Kind. Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
Kind het minderjarige inwonende kind waarmee men in familierechtelijke betrekking staat, in de eerste graad;
Kind. Degene waarmee men als ouder in familierechtelijke betrekking staat.
Examples of Kind in a sentence
Als je ermee instemt dat je Kind deelneemt aan deze uitjes en excursies, realiseer en accepteer je dit andere risico.
More Definitions of Kind
Kind een natuurlijk en/of wettig kind en ook stief- en pleegkinderen.
Kind het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staat, alsmede het pleeg- en stiefkind dat door hem als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, indien en zolang:
a. de leeftijd van 18 jaar nog niet is bereikt; óf
b. tussen de 18-jarige en de 27-jarige leeftijd de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding;
Kind. Het eigen, stief-, pleeg- of adoptiekind van de medewerker of van de partner van de medewerker of het kind dat de medewerker of de partner van de medewerker daadwerkelijk verzorgt.
Kind het (pleeg)kind, dan wel de (pleeg)kinderen van de vraagouder, waarvoor de Gastouderopvang wordt verzorgd. Kinderopvangtoeslag: de kinderopvangtoeslag, dan wel andere tegemoetkoming in de kinderopvangkosten waar de vraagouder op basis van de Wet recht op heeft als tegemoetkoming in de kosten voor de Gastouderopvang.
Kind. De minderjarige ten behoeve van wie Opdrachtgever de Overeenkomst tot het verlenen van diensten is aangegaan.
Kind het eigen kind of pleegkind van werknemer dat de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.
Kind het kind tot wie de deelnemer als ouder in familierechtelijke betrekking staat of het pleegkind x.x. xxxxxxxxxx kind van de deelnemer die door deze naar het oordeel van het bestuur als zijn eigen kind wordt opgevoed en onderhouden;