Context. De terugbetaling van geneesmiddelen ingeschreven in Hoofdstuk IV/VIII, is onderworpen aan voorwaarden, die worden opgelegd om medische en/of budgettaire redenen. Dit betekent dat de terugbetaling beperkt wordt tot bepaalde indicaties, doelgroepen van patiënten of leeftijd, … Bovendien is de vergoedbaarheid doorgaans afhankelijk van een voorafgaande machtiging (de zogenaamde “a priori controle”) van de adviserend arts van het ziekenfonds en/of van een beoordeling van een college van artsen. Historisch werden de teksten van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden van farmaceutische specialiteiten opgebouwd met het oog op de hoger vermelde ‘a priori’ controle door de adviserend-artsen van die voorwaarden. Deze teksten werden bijgevolg niet of niet noodzakelijk op een gestandaardiseerde en gestructureerde manier opgesteld en kunnen leiden tot een significante administratieve belasting van de behandelende arts voor wat betreft het aanvragen van de vergoeding voor dit type geneesmiddelen, van de adviserend-artsen van de verzekeringsinstellingen voor de verwerking van deze aanvragen en van de patiënten voor het beheren van de verschillende types papieren machtigingen. In de praktijk kunnen er vandaag twee types Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden onderscheiden worden: - voorwaarden die een verificatie, maar géén beoordeling vergen om vast te stellen of de patiënt eraan voldoet. Deze voorwaarden zijn ja/neen-beslissingen en de controle ervan kan bijgevolg geautomatiseerd worden. Voorbeelden zijn leeftijd, geslacht, grenswaarden voor bloedspiegels, resultaten van diagnoses, ...; - voorwaarden die een beoordeling vergen door een adviserend-arts of door een college van artsen (weescolleges) van de klinische toestand van de patiënt. Voor beide types kan gelden dat de ‘detailinformatie’ van de aanvraag: - niet dient worden overgemaakt aan de adviserend-arts, maar ‘ter beschikking wordt gehouden’; - a priori wordt overgemaakt aan de adviserend-arts, voor beoordeling. Afgelopen jaren heeft de verdere digitalisering van de terugbetalingsprocedure voor Hoofdstuk IV/VIII geneesmiddelen een efficiëntere uitwisseling van informatie mogelijk gemaakt: - Tussen de aanvragende arts en de adviserend-arts van de verzekeringsinstellingen (= aanvraag tot machtiging); - Tussen de verzekeringsinstelling en de patiënt (= de machtiging); - Tussen de patiënt en de apotheker (= de machtiging); - Tussen de apotheker en de tariferingsdienst/verzekeringsinstelling (= de machtiging). Voor het eerste aspect werden de aanvraagformulieren voor de geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ elektronisch beschikbaar gesteld om een papieren aanvraag toe te laten. Daarnaast bestaat er de CIVARS webtoepassing die een volledig elektronische aanvraag mogelijk maakt. Deze online toepassing is vandaag nog opgebouwd rond de huidige structuur van de Hoofdstuk IV/VIII-teksten. Voor het tweede aspect werden verschillende procestypes ontwikkeld, waarbij voor een aantal procestypes de goedkeuring van de machtiging onmiddellijk (geautomatiseerd) gebeurt en elektronisch en fysiek aan de patiënt wordt gecommuniceerd. Voor de laatste drie aspecten werden intussen belangrijke stappen gerealiseerd. De gegevens van de verzekerbaarheid van de patiënten worden door de verzekeringsinstelling zichtbaar gemaakt voor de apotheker via MyCareNet. Machtigingen zijn gedigitaliseerd beschikbaar en kunnen via MyCareNet geconsulteerd worden. Doorgedreven digitalisering en het ‘only once principe’ geven de mogelijkheid om de administratieve overlast grotendeels weg te werken uit de Hoofdstuk IV/VIII procedure. Tegelijkertijd worden er opportuniteiten gecreëerd voor het verzamelen van ‘Real World Data’ op grote schaal, die een permanente en tijdige evaluatie van het geneesmiddelenbeleid mogelijk maken. Dit ‘neveneffect’ hangt nauw samen met de gebruikte techniek voor de vergoedingsaanvragen Hoofdstuk IV/VIII: de registratie van medische gegevens door de voorschrijvende arts in het dossier van de patiënt (EPD), in registers ofwel via het (elektronisch) aanvraagformulier. Informatie uit aanvragen voor machtigingen moet echter gestandaardiseerd en gestructureerd kunnen worden en ofwel actief worden doorgestuurd naar registers, ofwel (indien ze ‘ter beschikking wordt gehouden’) op aanvraag worden verzameld in ‘virtuele’ registers om ‘Real World Evidence’ mee te genereren. De kennis die hiermee verzameld wordt kan op haar beurt dan weer gebruikt worden om de toegankelijkheid tot therapieën te optimaliseren (bijvoorbeeld doelgroepen te verfijnen of uit te breiden, duurtijd/ dosering te optimaliseren), om wetenschappelijk onderzoek op uit te voeren, om richtlijnen op te stellen, in het kader van artikel 111-overeenkomsten e.a., … Deze aanpak werd in de praktijk al gerealiseerd in de reumatologie met de TARDIS toepassing. Het doel van elke administratieve vereenvoudiging moet het verkleinen (of wegnemen) zijn van de administratieve belasting van voorschrijvers en patiënten. Dit houdt bijgevolg ook in dat de herhaaldelijke registratie van de beschikbare informatie maximaal vermeden moet worden (‘only once principe’). Toegepast op Hoofdstuk IV/VIII betekent dit onder andere dat er naar gestreefd moet worden om te vermijden een actieve input aan de arts te vragen van informatie die al elektronisch beschikbaar is. In het elektronisch patiëntendossier (EPD) is bijvoorbeeld reeds de nodige informatie beschikbaar omtrent geslacht, leeftijd, co-medicatie, diagnostische info, laboratoriumwaarden, ... In principe zou enkel de specifieke informatie die nog niet beschikbaar is in het EPD actief moeten worden toegevoegd. Alle noodzakelijke informatie voor de beoordeling kan dan via de software van de voorschrijver geautomatiseerd uit het dossier worden geoogst wanneer noodzakelijk – voor een beoordeling a priori – of wenselijk – voor een controle a posteriori. Om een dergelijke automatisering en digitalisering (ontwikkeling IT oplossingen) mogelijk te maken, is ook hier een standaardisatie en structurering van informatie noodzakelijk. Initieel werd SAMv1 ontwikkeld als referentiedatabank om de Hoofdstuk IV/VIII-teksten gestructureerd op te slaan en elektronische aanvragen voor een tegemoetkoming voor deze farmaceutische specialiteiten mogelijk te maken ofwel via de online webtoepassing ‘CIVARS’ ofwel via integratie in de software van de artsen. In een tweede stap werd deze SAMv1-databank geïntegreerd in de globale SAMv2-databank. SAMv2, de authentieke bron geneesmiddelen, is de referentiedatabank voor de ondersteuning van het volledige geneesmiddelenproces, zoals bijvoorbeeld het elektronisch voorschrift. Er werd echter vastgesteld dat de huidige structurering en standaardisering van de Hoofdstuk IV/VIII teksten niet toelaten om een doorgedreven administratieve vereenvoudiging door te voeren. Daarom werd begin 2020 beslist om het roer om te gooien. Er werd voorgesteld om voortbouwend op de bestaande expertise een Hoofdstuk