Convenanten en zelfsturing. Het begrip convenant is van oorsprong een theologisch concept van He- breeuwse origine, dat met name in de reformatorische tradities een belang- rijke rol speelt. Het begrip slaat op een vrijwillig verbond, niet alleen tussen God en Zijn volk, maar ook tussen groepen (zoals werkgevers, werknemers, overheden, partijen, etc.) die allen een onafhankelijke status hebben. De Calvinistische rechtsgeleerde en staatsman Xxxxxxxx Xxxxxxxxx, die ook wel wordt gezien als de grondlegger van het beginsel van soevereiniteit in eigen kring, stelde dat alle groepen op convenanten zijn gebaseerd, van gezinnen tot vrije staten. In de reformatorische tradities speelt het convenant zo een centrale rol, omdat het convenant het belang van niet-hiërarchische, niet- gecentraliseerde, en relatief egalitaire groepsrelaties benadrukt, zelfs tussen ongelijke partijen (Elazar, 2000). In de afgelopen twintig jaar hebben convenanten een grote vlucht genomen in de bestuurspraktijk en het grote aantal afgesloten ‘arboconvenanten' is daar een voorbeeld van. Het is de uitdrukking van een bredere verschuiving van government naar governance, van een eenzijdige, hiërarchische aanstu- ring door een overheid (via wet –en regelgeving) naar ‘onderhandelend', ‘horizontaal' of ‘interactief' bestuur (Hoekema e.a., 1998; Xxxxxxxxxx, 0000x). In deze bestuursvormen proberen overheden samen met diverse groepen (organisaties, burgers) via diverse vormen van interactie (zoals bij- voorbeeld onderhandeling) een verbond te sluiten om een gewenste beleids- uitkomst te realiseren, op basis van wederzijds respect voor ieders identiteit. Convenanten vormen een contractuele neerslag van de interactie tussen overheid en andere actoren. Het bestuur laat zich hiermee op vrijwillige basis de handen binden (Stout, 1994, blz. 45). Echter niet alleen het bestuur, ook de andere convenantsluitende partijen zullen gebonden zijn aan het conve- nant. De vraag is waarom overheden en andere partijen zo'n wederzijdse vrijwilli- ge verplichting aangaan. In hoofdstuk 2 zijn de achtergronden geschetst van de grote toeloop naar het convenantenprogramma. Genoemd werden facto- ren als de urgentie van arboproblemen, de financiële bijdrage van de over- heid en het in eigen hand houden van het arbobeleid. Vanuit sommige bestuurskundige inzichten wordt verondersteld dat partijen dat alleen doen als er voor alle partijen een voordeel te behalen is, of als er sprake is van een wederzijdse afhankelijkheid (Stout, 1994, blz. 48). In re- gule...