Artikelsgewijs Voorbeeldclausules

Artikelsgewijs. Artikel 2
Artikelsgewijs. Artikel 1. Bij sponsoring gaat het om geld, goederen of diensten die door de sponsor worden verstrekt aan een bevoegd gezag, directie, leraren, onderwijsondersteunend personeel of leerlingen, waarvoor door de sponsor een tegenprestatie wordt verlangd waarmee leerlingen of hun ouders/voogden/verzorgers in schoolverband worden geconfronteerd. Betrokkenen zullen erop moeten toezien dat de door de sponsor verlangde tegenprestatie niet onevenredig is ten opzichte van de sponsoring. Indien geld, goederen of diensten door derden worden verstrekt aan een bevoegd gezag, directie, leraren, onderwijsondersteunend personeel of leerlingen, waarvoor geen tegenprestatie wordt verlangd, is er sprake van een donatie. Echter, als het bevoegd gezag, directie, leraren, onderwijsondersteunend personeel of leerling uit eigen beweging overgaat tot het leveren van een tegenprestatie is er wel sprake van sponsoring in de zin van dit convenant. Het bevoegd gezag is te allen tijde verantwoordelijk voor hetgeen in schoolverband (dat wil zeggen binnen het verband van de schoolorganisatie) geschiedt. Dat is ook het geval als bijvoorbeeld een los van het bevoegd gezag staande vereniging of stichting van ouders voor de school een sponsor weet te vinden en daartoe een sponsorovereenkomst aangaat die met zich mee brengt dat de sponsor een tegenprestatie vraagt waarmee leerlingen of hun ouders/voogden/verzorgers binnen het verband van de schoolorganisatie worden geconfronteerd. Ook al gaat het bevoegd gezag in een dergelijk geval zelf niet rechtstreeks een verplichting aan jegens de sponsor, er kan wel worden gesproken van een afgeleide verplichting voor het bevoegd gezag die voortvloeit uit de sponsorovereenkomst. Het bevoegd gezag zal immers moeten toestaan dat in schoolverband een bepaalde tegenprestatie wordt geleverd en moet derhalve bepalen of het verantwoord is om leerlingen of hun ouders/voogden/verzorgers met de tussen de sponsor en de ouders afgesproken tegenprestatie te confronteren. Wat betreft dit convenant gaat het niet alleen om tegenprestaties die ten behoeve van de sponsor gedurende schooltijden worden geleverd. Ook kan het bijvoorbeeld gaan om tegenprestaties die moeten worden geleverd tijdens buitenschoolse activiteiten die onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag plaatsvinden. Essentieel in deze is immers de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag waaraan ouder/voogden/verzorgers hun kinderen hebben toevertrouwd. Bij sponsoring kan bijvoorbeeld worden gedacht ...
Artikelsgewijs. Artikel I
Artikelsgewijs. Artikel 2. Voor het bepalen van de toelaatbaarheid van de in het werk voorkomende bezwarende omstandigheden, alsmede het vaststellen van nieuwe normen en waarden dienen ter zake deskundigen te worden geraadpleegd, waaronder in ieder geval de Arbo-dienst.
Artikelsgewijs. Hoofdstuk I
Artikelsgewijs. Artikel I onderdeel A
Artikelsgewijs. Onderdeel A Onderdeel C Onderdeel D Onderdeel E Onderdeel F Onderdeel H Onderdelen I en J Onderdeel K Onderdeel M Onderdeel N Onderdeel O
Artikelsgewijs. Artikel I. Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikelsgewijs. In het eerste lid is de reikwijdte van dit artikel neergelegd. De vrijstelling geldt voor werkzaamheden binnen het kader van een vooraf aangemeld traject in het kader van internationale handel, diensten en samenwerking, waarbij het noodzakelijk is dat er arbeidskrachten naar Nederland komen. Omdat zowel de trajecten als de werkzaamheden van uiteenlopende aard kunnen zijn, is in het artikel geen uitputtende definitie van mogelijke trajecten of werkzaamheden gegeven. Omdat het gaat om trajecten in het kader van internationale handelscontacten, moet de relatie tussen het in Nederland gevestigde bedrijf en het bedrijf in het buitenland aangetoond worden. In het vierde lid is neergelegd dat de toelating van het traject door UWV een maximale duur van drie jaar kent. Aan de werkzaamheden als zodanig is geen maximum termijn verbonden. Naast werknemers van een in het buitenland gevestigde werkgever kunnen ook directeur-grootaandeelhouders en opdrachtnemers van een in het buitenland gevestigd bedrijf van dit artikel gebruik maken, wanneer het traject is goedgekeurd. Omdat deze twee categorieën niet kunnen worden beschouwd als werknemers van een buitenlandse onderneming zijn zij apart in het artikel opgenomen. Het vijfde lid bepaalt dat bij de aanvraag tot toelating van een traject door UWV wordt getoetst of de beoogde werkzaamheden niet concurrerend zijn met het arbeidsaanbod van Nederlanders, vreemdelingen waarop het vrije verkeer van werknemers van toepassing is, en vreemdelingen die een vergunning hebben op grond van de Vreemdelingenwet 2000 waaruit blijkt dat geen beperkingen zijn verbonden aan het verrichten van arbeid. Hierbij wordt getoetst aan het geheel van de verschillende criteria, genoemd in het vijfde lid; als uit deze integrale toets blijkt dat er sprake is van concurrentie met het voornoemde arbeidsaanbod, wordt de toelating van het traject tot dit artikel geweigerd. Als zich wijzigingen voordoen met betrekking tot het aangemelde traject of de daarbij behorende werkzaamheden, doet de werkgever een aanvraag tot wijziging van het traject. Voor de weigeringsgronden uit onderdeel b van het vijfde lid is aangesloten bij de weigeringsgronden met betrekking tot twv’s uit artikel 9, eerste lid, onderdeel i, van de Wav. Toelating van het traject kan worden geweigerd wanneer er sprake is van een ernstige overtreding van een van de genoemde arbeidswetten. Met «ernstige overtreding» wordt hier bedoeld hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 7:2, derde lid, Ar...