IV/VIII-databank en IT-applicatie te ontwikkelen die deze administratieve vereenvoudiging wél toelaten, die voldoende toekomstgericht is en die eveneens gelinkt zal worden aan SAMv2. Dit project beoogt de rationalisering en heroriëntering van de voorwaardelijke vergoeding van geneesmiddelen via Hoofdstuk IV/VIII en kadert binnen eerdere initiatieven genomen in de Medicomut rond administratieve vereenvoudiging. Concreet wil het RIZIV binnen de looptijd van deze bestuursovereenkomst de terugbetalingsprocedure van geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ laten evolueren van een (louter) ‘a priori’ controlesysteem naar een data collecte en permanent evaluatiesysteem voor de aanpassing van de vergoedingscriteria. Deze hervorming zal gebeuren door de doorgedreven digitalisering van de Hoofdstuk IV/VIII procedure (o.a. integratie van de Hoofdstuk IV/VIII teksten in SAMv2 met link naar de CIVARS webtoepassing en de CTG applicatie) en de verdere uitbreiding van de TARDIS-benadering: de ontwikkeling van een gestandaardiseerde structuur voor de vergoedingsvoorwaarden Hoofdstuk IV/VIII en de creatie van virtuele registers. Het toekomstscenario voor de vergoeding van de geneesmiddelen Hoofdstuk IV/VIII zal stapsgewijs vorm krijgen. Na goedkeuring, zal in fase 3 overgegaan worden tot de systematische vertaling en inkanteling van de bestaande en de nieuwe Hoofdstuk IV/VIII-teksten in de gestandaardiseerde structuur. De volledige herschrijving van de vergoedingsvoorwaarden van de geneesmiddelen ingeschreven in ‘Hoofdstuk IV/VIII’ zal een tweetal jaren in beslag nemen. In parallel zal het RIZIV een IT-applicatie ontwikkelen die de beslisboom van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingswaarden integreert in de bestaande CTG applicatie, die het besluitvormingsproces rond de vergoeding van geneesmiddelen ondersteunt. De nieuwe IT-applicatie zal ervoor zorgen dat deze beslisboom vertaald wordt naar een Hoofdstuk IV/VIII-tekst waarbij de voorwaarden in een gestandaardiseerde structuur worden weergegeven, zodat de opbouw voor elke Hoofdstuk IV/VIII-tekst dezelfde zal zijn, wanneer een nieuw vergoedingsvoorstel wordt opgesteld of wordt aangepast in het kader van een CTG procedure. De slotfase, de integratie van de nieuwe IT-applicatie in de voorschrijfmodules van de softwarepakketten van de artsen/voorschrijvers valt buiten de scope en looptijd van deze overeenkomst.
Appears in 1 contract
Samples: Bestuursovereenkomst
Context. De terugbetaling Arbeidsongeschiktheid en re-integratie worden multifactorieel bepaald. Cf. het ICF-model en het Sherbrooke-model. Naast medische factoren zoals letsels, functionele stoornissen, diagnose en therapie, zijn niet-medisch factoren zoals het opleidingsniveau van geneesmiddelen ingeschreven in Hoofdstuk IV/VIIIde verzekerde, is onderworpen aan voorwaardenzijn socio-familiale context, die worden opgelegd de specifieke arbeidsomstandigheden, de beroepencategorie, de referentieberoepen,… minstens even belangrijk. Door de adviserend arts te omringen met een multidisciplinair team en hen de mogelijkheid te geven om medische en/of budgettaire redenen. Dit betekent dat van bij de terugbetaling beperkt wordt tot bepaalde indicatiesaanvang van de arbeidsongeschiktheid alle aspecten van arbeidsongeschiktheid en re-integratie multidisciplinair te benaderen, doelgroepen kan de kwaliteit van patiënten of leeftijd, … Bovendien is de vergoedbaarheid doorgaans afhankelijk van een voorafgaande machtiging (de zogenaamde “a priori controle”) beslissingen van de adviserend arts worden verbeterd, kunnen de toegewezen middelen efficiënter worden gebruikt en kan een geïntegreerde zorg worden geboden aan de arbeidsongeschikt erkende verzekerden. De benadering van ‘geïntegreerde zorg’ veronderstelt : • het ziekenfonds en/of ontwikkelen van een beoordeling visie rond multidisciplinair werken binnen de verzekeringsinstellingen. • het installeren van een college van artsen. Historisch werden multidisciplinair team dat de teksten van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden van farmaceutische specialiteiten opgebouwd met adviserend arts kan bijstaan bij het oog op de hoger vermelde ‘a priori’ controle door de adviserend-artsen van die voorwaarden. Deze teksten werden bijgevolg niet of niet noodzakelijk op een gestandaardiseerde opsporen en gestructureerde manier opgesteld en kunnen leiden tot een significante administratieve belasting van de behandelende arts voor wat betreft het aanvragen van de vergoeding voor dit type geneesmiddelen, van de adviserend-artsen van de verzekeringsinstellingen voor de verwerking van deze aanvragen en van de patiënten voor het beheren van de verschillende types papieren machtigingenmedische en niet-medische factoren die de arbeidsongeschiktheid en de re- integratie beïnvloeden, en die bevorderend of belemmerend kunnen zijn. In • het opstellen van richtlijnen, vastgelegd door het Beheerscomité van de praktijk kunnen er vandaag twee types Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden onderscheiden worden: - voorwaarden die een verificatie, maar géén beoordeling vergen om vast te stellen of de patiënt eraan voldoetDienst voor Uitkeringen. Deze voorwaarden zijn ja/neen-beslissingen en richtlijnen beschrijven onder meer: − de controle ervan kan bijgevolg geautomatiseerd worden. Voorbeelden zijn leeftijd, geslacht, grenswaarden voor bloedspiegels, resultaten van diagnoses, ...; - voorwaarden die een beoordeling vergen door een adviserend-arts of door een college van artsen (weescolleges) taken van de klinische toestand verschillende leden van het multidisciplinair team, − de patiënt. Voor beide types kan gelden dat te volgen procedures, − de ‘detailinformatie’ samenwerking van het multidisciplinair team met de aanvraag: - niet dient worden overgemaakt aan de adviserend-arts, maar ‘ter beschikking wordt gehouden’; - a priori wordt overgemaakt aan de adviserend-arts, voor beoordeling. Afgelopen jaren heeft de verdere digitalisering van de terugbetalingsprocedure voor Hoofdstuk IV/VIII geneesmiddelen een efficiëntere uitwisseling van informatie mogelijk gemaakt: - Tussen de aanvragende adviserend arts en de adviserend-arts GRI, − tools om de functionele capaciteiten te evalueren. Bij het evalueren van de verzekeringsinstellingen (= aanvraag tot machtiging); - Tussen functionele capaciteiten moeten de verzekeringsinstelling inspanningen die andere instellingen en de patiënt (= de machtiging); - Tussen de patiënt en de apotheker (= de machtiging); - Tussen de apotheker en de tariferingsdienst/verzekeringsinstelling (= de machtiging). Voor het eerste aspect werden de aanvraagformulieren voor de geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ elektronisch beschikbaar gesteld om een papieren aanvraag toe te laten. Daarnaast bestaat er de CIVARS webtoepassing die een volledig elektronische aanvraag mogelijk maakt. Deze online toepassing is vandaag nog opgebouwd rond de huidige structuur van de Hoofdstuk IV/VIII-teksten. Voor het tweede aspect werden verschillende procestypes ontwikkeld, waarbij voor een aantal procestypes de goedkeuring van de machtiging onmiddellijk (geautomatiseerd) gebeurt en elektronisch en fysiek aan de patiënt wordt gecommuniceerd. Voor de laatste drie aspecten werden intussen belangrijke stappen gerealiseerd. De gegevens van de verzekerbaarheid van de patiënten worden door de verzekeringsinstelling zichtbaar gemaakt voor de apotheker via MyCareNet. Machtigingen zijn gedigitaliseerd beschikbaar en kunnen via MyCareNet geconsulteerd worden. Doorgedreven digitalisering en het ‘only once principe’ geven de mogelijkheid om de administratieve overlast grotendeels weg te werken uit de Hoofdstuk IV/VIII procedure. Tegelijkertijd worden er opportuniteiten gecreëerd voor het verzamelen van ‘Real World Data’ op grote schaal, die een permanente en tijdige evaluatie van het geneesmiddelenbeleid mogelijk maken. Dit ‘neveneffect’ hangt nauw samen met de gebruikte techniek voor de vergoedingsaanvragen Hoofdstuk IV/VIII: de registratie van medische gegevens door de voorschrijvende arts in het dossier van de patiënt (EPD), in registers ofwel via het (elektronisch) aanvraagformulier. Informatie uit aanvragen voor machtigingen moet echter gestandaardiseerd en gestructureerd kunnen worden en ofwel actief worden doorgestuurd naar registers, ofwel (indien ze ‘ter beschikking wordt gehouden’) op aanvraag worden verzameld in ‘virtuele’ registers om ‘Real World Evidence’ mee te genereren. De kennis die hiermee verzameld wordt kan op haar beurt dan weer gebruikt worden om de toegankelijkheid tot therapieën te optimaliseren (bijvoorbeeld doelgroepen te verfijnen of uit te breiden, duurtijd/ dosering te optimaliseren), om wetenschappelijk onderzoek op uit te voeren, om richtlijnen op te stellen, in het kader van artikel 111-overeenkomsten e.a., … Deze aanpak werd in de praktijk al gerealiseerd in de reumatologie met de TARDIS toepassing. Het doel van elke administratieve vereenvoudiging moet het verkleinen (of wegnemen) zijn van de administratieve belasting van voorschrijvers en patiënten. Dit houdt bijgevolg ook in dat de herhaaldelijke registratie van de beschikbare informatie maximaal vermeden moet worden (‘only once principe’). Toegepast op Hoofdstuk IV/VIII betekent dit onder andere dat er naar gestreefd moet worden om te vermijden een actieve input aan de arts te vragen van informatie die al elektronisch beschikbaar is. In het elektronisch patiëntendossier (EPD) is bijvoorbeeld instanties reeds de nodige informatie beschikbaar omtrent geslacht, leeftijd, co-medicatie, diagnostische info, laboratoriumwaarden, ... In principe zou enkel de specifieke informatie die nog niet beschikbaar is in het EPD actief moeten worden toegevoegd. Alle noodzakelijke informatie voor de beoordeling kan dan via de software van de voorschrijver geautomatiseerd uit het dossier worden geoogst wanneer noodzakelijk – voor een beoordeling a priori – of wenselijk – voor een controle a posteriori. Om een dergelijke automatisering en digitalisering (ontwikkeling IT oplossingen) mogelijk te maken, is ook hier een standaardisatie en structurering van informatie noodzakelijk. Initieel werd SAMv1 ontwikkeld als referentiedatabank om de Hoofdstuk IV/VIII-teksten gestructureerd op te slaan en elektronische aanvragen voor een tegemoetkoming voor deze farmaceutische specialiteiten mogelijk te maken ofwel via de online webtoepassing ‘CIVARS’ ofwel via integratie in de software van de artsen. In een tweede stap werd deze SAMv1-databank geïntegreerd in de globale SAMv2-databank. SAMv2, de authentieke bron geneesmiddelen, is de referentiedatabank voor de ondersteuning van het volledige geneesmiddelenproces, zoals bijvoorbeeld het elektronisch voorschrift. Er werd echter vastgesteld dat de huidige structurering en standaardisering van de Hoofdstuk IV/VIII teksten niet toelaten om een doorgedreven administratieve vereenvoudiging door te voeren. Daarom werd begin 2020 beslist om het roer om te gooien. Er werd voorgesteld om voortbouwend op de bestaande expertise een Hoofdstuk IV/VIII-databank en IT-applicatie te ontwikkelen die deze administratieve vereenvoudiging wél toelaten, die voldoende toekomstgericht is en die eveneens gelinkt zal worden aan SAMv2. Dit project beoogt de rationalisering en heroriëntering van de voorwaardelijke vergoeding van geneesmiddelen via Hoofdstuk IV/VIII en kadert binnen eerdere initiatieven genomen in de Medicomut rond administratieve vereenvoudiging. Concreet wil het RIZIV binnen de looptijd van deze bestuursovereenkomst de terugbetalingsprocedure van geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ laten evolueren van een (louter) ‘a priori’ controlesysteem naar een data collecte en permanent evaluatiesysteem voor de aanpassing van de vergoedingscriteria. Deze hervorming zal gebeuren door de doorgedreven digitalisering van de Hoofdstuk IV/VIII procedure hebben geleverd (o.a. revalidatiecentra) inzake re-integratie en RTW mee in aanmerking worden genomen, − de minimale gegevens inzake de multidisciplinaire behandeling van arbeidsongeschiktheid die de Hoofdstuk IV/VIII teksten in SAMv2 met link naar adviserend arts aan de CIVARS webtoepassing GRI moet meedelen, de inhoud van deze gegevens, evenals de nadere regels volgens dewelke en de CTG applicatie) en de verdere uitbreiding termijn waarbinnen deze gegevens moeten worden meegedeeld. De scope van de TARDIS-benadering: de ontwikkeling dit project beperkt zich tot het ontwikkelen van een gestandaardiseerde structuur voor visie rond multidisciplinair werken binnen de vergoedingsvoorwaarden Hoofdstuk IV/VIII verzekeringsinstellingen en de creatie het opstellen van virtuele registers. Het toekomstscenario voor de vergoeding van de geneesmiddelen Hoofdstuk IV/VIII zal stapsgewijs vorm krijgen. Na goedkeuring, zal in fase 3 overgegaan worden tot de systematische vertaling en inkanteling van de bestaande en de nieuwe Hoofdstuk IV/VIII-teksten in de gestandaardiseerde structuur. De volledige herschrijving van de vergoedingsvoorwaarden van de geneesmiddelen ingeschreven in ‘Hoofdstuk IV/VIII’ zal een tweetal jaren in beslag nemen. In parallel zal het RIZIV een IT-applicatie ontwikkelen die de beslisboom van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingswaarden integreert in de bestaande CTG applicatie, die het besluitvormingsproces rond de vergoeding van geneesmiddelen ondersteunt. De nieuwe IT-applicatie zal ervoor zorgen dat deze beslisboom vertaald wordt naar een Hoofdstuk IV/VIII-tekst waarbij de voorwaarden in een gestandaardiseerde structuur worden weergegeven, zodat de opbouw voor elke Hoofdstuk IV/VIII-tekst dezelfde zal zijn, wanneer een nieuw vergoedingsvoorstel wordt opgesteld of wordt aangepast in het kader van een CTG procedure. De slotfase, de integratie van de nieuwe IT-applicatie in de voorschrijfmodules van de softwarepakketten van de artsen/voorschrijvers valt buiten de scope en looptijd van deze overeenkomstbovenvermelde richtlijnen.
Appears in 1 contract
Samples: Bestuursovereenkomst
Context. De terugbetaling Het doel van geneesmiddelen ingeschreven artikel 14 uit de Bestuursovereenkomst 2006-2008 was het ontwikkelen van indicatoren in Hoofdstuk IV/VIII, is onderworpen aan voorwaarden, primaire arbeidsongeschiktheid (PAO) die worden opgelegd om medische en/of budgettaire redenenhet de Dienst Geneeskundige Evaluatie en Controle (DGEC) mogelijk moet maken doelgerichte en kwaliteitsvolle controles uit te voeren (cf. Dit betekent dat de terugbetaling beperkt wordt tot bepaalde indicaties, doelgroepen van patiënten of leeftijd, … Bovendien is de vergoedbaarheid doorgaans afhankelijk van een voorafgaande machtiging (de zogenaamde “a priori controle”) artikel 27 van de adviserend arts Bestuursovereenkomst 2006-2008). Concreet moesten statistieken worden opgemaakt met o.m. het aantal dagen PAO die door de VI op het niveau van het ziekenfonds en/of van een beoordeling van een college van artsenverbond worden meegedeeld. Historisch werden de teksten van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden van farmaceutische specialiteiten opgebouwd met het oog op de hoger vermelde ‘a priori’ controle door de adviserend-artsen van die voorwaarden. Deze teksten werden bijgevolg niet of niet noodzakelijk op een gestandaardiseerde en gestructureerde manier opgesteld en kunnen leiden tot een significante administratieve belasting van de behandelende arts voor wat betreft het aanvragen van de vergoeding voor dit type geneesmiddelen, van de adviserend-artsen van de verzekeringsinstellingen voor de verwerking De resultaten van deze aanvragen en van de patiënten voor het beheren van de verschillende types papieren machtigingen. In de praktijk kunnen er vandaag twee types Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden onderscheiden worden: - voorwaarden die een verificatie, maar géén beoordeling vergen om vast te stellen of de patiënt eraan voldoet. Deze voorwaarden zijn ja/neen-beslissingen en de controle ervan kan bijgevolg geautomatiseerd worden. Voorbeelden zijn leeftijd, geslacht, grenswaarden voor bloedspiegels, resultaten van diagnoses, ...; - voorwaarden die een beoordeling vergen door een adviserend-arts of door een college van artsen (weescolleges) van de klinische toestand van de patiënt. Voor beide types kan gelden dat de ‘detailinformatie’ van de aanvraag: - niet dient statistieken worden overgemaakt aan de adviserend-artsdienst DGEC, maar ‘ter beschikking wordt gehouden’; - a priori wordt overgemaakt aan die de adviserend-arts, voor beoordeling. Afgelopen jaren heeft de verdere digitalisering gegevens kan vergelijken met haar eigen bestanden van de terugbetalingsprocedure voor Hoofdstuk IV/VIII geneesmiddelen een efficiëntere uitwisseling van informatie mogelijk gemaakt: - Tussen de aanvragende arts en de adviserend-arts van de verzekeringsinstellingen (= aanvraag tot machtiging); - Tussen de verzekeringsinstelling en de patiënt (= de machtiging); - Tussen de patiënt en de apotheker (= de machtiging); - Tussen de apotheker en de tariferingsdienst/verzekeringsinstelling (= de machtiging). Voor het eerste aspect werden de aanvraagformulieren voor de geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ elektronisch beschikbaar gesteld om een papieren aanvraag toe te laten. Daarnaast bestaat er de CIVARS webtoepassing die een volledig elektronische aanvraag mogelijk maakt. Deze online toepassing is vandaag nog opgebouwd rond de huidige structuur van de Hoofdstuk IV/VIII-teksten. Voor het tweede aspect werden verschillende procestypes ontwikkeld, waarbij voor een aantal procestypes de goedkeuring van de machtiging onmiddellijk (geautomatiseerd) gebeurt en elektronisch en fysiek aan de patiënt wordt gecommuniceerdarbeidsongeschiktheid. Voor de laatste drie aspecten werden intussen belangrijke stappen gerealiseerdWijzigingsclausule worden twee actie-verbintenissen voorgesteld die voortbouwen op artikel 14. De Een eerste actie-verbintenis betreft het verbeteren van de exploitatie van de PAO- statistieken door het opmaken en beschikbaar stellen van een rapport dat op synthetische wijze de resultaten van de statistieken beschrijft, met inbegrip van een overzicht van de statistische evolutie doorheen de tijd. Dit rapport zal worden toegevoegd aan de statistische cijfers die aan de DGEC worden overgemaakt en heeft enkel tot doel de feitelijke evoluties te beschrijven, zonder daarbij naar verklarende variabelen te zoeken. Een tweede actie-verbintenis past binnen twee ambities van de Dienst Uitkeringen op langere termijn: ▪ Individualiseren van de boekhoudkundige gegevens primaire arbeidsongeschiktheid ▪ Uitvoeren van een studie omtrent de verklarende factoren die aan de basis liggen van de evolutie van het aantal gevallen en uitkeringsdagen in primaire arbeidsongeschiktheid. Deze ambities zijn binnen de huidige bezetting binnen de dienst niet realiseerbaar op korte termijn. In de loop van 2009 zal de verklarende studie wel reeds worden voorbereid door het opstellen van een onderzoeksontwerp waarbij volgende elementen onderzocht zullen worden. ▪ Wat zal het doel zijn van de studie naar de verklarende factoren voor de evoluties op vlak van primaire arbeidsongeschiktheid? Welke elementen en verklarende variabelen kunnen in deze studie onderzocht te worden? Daarbij wordt – wat de Dienst Uitkeringen betreft – alvast gedacht aan demografische evoluties, sociaal-economische evoluties, enz. ▪ Welke gegevens zijn in het RIZIV reeds beschikbaar voor het uitvoeren van deze studie? En welke bijkomende gegevens en gegevensbronnen (interne of externe databanken, gegevens van de verzekerbaarheid VI, enz.) zijn noodzakelijk voor het uitvoeren van de patiënten worden door de verzekeringsinstelling zichtbaar gemaakt voor de apotheker via MyCareNet. Machtigingen zijn gedigitaliseerd beschikbaar en kunnen via MyCareNet geconsulteerd worden. Doorgedreven digitalisering studie en het ‘only once principe’ geven individualiseren van de mogelijkheid gegevens primaire arbeidsongeschiktheid? In dit verband zullen in de loop van 2009 reeds verkennende gesprekken worden gevoerd met de Landsbonden om na te gaan welke bijkomende gegevens eventueel door hen kunnen worden aangeleverd en binnen welke termijn. Afhankelijk van de mogelijkheden terzake kan worden bepaald wat een realistische termijn is voor het uitvoeren van de studie. ▪ Welke bijkomende inspanningen dienen er te gebeuren op informatica- en personeelsvlak om de administratieve overlast grotendeels weg verbintenissen te werken uit realiseren? Afhankelijk van de Hoofdstuk IV/VIII procedure. Tegelijkertijd mogelijkheden terzake kan worden er opportuniteiten gecreëerd bepaald wat een realistische termijn is voor het verzamelen van ‘Real World Data’ op grote schaal, die een permanente en tijdige evaluatie van het geneesmiddelenbeleid mogelijk maken. Dit ‘neveneffect’ hangt nauw samen met de gebruikte techniek voor de vergoedingsaanvragen Hoofdstuk IV/VIII: de registratie van medische gegevens door de voorschrijvende arts in het dossier uitvoeren van de patiënt (EPD), in registers ofwel via het (elektronisch) aanvraagformulier. Informatie uit aanvragen voor machtigingen moet echter gestandaardiseerd en gestructureerd kunnen worden en ofwel actief worden doorgestuurd naar registers, ofwel (indien ze ‘ter beschikking wordt gehouden’) op aanvraag worden verzameld in ‘virtuele’ registers om ‘Real World Evidence’ mee te genereren. De kennis die hiermee verzameld wordt kan op haar beurt dan weer gebruikt worden om de toegankelijkheid tot therapieën te optimaliseren (bijvoorbeeld doelgroepen te verfijnen of uit te breiden, duurtijd/ dosering te optimaliseren), om wetenschappelijk onderzoek op uit te voeren, om richtlijnen op te stellen, in het kader van artikel 111-overeenkomsten e.astudie., … Deze aanpak werd in de praktijk al gerealiseerd in de reumatologie met de TARDIS toepassing. Het doel van elke administratieve vereenvoudiging moet het verkleinen (of wegnemen) zijn van de administratieve belasting van voorschrijvers en patiënten. Dit houdt bijgevolg ook in dat de herhaaldelijke registratie van de beschikbare informatie maximaal vermeden moet worden (‘only once principe’). Toegepast op Hoofdstuk IV/VIII betekent dit onder andere dat er naar gestreefd moet worden om te vermijden een actieve input aan de arts te vragen van informatie die al elektronisch beschikbaar is. In het elektronisch patiëntendossier (EPD) is bijvoorbeeld reeds de nodige informatie beschikbaar omtrent geslacht, leeftijd, co-medicatie, diagnostische info, laboratoriumwaarden, ... In principe zou enkel de specifieke informatie die nog niet beschikbaar is in het EPD actief moeten worden toegevoegd. Alle noodzakelijke informatie voor de beoordeling kan dan via de software van de voorschrijver geautomatiseerd uit het dossier worden geoogst wanneer noodzakelijk – voor een beoordeling a priori – of wenselijk – voor een controle a posteriori. Om een dergelijke automatisering en digitalisering (ontwikkeling IT oplossingen) mogelijk te maken, is ook hier een standaardisatie en structurering van informatie noodzakelijk. Initieel werd SAMv1 ontwikkeld als referentiedatabank om de Hoofdstuk IV/VIII-teksten gestructureerd op te slaan en elektronische aanvragen voor een tegemoetkoming voor deze farmaceutische specialiteiten mogelijk te maken ofwel via de online webtoepassing ‘CIVARS’ ofwel via integratie in de software van de artsen. In een tweede stap werd deze SAMv1-databank geïntegreerd in de globale SAMv2-databank. SAMv2, de authentieke bron geneesmiddelen, is de referentiedatabank voor de ondersteuning van het volledige geneesmiddelenproces, zoals bijvoorbeeld het elektronisch voorschrift. Er werd echter vastgesteld dat de huidige structurering en standaardisering van de Hoofdstuk IV/VIII teksten niet toelaten om een doorgedreven administratieve vereenvoudiging door te voeren. Daarom werd begin 2020 beslist om het roer om te gooien. Er werd voorgesteld om voortbouwend op de bestaande expertise een Hoofdstuk IV/VIII-databank en IT-applicatie te ontwikkelen die deze administratieve vereenvoudiging wél toelaten, die voldoende toekomstgericht is en die eveneens gelinkt zal worden aan SAMv2. Dit project beoogt de rationalisering en heroriëntering van de voorwaardelijke vergoeding van geneesmiddelen via Hoofdstuk IV/VIII en kadert binnen eerdere initiatieven genomen in de Medicomut rond administratieve vereenvoudiging. Concreet wil het RIZIV binnen de looptijd van deze bestuursovereenkomst de terugbetalingsprocedure van geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ laten evolueren van een (louter) ‘a priori’ controlesysteem naar een data collecte en permanent evaluatiesysteem voor de aanpassing van de vergoedingscriteria. Deze hervorming zal gebeuren door de doorgedreven digitalisering van de Hoofdstuk IV/VIII procedure (o.a. integratie van de Hoofdstuk IV/VIII teksten in SAMv2 met link naar de CIVARS webtoepassing en de CTG applicatie) en de verdere uitbreiding van de TARDIS-benadering: de ontwikkeling van een gestandaardiseerde structuur voor de vergoedingsvoorwaarden Hoofdstuk IV/VIII en de creatie van virtuele registers. Het toekomstscenario voor de vergoeding van de geneesmiddelen Hoofdstuk IV/VIII zal stapsgewijs vorm krijgen. Na goedkeuring, zal in fase 3 overgegaan worden tot de systematische vertaling en inkanteling van de bestaande en de nieuwe Hoofdstuk IV/VIII-teksten in de gestandaardiseerde structuur. De volledige herschrijving van de vergoedingsvoorwaarden van de geneesmiddelen ingeschreven in ‘Hoofdstuk IV/VIII’ zal een tweetal jaren in beslag nemen. In parallel zal het RIZIV een IT-applicatie ontwikkelen die de beslisboom van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingswaarden integreert in de bestaande CTG applicatie, die het besluitvormingsproces rond de vergoeding van geneesmiddelen ondersteunt. De nieuwe IT-applicatie zal ervoor zorgen dat deze beslisboom vertaald wordt naar een Hoofdstuk IV/VIII-tekst waarbij de voorwaarden in een gestandaardiseerde structuur worden weergegeven, zodat de opbouw voor elke Hoofdstuk IV/VIII-tekst dezelfde zal zijn, wanneer een nieuw vergoedingsvoorstel wordt opgesteld of wordt aangepast in het kader van een CTG procedure. De slotfase, de integratie van de nieuwe IT-applicatie in de voorschrijfmodules van de softwarepakketten van de artsen/voorschrijvers valt buiten de scope en looptijd van deze overeenkomst.
Appears in 1 contract
Samples: Bestuursovereenkomst
Context. Dit project dient gezamenlijk met de DU en de DGEC te worden uitgewerkt. De terugbetaling van geneesmiddelen ingeschreven bestaande papierstroom is thans een dubbele stroom naar het RIZIV, enerzijds naar de provincies (DGEC) en anderzijds centraal naar de Dienst voor Uitkeringen. De overgang naar een elektronische gegevensstroom is niet onbelangrijk in Hoofdstuk IV/VIII, is onderworpen aan voorwaarden, die worden opgelegd om medische en/of budgettaire redenen. Dit betekent zin dat de terugbetaling beperkt wordt tot bepaalde indicaties, doelgroepen de papierstroom inzake hervatting van patiënten activiteiten jaarlijks min of leeftijd, … Bovendien is de vergoedbaarheid doorgaans afhankelijk van een voorafgaande machtiging (de zogenaamde “a priori controle”) meer 25.000 documenten omvat van de adviserend arts van het ziekenfonds en/of van een beoordeling van een college van artsen. Historisch werden de teksten kant van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden van farmaceutische specialiteiten opgebouwd Dienst voor Uitkeringen, met een equivalent op het oog op de hoger vermelde ‘a priori’ controle door de adviserend-artsen van die voorwaarden. Deze teksten werden bijgevolg niet of niet noodzakelijk op een gestandaardiseerde en gestructureerde manier opgesteld en kunnen leiden tot een significante administratieve belasting niveau van de behandelende arts Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle. Voor wat betreft het aanvragen percentage rechthebbenden van een toegelaten hervatting van de vergoeding activiteiten, verwijzen we naar de boordtabel in artikel 33 van voorliggend contract met betrekking tot de sociale wederopname van arbeidsongeschikte gerechtigden. Een gemeenschappelijke gegevensbank dient te worden opgebouwd zodat elke betrokken dienst hieruit volgens zijn eigen behoeften kan putten. De DGEC heeft deze gegevensbank nodig voor dit type geneesmiddelen, het consulteren van de adviserend-artsen gegevens daar waar de Dienst Uitkeringen deze gegevens meer voor statistische doelstellingen zal aanwenden. Bovendien kunnen deze gegevens in een later stadium mogelijk worden ingebracht in het elektronische invaliditeitsdossier. Volgende gegevens dienen te worden opgenomen: • Naam en voornaam • Landsbond en Ziekenfonds • Loontrekkende – Zelfstandigen (art. 100 – art. 23) • Nationaal nummer • Invaliditeitsnummer • Beroep • Type uitgeoefende activiteit • Begindatum ziekte • Begindatum en streefdatum van de toegelaten activiteit • Volume: - aantal dagen toegelaten arbeid per week, - aantal uren toegelaten arbeid per week De verschillende fasen in het project zijn de volgende: ✓ In overleg met alle betrokken diensten de minimale gegevens vastleggen die in de gegevensbank dienen te worden opgenomen. Onderhandelingen aanknopen enerzijds met de verzekeringsinstellingen over de wijze waarop de elektronische gegevensoverdracht dient te worden georganiseerd en anderzijds met de dienst ICT voor de verwerking van deze aanvragen en gegevens. ✓ Analyse van de patiënten voor het beheren van de verschillende types papieren machtigingen. In de praktijk kunnen er vandaag twee types Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden onderscheiden worden: - voorwaarden die een verificatie, maar géén beoordeling vergen om vast te stellen of de patiënt eraan voldoet. Deze voorwaarden zijn ja/neen-beslissingen en de controle ervan kan bijgevolg geautomatiseerd worden. Voorbeelden zijn leeftijd, geslacht, grenswaarden voor bloedspiegels, resultaten van diagnoses, ...; - voorwaarden die een beoordeling vergen door een adviserend-arts of door een college van artsen (weescolleges) van de klinische toestand van de patiënt. Voor beide types kan gelden dat de ‘detailinformatie’ van de aanvraag: - niet dient worden overgemaakt aan de adviserend-arts, maar ‘ter beschikking wordt gehouden’; - a priori wordt overgemaakt aan de adviserend-arts, voor beoordeling. Afgelopen jaren heeft de verdere digitalisering van de terugbetalingsprocedure voor Hoofdstuk IV/VIII geneesmiddelen een efficiëntere uitwisseling van informatie mogelijk gemaakt: - Tussen de aanvragende arts en de adviserend-arts van de verzekeringsinstellingen (= aanvraag tot machtiging); - Tussen de verzekeringsinstelling en de patiënt (= de machtiging); - Tussen de patiënt en de apotheker (= de machtiging); - Tussen de apotheker en de tariferingsdienst/verzekeringsinstelling (= de machtiging). Voor het eerste aspect werden de aanvraagformulieren voor de geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ elektronisch beschikbaar gesteld om een papieren aanvraag toe te laten. Daarnaast bestaat er de CIVARS webtoepassing die een volledig elektronische aanvraag mogelijk maakt. Deze online toepassing is vandaag nog opgebouwd rond de huidige structuur van de Hoofdstuk IV/VIII-teksten. Voor het tweede aspect werden verschillende procestypes ontwikkeld, waarbij voor een aantal procestypes de goedkeuring van de machtiging onmiddellijk (geautomatiseerd) gebeurt en elektronisch en fysiek aan de patiënt wordt gecommuniceerd. Voor de laatste drie aspecten werden intussen belangrijke stappen gerealiseerd. De gegevens van de verzekerbaarheid van de patiënten worden door de verzekeringsinstelling zichtbaar gemaakt voor de apotheker via MyCareNet. Machtigingen zijn gedigitaliseerd beschikbaar en kunnen via MyCareNet geconsulteerd worden. Doorgedreven digitalisering en het ‘only once principe’ geven de mogelijkheid om de administratieve overlast grotendeels weg te werken uit de Hoofdstuk IV/VIII procedure. Tegelijkertijd worden er opportuniteiten gecreëerd voor het verzamelen van ‘Real World Data’ op grote schaal, die een permanente en tijdige evaluatie van het geneesmiddelenbeleid mogelijk maken. Dit ‘neveneffect’ hangt nauw samen met de gebruikte techniek voor de vergoedingsaanvragen Hoofdstuk IV/VIII: de registratie van medische gegevens door de voorschrijvende arts in DGEC en de dienst voor uitkeringen met een verbetering van het dossier statistische materiaal betreffende “deeltijdse werkhervatting” als doelstelling. ✓ Opstarten van een feedback naar het Beheerscomité en de voogdijoverheid over het succes van de patiënt (EPD), in registers ofwel via het (elektronisch) aanvraagformulier. Informatie uit aanvragen voor machtigingen moet echter gestandaardiseerd en gestructureerd kunnen worden en ofwel actief worden doorgestuurd naar registers, ofwel (indien ze ‘ter beschikking wordt gehouden’) op aanvraag worden verzameld in ‘virtuele’ registers om ‘Real World Evidence’ mee te genereren. De kennis die hiermee verzameld wordt kan op haar beurt dan weer gebruikt worden om maatregelen aangaande de toegankelijkheid tot therapieën te optimaliseren (bijvoorbeeld doelgroepen te verfijnen of uit te breiden, duurtijd/ dosering te optimaliseren), om wetenschappelijk onderzoek op uit te voeren, om richtlijnen op te stellen, in het kader van artikel 111-overeenkomsten e.a., … Deze aanpak werd in de praktijk al gerealiseerd in de reumatologie met de TARDIS toepassing. Het doel van elke administratieve vereenvoudiging moet het verkleinen (of wegnemen) zijn van de administratieve belasting van voorschrijvers en patiënten. Dit houdt bijgevolg ook in dat de herhaaldelijke registratie van de beschikbare informatie maximaal vermeden moet worden (‘only once principe’). Toegepast op Hoofdstuk IV/VIII betekent dit onder andere dat er naar gestreefd moet worden om te vermijden een actieve input aan de arts te vragen van informatie die al elektronisch beschikbaar is. In het elektronisch patiëntendossier (EPD) is bijvoorbeeld reeds de nodige informatie beschikbaar omtrent geslacht, leeftijd, co-medicatie, diagnostische info, laboratoriumwaarden, ... In principe zou enkel de specifieke informatie die nog niet beschikbaar is in het EPD actief moeten worden toegevoegd. Alle noodzakelijke informatie voor de beoordeling kan dan via de software van de voorschrijver geautomatiseerd uit het dossier worden geoogst wanneer noodzakelijk – voor een beoordeling a priori – of wenselijk – voor een controle a posteriori. Om een dergelijke automatisering en digitalisering (ontwikkeling IT oplossingen) mogelijk te maken, is ook hier een standaardisatie en structurering van informatie noodzakelijk. Initieel werd SAMv1 ontwikkeld als referentiedatabank om de Hoofdstuk IV/VIII-teksten gestructureerd op te slaan en elektronische aanvragen voor een tegemoetkoming voor deze farmaceutische specialiteiten mogelijk te maken ofwel via de online webtoepassing ‘CIVARS’ ofwel via integratie in de software van de artsen. In een tweede stap werd deze SAMv1-databank geïntegreerd in de globale SAMv2-databank. SAMv2, de authentieke bron geneesmiddelen, is de referentiedatabank voor de ondersteuning van het volledige geneesmiddelenproces, zoals bijvoorbeeld het elektronisch voorschrift. Er werd echter vastgesteld dat de huidige structurering en standaardisering van de Hoofdstuk IV/VIII teksten niet toelaten om een doorgedreven administratieve vereenvoudiging door te voeren. Daarom werd begin 2020 beslist om het roer om te gooien. Er werd voorgesteld om voortbouwend professionele reïntegratie op de bestaande expertise een Hoofdstuk IV/VIII-databank en IT-applicatie te ontwikkelen die deze administratieve vereenvoudiging wél toelaten, die voldoende toekomstgericht is en die eveneens gelinkt zal worden aan SAMv2. Dit project beoogt de rationalisering en heroriëntering van de voorwaardelijke vergoeding van geneesmiddelen via Hoofdstuk IV/VIII en kadert binnen eerdere initiatieven genomen in de Medicomut rond administratieve vereenvoudiging. Concreet wil het RIZIV binnen de looptijd van deze bestuursovereenkomst de terugbetalingsprocedure van geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ laten evolueren van een (louter) ‘a priori’ controlesysteem naar een data collecte en permanent evaluatiesysteem voor de aanpassing van de vergoedingscriteria. Deze hervorming zal gebeuren door de doorgedreven digitalisering van de Hoofdstuk IV/VIII procedure (o.a. integratie van de Hoofdstuk IV/VIII teksten in SAMv2 met link naar de CIVARS webtoepassing en de CTG applicatie) en de verdere uitbreiding van de TARDIS-benadering: de ontwikkeling van een gestandaardiseerde structuur voor de vergoedingsvoorwaarden Hoofdstuk IV/VIII en de creatie van virtuele registers. Het toekomstscenario voor de vergoeding van de geneesmiddelen Hoofdstuk IV/VIII zal stapsgewijs vorm krijgen. Na goedkeuring, zal in fase 3 overgegaan worden tot de systematische vertaling en inkanteling van de bestaande en de nieuwe Hoofdstuk IV/VIII-teksten in de gestandaardiseerde structuur. De volledige herschrijving van de vergoedingsvoorwaarden van de geneesmiddelen ingeschreven in ‘Hoofdstuk IV/VIII’ zal een tweetal jaren in beslag nemen. In parallel zal het RIZIV een IT-applicatie ontwikkelen die de beslisboom van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingswaarden integreert in de bestaande CTG applicatie, die het besluitvormingsproces rond de vergoeding van geneesmiddelen ondersteunt. De nieuwe IT-applicatie zal ervoor zorgen dat deze beslisboom vertaald wordt naar een Hoofdstuk IV/VIII-tekst waarbij de voorwaarden in een gestandaardiseerde structuur worden weergegeven, zodat de opbouw voor elke Hoofdstuk IV/VIII-tekst dezelfde zal zijn, wanneer een nieuw vergoedingsvoorstel wordt opgesteld of wordt aangepast in het kader van een CTG procedure. De slotfase, de integratie van de nieuwe IT-applicatie in de voorschrijfmodules van de softwarepakketten van de artsen/voorschrijvers valt buiten de scope en looptijd van deze overeenkomstarbeidsmarkt.
Appears in 1 contract
Samples: Bestuursovereenkomst
Context. De terugbetaling doelstelling beoogt het goed inlichten van geneesmiddelen ingeschreven in Hoofdstuk IV/VIII, is onderworpen aan voorwaarden, die worden opgelegd om medische en/of budgettaire redenende zorgverleners op het stuk van de organisatie van de door de ziekteverzekering terugbetaalde gezondheidszorg. Dit betekent dat de terugbetaling beperkt wordt tot bepaalde indicaties, doelgroepen van patiënten of leeftijd, … Bovendien is de vergoedbaarheid doorgaans afhankelijk van een voorafgaande machtiging (de zogenaamde “a priori controle”) van de adviserend arts van het ziekenfonds en/of van een beoordeling van een college van artsen. Historisch werden de teksten van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden van farmaceutische specialiteiten opgebouwd met het oog op de hoger vermelde ‘a priori’ controle door de adviserend-artsen van die voorwaarden. Deze teksten werden bijgevolg niet of niet noodzakelijk op een gestandaardiseerde en gestructureerde manier opgesteld en kunnen leiden tot een significante administratieve belasting van de behandelende arts voor wat betreft het aanvragen van de vergoeding voor dit type geneesmiddelen, van de adviserend-artsen van de verzekeringsinstellingen voor de verwerking van deze aanvragen en van de patiënten voor het beheren van de verschillende types papieren machtigingen. In de praktijk kunnen er vandaag twee types Hoofdstuk IV/VIII vergoedingsvoorwaarden onderscheiden worden: - voorwaarden die een verificatie, maar géén beoordeling vergen om vast te stellen of de patiënt eraan voldoet. Deze voorwaarden zijn ja/neen-beslissingen en de controle ervan kan bijgevolg geautomatiseerd worden. Voorbeelden zijn leeftijd, geslacht, grenswaarden voor bloedspiegels, resultaten van diagnoses, ...; - voorwaarden die een beoordeling vergen door een adviserend-arts of door een college van artsen (weescolleges) van de klinische toestand van de patiënt. Voor beide types kan gelden dat de ‘detailinformatie’ van de aanvraag: - niet dient worden overgemaakt aan de adviserend-arts, maar ‘ter beschikking wordt gehouden’; - a priori wordt overgemaakt aan de adviserend-arts, voor beoordeling. Afgelopen jaren heeft de verdere digitalisering van de terugbetalingsprocedure voor Hoofdstuk IV/VIII geneesmiddelen een efficiëntere uitwisseling van informatie mogelijk gemaakt: - Tussen de aanvragende arts en de adviserend-arts van de verzekeringsinstellingen (= aanvraag tot machtiging); - Tussen de verzekeringsinstelling en de patiënt (= de machtiging); - Tussen de patiënt en de apotheker (= de machtiging); - Tussen de apotheker en de tariferingsdienst/verzekeringsinstelling (= de machtiging). Voor het eerste aspect werden de aanvraagformulieren voor de geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ elektronisch beschikbaar gesteld om een papieren aanvraag toe te laten. Daarnaast bestaat er de CIVARS webtoepassing die een volledig elektronische aanvraag mogelijk maakt. Deze online toepassing is vandaag nog opgebouwd rond de huidige structuur van de Hoofdstuk IV/VIII-teksten. Voor het tweede aspect werden verschillende procestypes ontwikkeld, waarbij voor een aantal procestypes de goedkeuring van de machtiging onmiddellijk (geautomatiseerd) gebeurt en elektronisch en fysiek aan de patiënt wordt gecommuniceerd. Voor de laatste drie aspecten werden intussen belangrijke stappen gerealiseerd. De gegevens van de verzekerbaarheid van de patiënten worden door de verzekeringsinstelling zichtbaar gemaakt voor de apotheker via MyCareNet. Machtigingen zijn gedigitaliseerd beschikbaar en kunnen via MyCareNet geconsulteerd worden. Doorgedreven digitalisering en het ‘only once principe’ geven de mogelijkheid om de administratieve overlast grotendeels weg te werken uit de Hoofdstuk IV/VIII procedure. Tegelijkertijd worden er opportuniteiten gecreëerd voor het verzamelen van ‘Real World Data’ op grote schaal, die een permanente en tijdige evaluatie van het geneesmiddelenbeleid mogelijk maken. Dit ‘neveneffect’ hangt nauw samen met de gebruikte techniek voor de vergoedingsaanvragen Hoofdstuk IV/VIII: de registratie van medische gegevens door de voorschrijvende arts in het dossier van de patiënt (EPD), in registers ofwel via het (elektronisch) aanvraagformulier. Informatie uit aanvragen voor machtigingen moet echter gestandaardiseerd en gestructureerd kunnen worden en ofwel actief worden doorgestuurd naar registers, ofwel (indien ze ‘ter beschikking