Common use of Vakantievaststelling en niet-opgenomen vakantie Clause in Contracts

Vakantievaststelling en niet-opgenomen vakantie. a. De werkgever stelt de vakantieplanning vast overeenkomstig de wensen van de werknemer. De werknemer neemt per jaar ten minste twee weken aaneengesloten vakantie op. De werknemer heeft het recht zijn vakantie, in overleg met de werkgever, zodanig op te nemen dat hij een aaneengesloten periode van tenminste drie weken doch in overleg een langere vakantie kan genieten. De werknemer mag, indien bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever toelaten, in een vakantiejaar maximaal 6 weken aaneengesloten vakantie genieten. Hiertoe mag de werknemer 5 dagen van het voorgaande en 5 dagen van het volgende vakantiejaar aanwenden. De werkgever kan de voorgestelde vakantieplanning weigeren, indien gewichtige redenen zich daartegen verzetten. In dat geval zal de werkgever, binnen 2 weken na ontvangst van het schriftelijke verzoek van de werknemer, de werknemer hiervan schriftelijk in kennis stellen. b. In overleg met de ondernemingsraad kan de werkgever maximaal vijf vakantiedagen per kalenderjaar – inclusief een eventuele bedrijfsvakantie – inzetten als collectieve vakantiedagen. c. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor groepen werknemers een bedrijfsvakantie van maximaal een week vaststellen. d. Indien de werknemer zijn vakantie niet heeft opgenomen voor 1 april van het jaar volgend op het jaar dat de vakantie is toegekend, is de werkgever, in overleg met de werknemer, gerechtigd tijdstippen vast te stellen waarop de werknemer deze vakantie zal opnemen. e. In afwijking tot hetgeen geregeld is in artikel 7:640a BW geldt dat de aanspraak op het wettelijk minimum aantal vakantiedagen vervalt vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven. Bovenwettelijke vakantiedagen vervallen vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Vakantievaststelling en niet-opgenomen vakantie. a. a) De werkgever stelt de vakantieplanning vast overeenkomstig de wensen van de werknemer. De werknemer neemt per jaar ten minste twee weken aaneengesloten vakantie op. De werknemer heeft het recht zijn vakantie, in overleg met de werkgever, zodanig op te nemen dat hij een aaneengesloten periode van tenminste drie weken doch in overleg een langere vakantie kan genieten. De werknemer mag, indien bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever toelaten, in een vakantiejaar maximaal 6 weken aaneengesloten vakantie genieten. Hiertoe mag de werknemer 5 dagen van het voorgaande en 5 dagen van het volgende vakantiejaar aanwenden. De werkgever kan de voorgestelde vakantieplanning weigeren, indien gewichtige redenen zich daartegen verzetten. In dat geval zal de werkgever, binnen 2 weken na ontvangst van het schriftelijke verzoek van de werknemer, de werknemer hiervan schriftelijk in kennis stellen. b. In b) De werkgever mag per vakantiejaar maximaal 6 collectieve vakantiedagen per locatie vaststellen. Het vaststellen van de data dient te gebeuren aan het begin van het kalenderjaar en in overleg met de ondernemingsraad kan de werkgever maximaal vijf vakantiedagen per kalenderjaar – inclusief een eventuele bedrijfsvakantie – inzetten als collectieve vakantiedagenbetreffende lokale ondernemingsraden. c. c) De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor groepen werknemers een bedrijfsvakantie van maximaal een week twee weken vaststellen. d. d) Indien de werknemer zijn vakantie niet heeft opgenomen voor 1 april van het jaar volgend op het jaar dat de vakantie is toegekend, is de werkgever, in overleg met de werknemer, gerechtigd tijdstippen vast te stellen waarop de werknemer deze vakantie zal opnemen. e. e) In afwijking tot hetgeen geregeld is in artikel 7:640a BW B.W. geldt dat de aanspraak op het wettelijk minimum aantal vakantiedagen vervalt vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven. Bovenwettelijke vakantiedagen vervallen vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement

Vakantievaststelling en niet-opgenomen vakantie. a. De werkgever stelt de vakantieplanning vast overeenkomstig de wensen van de werknemer. De werknemer neemt per jaar ten minste twee weken aaneengesloten vakantie op. De werknemer heeft het recht zijn vakantie, in overleg met de werkgever, zodanig op te nemen dat hij een aaneengesloten periode van tenminste drie weken doch in overleg een langere vakantie kan genieten. De werknemer mag, indien bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever toelaten, in een vakantiejaar maximaal 6 weken aaneengesloten vakantie genieten. Hiertoe mag de werknemer 5 dagen van het voorgaande en 5 dagen van het volgende vakantiejaar aanwenden. De werkgever kan de voorgestelde vakantieplanning weigeren, indien gewichtige redenen zich daartegen verzetten. In dat geval zal de werkgever, binnen 2 weken na ontvangst van het schriftelijke verzoek van de werknemer, de werknemer hiervan schriftelijk in kennis stellen. b. In overleg met de ondernemingsraad kan de . De werkgever mag per vakantiejaar maximaal vijf 6 collectieve vakantiedagen per locatie vaststellen. Het vaststellen van de data dient te gebeuren aan het begin van het kalenderjaar – inclusief en via een eventuele bedrijfsvakantie – inzetten als collectieve vakantiedagen. c. instemmingsprocedure bij de betreffende lokale ondernemingsraden. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor groepen werknemers een bedrijfsvakantie van maximaal een week twee weken vaststellen. d. . Indien de werknemer zijn vakantie niet heeft opgenomen voor 1 april van het jaar volgend op het jaar dat de vakantie is toegekend, is de werkgever, in overleg met de werknemer, gerechtigd tijdstippen vast te stellen waarop de werknemer deze vakantie zal opnemen. e. . In afwijking tot hetgeen geregeld is in artikel 7:640a BW B.W. geldt dat de aanspraak op het wettelijk minimum aantal vakantiedagen vervalt vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven. Bovenwettelijke vakantiedagen vervallen vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement

Vakantievaststelling en niet-opgenomen vakantie. a. a) De werkgever stelt de vakantieplanning vast overeenkomstig de wensen van de werknemer. De werknemer neemt per jaar ten minste twee weken aaneengesloten vakantie op. De werknemer heeft het recht zijn vakantie, in overleg met de werkgever, zodanig op te nemen dat hij een aaneengesloten periode van tenminste drie weken doch in overleg een langere vakantie kan genieten. De werknemer mag, indien bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever toelaten, in een vakantiejaar maximaal 6 weken aaneengesloten vakantie genieten. Hiertoe mag de werknemer 5 dagen van het voorgaande en 5 dagen van het volgende vakantiejaar aanwenden. De werkgever kan de voorgestelde vakantieplanning weigeren, indien gewichtige redenen zich daartegen verzetten. In dat geval zal de werkgever, binnen 2 weken na ontvangst van het schriftelijke verzoek van de werknemer, de werknemer hiervan schriftelijk in kennis stellen. b. In overleg met de ondernemingsraad kan de b) De werkgever mag per vakantiejaar maximaal vijf 6 collectieve vakantiedagen per locatie vaststellen. Het vaststellen van de data dient te gebeuren aan het begin van het kalenderjaar – inclusief en via een eventuele bedrijfsvakantie – inzetten als collectieve vakantiedageninstemmingsprocedure bij de betreffende lokale ondernemingsraden. c. c) De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor groepen werknemers een bedrijfsvakantie van maximaal een week twee weken vaststellen. d. d) Indien de werknemer zijn vakantie niet heeft opgenomen voor 1 april van het jaar volgend op het jaar dat de vakantie is toegekend, is de werkgever, in overleg met de werknemer, gerechtigd tijdstippen vast te stellen waarop de werknemer deze vakantie zal opnemen. e. e) In afwijking tot hetgeen geregeld is in artikel 7:640a BW B.W. geldt dat de aanspraak op het wettelijk minimum aantal vakantiedagen vervalt vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven. Bovenwettelijke vakantiedagen vervallen vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement