de leden van de betrokken vakorganisatie. 10. De werkgeversbijdrage wordt conform de AWVN-bijdrage regeling uitgevoerd. 40% zal worden toegekend aan vakbond ABW en 60% zal worden toegekend aan vakbond FNV.

  • Duur en afloop van de overeenkomst De overeenkomst eindigt van rechtswege na het verstrijken van de overeengekomen periode, zonder dat daartoe een opzegging is vereist.

  • Omvang van de waarborg De berekening van de vergoeding gebeurt volgens de gebruikelijke regels van het Belgisch gemeen recht en zoals voor een schadegeval dat zich heeft voorgedaan in België. Het bedrag van de tussenkomst bedraagt maximaal 250.000 EUR per schadegeval.

  • Duur van de waarborg de dekking is verworven in de mate waarin de Gekwalificeerde diefstal of de Accidentele schade voorvalt binnen de 90 dagen na de aankoopdatum of de leveringsdatum van het Verzekerde goed.

  • Bedrag van de waarborg 1. De waarborg wordt verleend, per schadegeval en per verzekeringsjaar, tot beloop van het in de bijzondere voorwaarden vermelde bedrag, na aftrek van de vrijstelling. Een jaarlijkse waarborggrens is van toepassing voor alle schade ontstaan tijdens hetzelfde verzekeringsjaar. Schade die te wijten is aan dezelfde initiële oorzaak wordt geacht te zijn ontstaan in de loop van het verzekeringsjaar waarin de eerste schade ontstond. 2. Het verzekerd bedrag voor de stoffelijke en immateriële gevolgschade vermengd is per schadegeval en per verzekeringsjaar beperkt tot 30% van het bedrag van de waarborg voor stoffelijke schade, indien het schadegeval veroorzaakt wordt door een milieuaantasting. Deze waarborggrens van 30% is vervat in het bedrag van de waarborg voor stoffelijke schade. Ze geldt niet voor lichamelijke schade. 3. De opsporingskosten zijn verzekerd tot een bedrag van 2.500 EUR per schadegeval, zonder enige vrijstelling voor zover ze betrekking hebben op een gewaarborgd schadegeval.