Beoordeling en conclusie Voorbeeldclausules

Beoordeling en conclusie. Zoals uit de aanvraag blijkt, bedraagt hoeveelheid gevaarlijk afval minder dan 2,5 ton per jaar en de hoeveelheid bedrijfsafval meer dan 25 ton per jaar. Gelet op de soorten afvalstromen is er binnen het bedrijf geen preventiepotentieel aanwezig. Bij het houden van dieren treedt uitval op in de vorm van sterfte. De dode dieren worden als kadavers opgehaald door het destructiebedrijf en vervolgens op milieuverantwoorde wijze verwerkt. Enige mate van uitval komt altijd voor, de hoogte is onder andere afhankelijk van het optreden van gezondheidsproblemen. Het voorschrijven van besparingsmaatregelen gericht op het voorkomen van kadavers is niet nodig. De hoeveelheid kadavers is inherent aan de bedrijfsvoering en het optreden van gezondheidsproblemen. Vanwege het economisch verband treft de veehouder de nodige maatregelen om de hoeveelheid kadavers te minimaliseren. Spuiwater is een restproduct van de chemische luchtwassers en is als zodanig nodig om een goede werking van de luchtwassers te waarborgen. Afzet van het spuiwater vindt plaats via de daarvoor toegestane weg (zie hierna). Wanneer de kadavers en het spuiwater buiten beschouwing wordt gelaten, bedraagt de hoeveelheid bedrijfsafval minder dan 25 ton per jaar. Het in de vergunning voorschrijven van een afvalpreventieonderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Beoordeling en conclusie. Uit de inventarisatie blijkt dat voor alle activiteiten de emissiescore uitkomt op 1. Dit wil zeggen dat er een verwaarloosbaar risico bestaat voor verontreiniging van de bodem door de activiteiten binnen de inrichting. III.G.1 Het kader voor de bescherming tegen verontreiniging door de lozing van afvalwater Ingevolge de Wet afvalwater zijn in deze vergunning voorschriften opgenomen ter bescherming van de doelmatige werking van het gemeentelijk riool en het verwijderen van slib uit dit riool, alsmede voorschriften voor de doelmatige werking van de openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie en het oppervlaktewater waarop deze rioolwaterzuiveringsinstallatie haar effluent loost. III.G.2 De in de aanvraag opgenomen maatregelen en voorzieningen ter bescherming tegen verontreiniging door de lozing van afvalwater In de inrichting komt jaarlijks circa 30 m³ afvalwater vrij uit niet procesgebonden afvalwaterstromen. Deze stroom wordt op het gemeentelijk riool geloosd via een olie-afscheider, zodat eventuele gemorste olie niet in het riool terecht kan komen.
Beoordeling en conclusie. De aangevraagde lozingssituatie leidt tot een acceptabel lozingsniveau. Aan het kader van de Wet afvalwater wordt voldaan. Er is sprake van een vergunbare situatie. III.H.1 Het kader voor het aspect energie Essent heeft van het Nea (Nederlandse Emissie autoriteit) een emissievergunning verkregen op grond van Wm artikel 16.5, eerste lid in het kader van de emissiehandel (zie ook paragraaf II.D.3). Deze mededeling is gepubliceerd in de staatscourant van 4 januari 2005. III.H.2 Beoordeling en conclusie Als gevolg van deze emissievergunning zijn er in deze beschikking geen voorschriften opgenomen, die energiebesparing als doel hebben. III.I.1 Het kader voor het aspect opslag van gevaarlijke stoffen Binnen de inrichting wordt huisbrandolie opgeslagen in een bovengrondse tank met een inhoud van 1500 m³. Daarnaast wordt een beperkte hoeveelheid gevaarlijke stoffen in emballage en gasflessen opgeslagen. In veel gevallen zijn voor de beoordeling van opslagen van gevaarlijke stoffen richtlijnen van de Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen (hierna: CPR) van toepassing. Uitgangspunt hierbij is dat de opslagen van gevaarlijke stoffen aan de richtlijnen moeten voldoen of dat op basis van de richtlijnen een gelijkwaardig beschermingsniveau is gerealiseerd.