wordt gehouden’) op aanvraag worden verzameld in ‘virtuele’ registers om ‘Real World Evidence’ mee te genereren. De kennis die hiermee verzameld wordt kan op haar beurt dan weer gebruikt worden om de toegankelijkheid tot therapieën te optimaliseren (bijvoorbeeld doelgroepen te verfijnen of uit te breiden, duurtijd/ dosering te optimaliseren), om wetenschappelijk onderzoek op uit te voeren, om richtlijnen op te stellen, in het kader van artikel 111-overeenkomsten e.a., … Deze aanpak werd in de praktijk al gerealiseerd in de reumatologie met de TARDIS toepassing. Het doel van elke administratieve vereenvoudiging moet het verkleinen (of wegnemen) zijn van de administratieve belasting van voorschrijvers en patiënten. Dit houdt bijgevolg ook in dat de herhaaldelijke registratie van de beschikbare informatie maximaal vermeden moet worden (‘only once principe’). Toegepast op Hoofdstuk IV/VIII betekent dit onder andere dat er naar gestreefd moet worden om te vermijden een actieve input aan de arts te vragen van informatie die al elektronisch beschikbaar is. In het elektronisch patiëntendossier (EPD) is bijvoorbeeld reeds de nodige informatie beschikbaar omtrent geslacht, leeftijd, co-medicatie, diagnostische info, laboratoriumwaarden, ... In principe zou enkel de specifieke informatie die nog niet beschikbaar is in het EPD actief moeten worden toegevoegd. Alle noodzakelijke informatie voor de beoordeling kan dan via de software van de voorschrijver geautomatiseerd uit het dossier worden geoogst wanneer noodzakelijk – voor een beoordeling a priori – of wenselijk – voor een controle a posteriori. Om een dergelijke automatisering en digitalisering (ontwikkeling IT oplossingen) mogelijk te maken, is ook hier een standaardisatie en structurering van informatie noodzakelijk. Initieel werd SAMv1 ontwikkeld als referentiedatabank om de Hoofdstuk IV/VIII-teksten gestructureerd op te slaan en elektronische aanvragen voor een tegemoetkoming voor deze farmaceutische specialiteiten mogelijk te maken ofwel via de online webtoepassing ‘CIVARS’ ofwel via integratie in de software van de artsen. In een tweede stap werd deze SAMv1-databank geïntegreerd in de globale SAMv2-databank. SAMv2, de authentieke bron geneesmiddelen, is de referentiedatabank voor de ondersteuning van het volledige geneesmiddelenproces, zoals bijvoorbeeld het elektronisch voorschrift. Er werd echter vastgesteld dat de huidige structurering en standaardisering van de Hoofdstuk IV/VIII teksten niet toelaten om een doorgedreven administratieve vereenvoudiging door te voeren. Daarom werd begin 2020 beslist om het roer om te gooien. Er werd voorgesteld om voortbouwend voorkomt inbreuken op de bestaande expertise regelgeving en heeft tot gevolg dat de toegekende middelen conform met de bedoelingen van de wetgever worden aangewend. De vaststellingen van de DGC duiden op het bestaan van deze inbreuken: Preventieve onderzoeken (fouten) Waarvan % louter reglementaire overtredingen Repressieve onderzoeken (fraude) 1997 837 77% 179 1998 1122 86% 159 1999 1089 80% 234 2000 1078 67% 162 De dienstverlening aan de zorgverlener bestaat erin dat hij, zonder alle wetteksten te moeten uitpluizen, een Hoofdstuk IV/VIII-databank en IT-applicatie te ontwikkelen die deze administratieve vereenvoudiging wél toelaten, die voldoende toekomstgericht is en die eveneens gelinkt zal worden aan SAMv2beter zicht krijgt op wat hij moet doen op administratief vlak. Dit project beoogt de rationalisering en heroriëntering brengt mee dat er minder overtredingen wegens onwetendheid zullen worden begaan. Dit leidt automatisch tot een meer eenvormige toepassing van de voorwaardelijke vergoeding wetsbepalingen. Het meedelen van geneesmiddelen via Hoofdstuk IV/VIII en kadert binnen eerdere initiatieven genomen in informatie zal gebeuren aan de Medicomut rond administratieve vereenvoudiging. Concreet wil het RIZIV binnen de looptijd hand van deze bestuursovereenkomst de terugbetalingsprocedure van geneesmiddelen ‘Hoofdstuk IV/VIII’ laten evolueren van modules die een (louter) ‘a priori’ controlesysteem naar een data collecte en permanent evaluatiesysteem voor de aanpassing bepaald domein van de vergoedingscriteriaregelgeving bestrijken. Deze hervorming zal gebeuren door modules worden opgesteld, verspreid tussen de doorgedreven digitalisering zorgverleners en ter beschikking gesteld van de Hoofdstuk IV/VIII procedure (o.aonderwijsinrichtingen die zorgverleners opleiden. integratie Gezien de frequente wijzigingen moeten de modules constant worden bijgehouden. Men kan een onderscheid maken in algemene modules die voor alle of grote categorieën zorgverleners nuttig zijn zoals: ▪ hoe moet men een getuigschrift voor verstrekte hulp opstellen? ▪ hoe moeten verstrekkingen aangerekend worden in een verzorgingsinstelling? ▪ hoe moet men een voorschrift opstellen? ▪ hoe moet het register van verstrekte zorgen worden opgesteld? ▪ hoe moeten radiologie en klinische biologie worden aangevraagd? ▪ voorstelling van het RIZIV; daarnaast bestaan specifieke modules die slechts voor een beperkte categorie zorgverleners van toepassing is: ▪ beschrijving van het gebruik van de Hoofdstuk IV/VIII teksten in SAMv2 met link naar de CIVARS webtoepassing en de CTG applicatie) en de verdere uitbreiding nomenclatuur huisarts; ▪ beschrijving van het gebruik van de TARDIS-benadering: de ontwikkeling nomenclatuur specialist; ▪ beschrijving van een gestandaardiseerde structuur voor de vergoedingsvoorwaarden Hoofdstuk IV/VIII en de creatie van virtuele registers. Het toekomstscenario voor de vergoeding het gebruik van de geneesmiddelen Hoofdstuk IV/VIII zal stapsgewijs vorm krijgen. Na goedkeuring, zal in fase 3 overgegaan worden tot de systematische vertaling en inkanteling nomenclatuur kinesitherapie; ▪ beschrijving van het gebruik van de bestaande en de nieuwe Hoofdstuk IV/VIII-teksten in de gestandaardiseerde structuurnomenclatuur verpleegkundige verzorging. De volledige herschrijving verspreiding van de vergoedingsvoorwaarden modules gebeurt ▪ via de onderwijsinrichtingen; ▪ door deelname van ambtenaren van de geneesmiddelen ingeschreven in ‘Hoofdstuk IV/VIII’ zal een tweetal jaren in beslag nemen. In parallel zal het RIZIV een IT-applicatie ontwikkelen die de beslisboom van de Hoofdstuk IV/VIII vergoedingswaarden integreert in de bestaande CTG applicatie, die het besluitvormingsproces rond de vergoeding van geneesmiddelen ondersteunt. De nieuwe IT-applicatie zal ervoor zorgen dat deze beslisboom vertaald wordt naar een Hoofdstuk IV/VIII-tekst waarbij de voorwaarden in een gestandaardiseerde structuur worden weergegeven, zodat de opbouw Dienst voor elke Hoofdstuk IV/VIII-tekst dezelfde zal zijn, wanneer een nieuw vergoedingsvoorstel wordt opgesteld of wordt aangepast in het kader van een CTG procedure. De slotfase, de integratie van de nieuwe IT-applicatie in de voorschrijfmodules van de softwarepakketten van de artsen/voorschrijvers valt buiten de scope geneeskundige controle (DGC) aan symposia; ▪ seminaries en looptijd van deze overeenkomstLok groepen; ▪ door opsturen op aanvraag; ▪ via internetsite.
Appears in 1 contract
Samples: Bestuursovereenkomst