Standplaats definitie

Standplaats het terrein waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid uitoefent of het terrein waar de garage der onderneming is gelegen, dan wel waar deze zijn vervoermiddelen stalt of behoort te stallen;
Standplaats de vaste plaats waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht.
Standplaats de plaats of plaatsen waar de medewerker gewoonlijk werkt.

Examples of Standplaats in a sentence

  • Standplaats De plaats van waaruit de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht of in overwegende mate werkzaam is.

  • Als toevoeging hierop geld het volgende; Standplaats jaar: • Betaal binnen de termijn zoals aangegeven op de factuur • De energievoorschotten worden per kwartaal aan u berekend.

  • Zonder toestemming mag niet worden gegraven, getuinierd of anderszins aanpassingen worden gemaakt aan de Standplaats.

  • Zonder toestemming van Xx Xxxxxx mogen er geen zaken of bouwwerken anders dan de Caravan op de Standplaats worden aangebracht.

  • De Haspel kan de aanlegkosten doorbelasten aan de Recreant indien de nutsvoorzieningen voor de Standplaats dienen te worden aangelegd of vervangen.


More Definitions of Standplaats

Standplaats de standplaats is een door werkgever bepaalde locatie waar werknemer zijn functie uitoefent. Voor werknemer die op meer dan één locatie werkt, stelt werkgever in overleg met werknemer een standplaats vast.
Standplaats de locatie waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht.
Standplaats de locatie waar je gewoonlijk werkt;
Standplaats. De stad of het gebied waarin werknemer doorgaans zijn werkzaamheden verricht.
Standplaats de gemeente waar de plaats van tewerkstelling van de werknemer is gelegen; b 'plaats van tewerkstelling': het gebouw in de standplaats waar de werknemer werkzaam is;
Standplaats de plaats van tewerkstelling van de werknemer; U ‘Uitkeringsbasis in de zin van’: het inkomen, berekend naar de dag van overlijden, xxxxxxxxxxx met een bedrag gelijk aan de kinderbij- slag waarop de werknemer ingevolge de Algemene kinderbijslagwet (Stb. 1980, 1) recht had, berekend over een maand;