Beoordeling en conclusie. De opslag in de inrichting van brandstof in de tank met een inhoud van 1500 m³ geschiedt conform XXX 0-0. De tank is opgesteld binnen een omwalling met een toplaag van bentoniet. De tank is in 2002 onderworpen aan de 15-jaarlijkse keuring zoals bedoeld in XXX 0-0 en in orde bevonden. Derhalve mag worden geconcludeerd dat deze vorm van opslag op een veilige manier plaatsvindt. In de voorschriften behorende bij deze vergunning hebben wij de genoemde CPR richtlijn opgenomen. De opslag van gevaarlijke stoffen in emballage betreft smeermiddelen en stoffen ten behoeve van de waterbehandeling van de hulpketels. Daarnaast is binnen de inrichting een beperkt aantal gasflessen met propaan en stikstof aanwezig. Gelet op de beperkte omvang van de gevaarlijke stoffen in emballage en de daarbij behorende classificaties in het kader van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zijn wij van mening dat met deze opslag alleen kan worden volstaan wanneer deze is gesitueerd boven een vloeistofdichte voorziening.
Beoordeling en conclusie. Zoals uit de aanvraag blijkt overschrijden het elektriciteit- en aardgasverbruik eerdergenoemde grenzen. Uit beoordeling van de bij de aanvraag gevoegde 'checklist energiebesparing' blijkt dat de binnen de branche gebruikelijke energiebesparende maatregelen reeds zijn, dan wel worden getroffen. Het in de vergunning voorschrijven van een energiebesparingsonderzoek is daarom niet noodzakelijk. In de vergunning is alleen een voorschrift opgenomen dat het energieverbruik moet worden geregistreerd.
Beoordeling en conclusie. Zoals uit de aanvraag blijkt, bedraagt het waterverbruik meer dan 5.000 m3 per jaar. Binnen veehouderijen wordt het overgrote deel van het water gebruikt als drinkwater voor de dieren. Op basis van kengetallen over het waterverbruik binnen veehouderijen is berekend dat binnen de inrichting circa 90% van het water gebruikt wordt als drinkwater voor de dieren. Hierop kan niet worden bespaard. Binnen het bedrijf is geen preventiepotentieel aanwezig. Het in de vergunning voorschrijven van een waterbesparingsonderzoek is daarom niet noodzakelijk. In de vergunning is alleen een voorschrift opgenomen dat het waterverbruik moet worden geregistreerd.
Beoordeling en conclusie. Uit beoordeling van de aanvraag blijkt dat de beschreven technische maatregelen en voorzieningen en de te hanteren organisatorische maatregelen en faciliteiten tot een verwaarloosbaar bodemrisico (bodemrisico categorie A) zullen leiden. De aangevraagde activiteiten kunnen als regulier voor de agrarische bedrijfstak worden aangemerkt. De te treffen voorzieningen om tot een verwaarloosbaar risico op bodemverontreiniging te komen, zijn standaard. Daar waar nodig is dit in de voorschriften opgenomen.
Beoordeling en conclusie. Gelet op het feit dat binnen de inrichting slechts een beperkte hoeveelheid bodembedreigende stoffen aanwezig is, de wijze van opslag en de in deze vergunning voorgeschreven te hanteren organisatorische maatregelen en faciliteiten wordt het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Beoordeling en conclusie. Op basis van voornoemde rapportage kan gesteld worden dat grenswaarden zoals genoemd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer niet worden overschreden. Eveneens worden er geen andere stoffen naar de lucht uitgestoten dan reeds vergund. De “Wet luchtkwaliteit” i.c. titel 2 van de Wet milieubeheer staat vergunningverlening niet in de weg.
Beoordeling en conclusie. Voor een aantal specifieke bodembedreigende activiteiten gelden de eisen van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Doordat de aangegeven artikelen een rechtstreekse werking hebben worden geen voorschriften in de vergunning opgenomen. Met betrekking tot de andere bodembedreigende activiteiten blijkt dat de beschreven technische maatregelen en voorzieningen en de te hanteren organisatorische maatregelen en faciliteiten niet tot een verwaarloosbaar bodemrisico (bodemrisico categorie A) zullen leiden. De aangevraagde activiteiten kunnen als regulier voor de agrarische bedrijfstak worden aangemerkt. De te treffen voorzieningen om tot een verwaarloosbaar risico op bodemverontreiniging te komen, zijn standaard. Daar waar nodig is dit in de voorschriften opgenomen.