Werkloosheidswet. In dit artikel wordt geregeld dat de schriftelijke overeenstemming tussen werkgever en werknemer niet kan leiden tot verwijtbare werkloosheid van de werknemer in de zin van artikel 24 lid 2 van de Werkloosheidswet. Instemmen met afsluiting van het eerste spoor heeft voor de werknemer dus geen gevolgen voor het recht op een eventuele werkloosheidsuitkering.
Werkloosheidswet. De werkloosheidswet (WW) verzekert werknemers tegen het financiële risico van werkloosheid. De uitkering bedraagt aanvankelijk in principe 70% van het laatstverdiende loon, maar gaat na een periode van 6 maanden tot 5 jaar - afhankelijk van het arbeidsverleden - over in een vervolguitkering ter hoog- te van 70% van het minimumloon gedurende twee jaar. Daarna kan een beroep worden gedaan op de bijstand of de Wet inkomensvoorziening oude- re en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). In het strategisch akkoord van het kabinet Xxxxxxxxxx wordt de duur van de loon- gerelateerde uitkering bekort. Het eerste half jaar dat een werknemer werkloos is, komt ten laste van het Wachtgeldfonds (Wgf) van de sector waar de werknemer werkzaam is. Hieruit worden ook de uitkeringen voor het eerste ziektejaar gedaan van werknemers die niet onder de loonbetalingsverplichting vallen (vangnet Ziektewet), zoals freelancers en uitzendkrachten. De premie wordt volledig door de werkgevers opgebracht. Na een half jaar neemt het Algemene Werkloosheidfonds (Awf) de WW-uitkering over, waardoor dus op nationaal niveau verevend wordt. Hieruit worden ook de ziektewetuitkeringen voor bevallings- en zwangerschapsverlof gedaan. De premie hiervoor wordt voor ongeveer 60% door de werknemers betaald. Op macro-niveau is de werkloos- heidspremie gelijk verdeeld over werkgevers en werknemers. In oktober 2002 waren er volgens het CBS 177.000 mensen als werkloos geregistreerd.