Common use of Uitkeringsperiode Clause in Contracts

Uitkeringsperiode. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Kinderen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand: a. waarin niet meer aan de definitie Kind wordt voldaan; of b. van het eventueel eerder overlijden van het Kind. Indien het wezenpensioen is beëindigd op grond van sub a, zal het wezenpensioen herleven indien de wees op een later tijdstip weer aan de definitie van Kind voldoet. Na herleven van het wezenpensioen eindigt het wezenpensioen indien er sprake is van een beëindiginggrond als bedoeld in sub a of sub b. Het wezenpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan: • het opgebouwde wezenpensioen ter grootte van 14% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen; en • 14% van 1,875% (0,2625%) voor de Opbouwjaren die de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum, op basis van de laatste Pensioengrondslag nog had kunnen opbouwen op basis van het op het moment van overlijden geldende pensioenreglement, als de Deelnemer niet was overleden (toekomstige Opbouwjaren). Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het wezenpensioen over de toekomstige deelnemingstijd wordt niet meer in aanmerking genomen dan een verhoging van 15% van het Pensioengevend salaris waarnaar de voorlaatste Pensioengrondslag is berekend. Een in een Opbouwjaar toegepaste korting op het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 3.2 wordt in dezelfde mate toegepast op het in dat jaar op te bouwen wezenpensioen, als bedoeld in de eerste bullet van dit lid. Deze korting wordt niet toegepast op het in de tweede bullet van dit lid bedoelde wezenpensioen over toekomstige Opbouwjaren, mits blijft worden voldaan aan A.I.3.1. Het wezenpensioen bij overlijden van een Gewezen Deelnemer of een Gepensioneerde is gelijk aan het bij de beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) wezenpensioen. In afwijking van het bepaalde onder de eerste bullet van dit artikel, geldt voor het deel van de wezenpensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot 31 december 2017 en die zijn ingebracht in de vanaf 1 januari 2018 geldende basis pensioenregeling, dat zij niet 14% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen bedragen. Dit is nader uitgewerkt in Bijlage C.

Appears in 3 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement, Pensioenreglement

Uitkeringsperiode. Het wezenpensioen partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Kinderen Partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand: a. maand waarin niet meer aan de definitie Kind wordt voldaan; of b. van het eventueel eerder overlijden van het KindPartner overlijdt. Indien het wezenpensioen is beëindigd op grond van sub a, zal het wezenpensioen herleven indien de wees op een later tijdstip weer aan de definitie van Kind voldoet. Na herleven van het wezenpensioen eindigt het wezenpensioen indien er sprake is van een beëindiginggrond als bedoeld in sub a of sub b. Het wezenpensioen partnerpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan: • het opgebouwde wezenpensioen partnerpensioen ter grootte van 1470% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen; en • 1470% van 1,875% (0,26251,3125%) voor de Opbouwjaren die de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum, op basis van de laatste Pensioengrondslag nog had kunnen opbouwen op basis van het op het moment van overlijden geldende pensioenreglement, als de Deelnemer niet was overleden (toekomstige Opbouwjaren). Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het wezenpensioen partnerpensioen over de toekomstige deelnemingstijd Opbouwjaren wordt niet meer in aanmerking genomen dan een verhoging van 15% van het Pensioengevend salaris waarnaar de voorlaatste Pensioengrondslag is berekend. Een in een Opbouwjaar toegepaste korting op het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 3.2 wordt in dezelfde mate toegepast op het in dat jaar op te bouwen wezenpensioenpartnerpensioen, als bedoeld in de eerste bullet van dit lid. Deze korting wordt niet toegepast op het in de tweede bullet van dit lid bedoelde wezenpensioen partnerpensioen over toekomstige Opbouwjaren, mits blijft worden voldaan aan A.I.3.1. Het wezenpensioen partnerpensioen bij overlijden van een Gewezen Deelnemer of een Gepensioneerde is gelijk aan het bij de beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) wezenpensioenpartnerpensioen. In afwijking van het bepaalde onder de eerste bullet van dit artikel, geldt voor het deel van de wezenpensioenaanspraken partnerpensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot 31 december 2017 en die zijn ingebracht in de vanaf 1 januari 2018 geldende basis pensioenregeling, dat zij niet 1470% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen bedragen. Dit is nader uitgewerkt in Bijlage C.C. Als gebruik wordt gemaakt van herschikking kan dat gevolgen hebben voor de hoogte van het partnerpensioen. Het eventuele opgebouwde bijzonder partnerpensioen met inbegrip van de verleende toeslagen wordt op het partnerpensioen in mindering gebracht. Zie voor het bijzonder partnerpensioen A.III.5.1.

Appears in 3 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement, Pensioenreglement

Uitkeringsperiode. Het wezenpensioen partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Kinderen Partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand: a. maand waarin niet meer aan de definitie Kind wordt voldaan; of b. van het eventueel eerder overlijden van het KindPartner overlijdt. Indien het wezenpensioen is beëindigd op grond van sub a, zal het wezenpensioen herleven indien de wees op een later tijdstip weer aan de definitie van Kind voldoet. Na herleven van het wezenpensioen eindigt het wezenpensioen indien er sprake is van een beëindiginggrond als bedoeld in sub a of sub b. Het wezenpensioen partnerpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan: • het opgebouwde wezenpensioen partnerpensioen ter grootte van 1470% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen; en • 1470% van 1,875% (0,26251,3125%) voor de Opbouwjaren die de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum, op basis van de laatste Pensioengrondslag nog had kunnen opbouwen op basis van het op het moment van overlijden geldende pensioenreglement, als de Deelnemer niet was overleden (toekomstige Opbouwjaren). Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het wezenpensioen partnerpensioen over de toekomstige deelnemingstijd Opbouwjaren wordt niet meer in aanmerking genomen dan een verhoging van 15% van het Pensioengevend salaris waarnaar de voorlaatste Pensioengrondslag is berekend. Een in een Opbouwjaar toegepaste korting op het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 3.2 wordt in dezelfde mate toegepast op het in dat jaar op te bouwen wezenpensioenpartnerpensioen, als bedoeld in de eerste bullet van dit lid. Deze korting wordt niet toegepast op het in de tweede bullet van dit lid bedoelde wezenpensioen partnerpensioen over toekomstige Opbouwjaren, mits blijft worden voldaan aan A.I.3.1I.3.1. Het wezenpensioen partnerpensioen bij overlijden van een Gewezen Deelnemer of een Gepensioneerde is gelijk aan het bij de beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) wezenpensioenpartnerpensioen. In afwijking van het bepaalde onder de eerste bullet van dit artikel, geldt voor het deel van de wezenpensioenaanspraken partnerpensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot 31 december 2017 en die zijn ingebracht in de vanaf 1 januari 2018 geldende basis pensioenregeling, dat zij niet 1470% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen bedragen. Dit is nader uitgewerkt in Bijlage C.VIII, 2. Als gebruik wordt gemaakt van herschikking kan dat gevolgen hebben voor de hoogte van het partnerpensioen. Het eventuele opgebouwde bijzonder partnerpensioen met inbegrip van de verleende toeslagen wordt op het partnerpensioen in mindering gebracht. Zie voor het bijzonder partnerpensioen III.5.1.

Appears in 3 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement, Pensioenreglement

Uitkeringsperiode. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Kinderen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand: a. waarin niet meer aan de definitie Kind wordt voldaan; of b. van het eventueel eerder overlijden van het Kind. Indien het wezenpensioen is beëindigd op grond van sub a, zal het wezenpensioen herleven indien de wees op een later tijdstip weer aan de definitie van Kind voldoet. Na het herleven van het wezenpensioen eindigt het wezenpensioen indien er sprake is van een beëindiginggrond beëindigingsgrond als bedoeld in sub a of sub b. Het wezenpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan: • het opgebouwde wezenpensioen ter grootte van 14% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen; en • 14% van 1,875% (0,2625%) voor de Opbouwjaren die de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum, op basis van de laatste Pensioengrondslag nog had kunnen opbouwen op basis van het op het moment van overlijden geldende pensioenreglement, pensioenreglement als de Deelnemer niet was overleden (toekomstige Opbouwjaren). Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het wezenpensioen over de toekomstige deelnemingstijd wordt niet meer in aanmerking genomen dan een verhoging van 15% van het Pensioengevend salaris waarnaar de voorlaatste Pensioengrondslag is berekend. Een in een Opbouwjaar toegepaste korting op het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 3.2 wordt in dezelfde mate toegepast op het in dat jaar op te bouwen wezenpensioen, als bedoeld in de eerste bullet van dit lid. Deze korting wordt niet toegepast op het in de tweede bullet van dit lid bedoelde wezenpensioen over toekomstige Opbouwjaren, mits blijft worden voldaan aan A.I.3.1I.3.1. Het wezenpensioen bij overlijden van een Gewezen Deelnemer of een Gepensioneerde is gelijk aan het bij de beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) wezenpensioen. In afwijking van het bepaalde onder de eerste bullet van dit artikel, geldt voor het deel van de wezenpensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot 31 december 2017 en die zijn ingebracht in de vanaf 1 januari 2018 geldende basis pensioenregeling, dat zij niet 14% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen bedragen. Dit is nader uitgewerkt in Bijlage C.VIII, 2.

Appears in 2 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement

Uitkeringsperiode. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Kinderen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand: a. waarin niet meer aan de definitie van het Kind wordt voldaan; of b. van het eventueel eerder overlijden van het Kind. Indien het wezenpensioen is beëindigd op grond van sub a, zal het wezenpensioen herleven indien de wees op een later tijdstip weer aan de definitie van Kind voldoet. Na het herleven van het wezenpensioen eindigt het wezenpensioen indien er sprake is van een beëindiginggrond beëindigingsgrond als bedoeld in sub a of sub b. Het wezenpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan: • het opgebouwde wezenpensioen ter grootte van 14% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen; en • 14% van 1,875% (0,2625%) voor de Opbouwjaren die de Deelnemer tot de Pensioenrichtdatum, op basis van de laatste Pensioengrondslag nog had kunnen opbouwen op basis van het op het moment van overlijden geldende pensioenreglement, pensioenreglement als de Deelnemer niet was overleden (toekomstige Opbouwjaren). Bij de vaststelling van de Pensioengrondslag voor de berekening van het wezenpensioen over de toekomstige deelnemingstijd wordt niet meer in aanmerking genomen dan een verhoging van 15% van het Pensioengevend salaris waarnaar de voorlaatste Pensioengrondslag is berekend. Een in een Opbouwjaar toegepaste korting op het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 3.2 wordt in dezelfde mate toegepast op het in dat jaar op te bouwen wezenpensioen, als bedoeld in de eerste bullet van dit lid. Deze korting wordt niet toegepast op het in de tweede bullet van dit lid bedoelde wezenpensioen over toekomstige Opbouwjaren, mits blijft worden voldaan aan A.I.3.1I.3.1. Het wezenpensioen bij overlijden van een Gewezen Deelnemer of een Gepensioneerde is gelijk aan het bij de beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) wezenpensioen. In afwijking van het bepaalde onder de eerste bullet van dit artikel, geldt voor het deel van de wezenpensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot 31 december 2017 en die zijn ingebracht in de vanaf 1 januari 2018 geldende basis pensioenregeling, dat zij niet 14% van het ten tijde van het overlijden opgebouwde ouderdomspensioen bedragen. Dit is nader uitgewerkt in Bijlage C.VIII, 2.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement