Aanvraagprocedure De betrokken werknemersorganisatie zullen jaarlijks in november aan een werknemer die lid is van een vakorganisatie en heeft ingestemd met het verrekenen van de in dat jaar betaalde contributie een verklaring afgeven dat deze werknemer lid is van de werknemersorganisatie. In deze verklaring staan naam, adres, woonplaats, vestiging van bedrijf en de hoogte van de werkelijk betaalde contributie van dat betreffende kalenderjaar. De werknemer dient schriftelijk te verklaren door middel van het bijgevoegde declaratieformulier dat hij afstand doet van een deel van zijn loon van december, welk deel gelijk is aan de vergoeding voor de kosten die de werknemer in het betreffende kalenderjaar betaalt aan de werknemersorganisatie. Om aanspraak te kunnen maken op een vergoeding van de lidmaatschapskosten dient de werknemer uiterlijk op 25 november van het betreffende kalenderjaar het declaratieformulier en de verklaring van de betrokken werknemersorganisatie aan de werkgever te overleggen. Overschrijding van genoemde datum leidt tot uitsluiting van deelname.
Procedure na beëindiging A.4.1 Partijen zijn over en weer verplicht om na beëindiging van de Overeenkomst enig goed waarvan de andere Partij eigenaar of rechthebbende is en die bij de ene Partij in bezit is, onverwijld terug in het bezit te brengen van de andere Partij. Bepaalde goederen, zoals gegevens(dragers), kunnen ook worden gewist of vernietigd in plaats van teruggegeven, indien de rechthebbende partij daar Schriftelijk toestemming voor heeft gegeven. A.4.2 Alle door Opdrachtnemer verstrekte dan wel ingevoerde gegevens blijven te allen tijde eigendom van Opdrachtnemer. Opdrachtgever verkrijgt alleen een niet-exclusieve, overdraagbare licentie welke nodig is voor het uitvoeren van de Overeenkomst.
De procedure 1.1 Eisers hebben op 7 april 2016 deze procedure aanhangig gemaakt onder indiening van een memorie van eis. Daarin hebben zij het Scheidsgerecht verzocht om bij arbitraal vonnis: 1. de tussen partijen geldende – in de memorie van eis benoemde – overeenkomsten te ontbinden met ingang van een datum, gelegen zes maanden na de datum van de uitspraak van het scheidsgerecht; 2. voor recht te verklaren dat het MSB gehouden is de aan A. toekomende vergoeding uit hoofde van de met hem gesloten overeenkomst volledig en zonder enige korting door te betalen tot de datum van de sub 1 uit te spreken ontbinding van de overeenkomst; 3. voor recht te verklaren dat het MSB gehouden is op de datum als krachtens het onder 1 gevorderde bepaald aan A. een vergoeding te betalen op de voet van artikel 7 van de Ledenovereenkomst, te betalen op de in die overeenkomst voorgeschreven wijze, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf die datum tot aan de dag van algehele betaling; 4. aan B. een vergoeding toe te kennen terzake de voortijdige beëindiging van de overeenkomsten, tot een bedrag van € 1.050.000, althans een door het Scheidsgerecht in goede justitie te bepalen bedrag, te verhogen met wettelijke handelsrente vanaf de datum van indiening van deze memorie van eis tot aan de dag van algehele betaling; 5. het MSB te veroordelen aan B. een bedrag te betalen van € 22.455, verhoogd met wettelijke handelsrente vanaf de dag van verschuldigdheid, althans vanaf heden, en verhoogd met alle eventuele verdere onterechte inhoudingen vanaf 1 april 2016 tot de datum van ontbinding, eveneens verhoogd met rente zoals gevorderd; 6. alles met veroordeling van de stichting in de kosten van deze procedure, de kosten van de raadsman van X. en de buitengerechtelijke kosten daaronder begrepen. Bij de memorie van eis zijn producties gevoegd (genummerd 1–66). 1.2 Op 23 mei 2016 heeft de stichting een memorie van antwoord ingezonden. Zij heeft daarbij geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing, van alle vorderingen zoals ingesteld door eisers jegens de stichting, met veroordeling van eisers hoofdelijk in de kosten van dit arbitraal geding, de volledige kosten van rechtsbijstand daaronder begrepen, dan wel een door het Scheidsgerecht redelijk geachte tegemoetkoming in de kosten daarvan. Bij deze memorie van antwoord zijn producties gevoegd (genummerd 1–12, waarbij productie 1, zijnde een ‘historisch overzicht’, bestaat uit een aantal afzonderlijke producties genummerd 1–74). 1.3 Op dezelfde dag (23 mei 2016) heeft het MSB eveneens een memorie van antwoord ingediend, tevens houdende een ‘memorie in reconventie’. Het MSB heeft in conventie geconcludeerd tot afwijzingen van de vorderingen van eisers zoals genoemd onder 2, 4, 5 en 6, met veroordeling van A. en/of B. in de kosten van de procedure, niet zijnde de kosten van rechtsbijstand van het MSB. Daar tegenover erkent het MSB de gevorderde vergoeding onder 3 jegens B. van de waarde van de overdracht van de opdracht conform het daarover in de Ledenovereenkomst bepaalde. Tevens heeft het MSB erkend dat de huidige situatie ontbinding zoals door eiser gevorderd noodzakelijk maakt. In reconventie vordert het MSB van zijn kant ontbinding van de Ledenovereenkomst en wel per de door het Scheidsgerecht in redelijkheid vast te stellen, vroegst mogelijke datum na de uitspraak. Bij deze memories zijn eveneens producties gevoegd (genummerd 1–8, waarbij productie 1 bestaat uit een notitie van het bestuur van de vakgroep Cardiologie met afzonderlijke bijlagen, genummerd 1–16). 1.4 Op 21 juni 2016 hebben eisers verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie van het MSB met een verweerschrift in reconventie en akte in het geding brengen van stukken. Eisers hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in reconventie. Bij het verweerschrift in reconventie zijn producties gevoegd (genummerd 67–75). Tevens is op dezelfde dag separaat per e-mail een geluidsbestand ingezonden (ongenummerd). 1.5 Op dezelfde dag (21 juni 2016) heeft de stichting nadere stukken ingezonden, te weten aanvullende bijlagen bij productie 3 en een productie met nummer 13. 1.6 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 30 juni 2016. Aan de zijde van eisers waren aanwezig A. in persoon (en tevens namens B.), met zijn echtgenote en met de gemachtigde van eisers. Aan de zijde van de stichting waren aanwezig de heer prof. dr. X. (voorzitter van de raad van bestuur) en mevrouw mr. F. (juridisch adviseur), met de gemachtigde van de stichting. Aan de zijde van het MSB waren aanwezig de heren dr. G. en dr. X. (voorzitter respectievelijk vicevoorzitter), met de gemachtigde van het MSB. De partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht onder overlegging van pleitnota’s. 1.7 Tijdens de mondelinge behandeling hebben eisers onderdeel 4 van hun vordering verminderd in deze (beperkte) zin dat zij op dit punt niet de wettelijke handelsrente, maar de gewone wettelijke rente vorderen.
Interne klachtenprocedure Klachten die betrekking hebben op de totstandkoming en uitvoering van deze verzekering kunnen worden gericht aan: • Reaal Ter attentie van de afdeling Klachtenservice Xxxxxxxxxxxxxx 000 0000 XX Xxxxxxx Fax 072 - 000 00 00 E-mail xxxxxxxx@xxxxx.xx Klachten- en geschillenprocedure KiFiD Wanneer na het doorlopen van de interne klachtenprocedure het oordeel van de directie van de verzekeraar voor een belanghebbende niet bevredigend is én belanghebbende een consument is in de zin van de reglementen van het KiFiD, kan belanghebbende zich binnen drie maanden na de datum waarop de directie van de verzekeraar dit standpunt heeft ingenomen, wenden tot: • Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (‘KiFiD’) Xxxxxxx 00000 0000 XX Xxx Xxxx Telefoon 0900 - FKLACHT (0900 - 3552248) xxxxx.xx Voor meer informatie over de klachten- en geschillenprocedure en de daaraan verbonden kosten wordt verwezen naar (de website van) het KiFiD. Bevoegde rechter Als belanghebbende geen gebruik wil maken van de hiervoor genoemde klachtenbehandelingsmogelijkheden of wanneer de klachtenbehandeling of de uitkomst daarvan voor belanghebbende niet bevredigend is, kan belanghebbende het geschil inhoudelijk voorleggen aan de bevoegde rechter, tenzij er sprake is geweest van een bindend advies.
Klachtenprocedure 1. Klachten over de uitvoering van de Overeenkomst moeten Schriftelijk, volledig en duidelijk omschreven worden ingediend bij de Ondernemer. De Ouder moet de klacht indienen binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek in prestatie heeft ontdekt of redelijkerwijze had behoren te ontdekken, waarbij een klacht binnen een termijn van twee maanden na ontdekking tijdig is. 2. De Ondernemer behandelt de klacht overeenkomstig haar interne klachtenprocedure. Bij het opstellen of wijzigen van deze procedure heeft de Oudercommissie adviesrecht conform het bepaalde in de Wet Kinderopvang. 3. Indien de klacht niet in der minne kan worden opgelost ontstaat een geschil dat vatbaar is voor de geschillenregeling van artikel 20.
Beoordeling 1. Over de wijze waarop de werknemer zijn functie heeft uitgeoefend en over zijn gedragingen tijdens de uitoefening van die functie wordt periodiek een beoordeling opgemaakt. 2. De werkgever stelt regels vast voor beoordelingen. 3. De werknemer is verplicht de beoordeling voor gezien te ondertekenen.
interne klachtprocedure 5.1 Indien een cliënt het kantoor benadert met een Klacht, dan wordt de Klacht doorgeleid aan de Klachtenfunctionaris. 5.2 De Klachtenfunctionaris stelt degene over wie is geklaagd in kennis van het indienen van de Klacht en stelt de Klager. 5.3 Zowel de Klager als degene over wie wordt geklaagd worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op de Klacht. 5.4 Degene over wie is geklaagd tracht samen met de cliënt tot een oplossing te komen al dan niet na tussenkomst van de Klachtenfunctionaris. 5.5 De Klachtenfunctionaris handelt de Klacht af binnen vier weken na ontvangst van de Klacht of doet met opgave van redenen mededeling aan de Klager over afwijking van deze termijn met vermelding van de termijn waarbinnen wel een oordeel over de Klacht wordt gegeven. 5.6 De Klachtenfunctionaris stelt de Klager en degene over wie is geklaagd schriftelijk op de hoogte van het oordeel over de gegrondheid van de Klacht, al dan niet vergezeld van aanbevelingen. 5.7 Indien de Klacht naar tevredenheid is afgehandeld, tekenen de Klager, de Klachtenfunctionaris en degene over wie is geklaagd het oordeel over de afhandeling van de Klacht.
De beoordeling Welke vraag moet de commissie beantwoorden? 3.1 Alhoewel het partijdebat zich met name heeft toegespitst op de externe registraties, vat de commissie de klacht van de consument ook zo op dat zij ook de vraag moet beantwoorden of de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument in de interne registers mocht registreren.1 Daarmee hangt ook samen de vraag of de verzekeraar de verschillende verzekeringen mocht beëindigen en daarvan melding mocht maken in de verschillende registers. 3.2 De commissie is van oordeel dat de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument ten onrechte in de verschillende registers heeft opgenomen. Dat betekent dat de verzekeraar de registraties uit de registers moet verwijderen. Het oordeel van de commissie zal hierna worden toegelicht. Eerst zal het juridisch kader worden geschetst waarna de zaak aan de hand van dit toetsingskader zal worden beoordeeld. 3.3 Omdat deze registraties grote gevolgen hebben voor consumenten, is de commissie van oordeel dat verzekeraars niet zonder goede reden persoonsgegevens mogen opnemen in de genoemde registers. Er worden dan ook terecht hoge eisen gesteld aan die reden(en). De eisen voor registratie in het Incidentenregister en het EVR zijn opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: ‘het Protocol’, zie bijlage). 3.4 Artikel 5.2.1 van het Protocol bepaalt onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden opgenomen in het EVR. Vereist is dat er een zwaardere verdenking tegen de consument bestaat dan alleen maar een redelijk vermoeden van schuld aan de fraude, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Een strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene is niet vereist.2 Het uitgangspunt is dat de verzekeraar moet kunnen aantonen dat in voldoende mate vaststaat dat de gedraging van de consument de kwalificatie strafbaar feit kan dragen. Dit betekent dat alleen een verdenking van fraude niet genoeg is, hier moet ook enig bewijs voor zijn. De verzekeraar moet dus goede redenen hebben de gegevens te registreren en hij moet dat ook voldoende kunnen onderbouwen. Het is aan de verzekeraar te bewijzen dat hiervan sprake is. 1 Er is bij het invullen van het klachtformulier immers geen sprake van ‘het formuleren van een vordering’. Door het indienen van dat formulier wordt een klacht in volle omvang aan de Geschillencommissie voorgelegd, zie HR 17 november 1995, NJ 0000/000 (Xxxxx/Xxxxx) en art. 47 lid 2 onder h van het reglement. 2 Zie Hoge Raad 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, overweging 4.4 (te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx). 3.5 De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de consument hem opzettelijk heeft misleid door te proberen een dubbele uitkering te verkrijgen voor het verlies van één en dezelfde verlovingsring, terwijl hij daar geen recht op had. De consument heeft een uitvoerige verklaring gegeven, zoals weergegeven bij de nummers 2.5 t/m 2.12, voor de door de verzekeraar geconstateerde merkwaardigheden. De consument ontkent dat hij betrokken is geweest bij het indienen van de claim bij de reisverzekeraar. 3.6 De verzekeraar is er op basis van de aangevoerde argumenten niet in geslaagd de commissie ervan te overtuigen dat de consument heeft geprobeerd ter zake de verlovingsring een dubbele uitkering te krijgen. De commissie is van oordeel dat de verzekeraar onvoldoende naar voren heeft gebracht om vast te kunnen stellen dat de consument wist dat zijn verloofde al een claim bij de reisverzekeraar had ingediend. Evenmin is vast komen te staan dat de consument zelf de claim bij de reisverzekeraar heeft ingediend. In het licht van de consistente verklaringen van de consument, met name daar waar het gezamenlijke gebruik van de computer en de periode van ziekte en rouw betreft, acht de commissie niet in voldoende mate vaststaan dat de consument betrokken was bij of wetenschap had van de eerdere claim. De commissie neemt daarbij mee dat de consument ook ter zitting desgevraagd het een en ander op een consistente wijze heeft opgehelderd, niet is gebleken dat de consument tegenstrijdig heeft verklaard en niet valt uit te sluiten dat het is gegaan zoals de consument heeft verklaard. 3.7 Dat de consument in eerste instantie stellig heeft verklaard dat hij aan het sterfbed van zijn vader de verlovingsring had gezien, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op de situatie waarin de consument zich destijds bevond, is het denkbaar dat hij ook daadwerkelijk in die veronderstelling verkeerde. De commissie kan zich voorts voorstellen dat de houding van de verzekeraar in deze kwestie voor de consument reden is geweest om zijn verloofde geen verklaring te laten afleggen. Niet weersproken is dat dit ook het advies is geweest van zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Daarbij acht de commissie van belang dat de consument ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn om erover na te denken zijn verloofde alsnog een verklaring te laten afleggen. 3.8 De verzekeraar stelt zich tot slot op het standpunt dat de consument bij e-mail van 14 januari 2022 heeft erkend dat hij heeft gefraudeerd. Gelet op de context waarin voornoemde e-mail door de consument is verstuurd, is de commissie echter van oordeel dat hierin geen erkenning van de consument besloten ligt. 3.9 De commissie is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd. Dit brengt mee dat niet is voldaan aan de vereisten die het Protocol stelt om tot registratie in het EVR over te gaan. De verzekeraar is dan ook onterecht overgegaan tot het registreren van de persoonsgegevens van de consument in het EVR en dient die registratie te verwijderen. 3.10 Vervolgens is de vraag aan de orde of de registratie in het Incidentenregister wel mag worden gehandhaafd. De commissie oordeelt dat ook de registratie in het Incidenten- register moet worden doorgehaald. Er is niet langer voldaan aan artikel 3.1.1 van het Protocol. Nu niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd, zijn de geregistreerde gegevens niet langer ter zake dienend. De registratie draagt niet langer bij aan het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van strafbare gedragingen, en ook niet kan worden gezegd dat de registratie anderszins nog kan bijdragen aan de in artikel 4.1.1 Protocol omschreven doelen. 3.11 Op grond van artikel 4.2.3 van het Protocol worden de gegevens in het Incidenten- register uitgewisseld met functionarissen werkzaam bij de daartoe ingerichte coördinatiefuncties van het Verbond van Verzekeraars, te weten het fraudeloket. Dit is het CBV. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient de verzekeraar de melding van de incidentenregistratie aan het CBV in te trekken.
Vakantie bij ontslag a. Bij het eindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie op te nemen met dien verstande dat deze dagen niet eenzijdig in de opzeggingstermijn mogen worden begrepen. b. Indien de werknemer de hem toekomende vakantie niet heeft opgenomen, zal elke niet genoten dag worden uitbetaald. Deze uitbetaling wordt gebaseerd op het maandinkomen, aangevuld met de vakantietoeslag en de gratificatie. c. Teveel genoten vakantie wordt op overeenkomstige wijze met het salaris verrekend. d. De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking een verklaring uit waaruit blijkt de duur van de vakantie zonder behoud van salaris welke de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
Licentievoorwaarden bij ontwikkeling B.4.1 Opdrachtnemer verleent aan Opdrachtgever het recht om ontwikkelde Materialen te verveelvoudigen en te verspreiden voor de doeleinden die Opdrachtgever bij het aangaan van de Overeenkomst heeft beoogd. B.4.2 Opdrachtnemer draagt daarmee nooit enige aan Opdrachtnemer toekomende rechten van intellectueel eigendom (zoals het auteursrecht) over op Opdrachtgever, tenzij Schriftelijk uitdrukkelijk anders is overeengekomen. B.4.3 De broncode van door Opdrachtnemer geleverde software, niet zijnde open source software, en de bij de ontwikkeling van de software voortgebrachte technische documentatie mag en zal nimmer aan Opdrachtgever ter beschikking worden gesteld, noch mag Opdrachtgever daarin enige wijzigingen aanbrengen, tenzij Schriftelijk uitdrukkelijk anders is overeengekomen. B.4.4 Opdrachtnemer verleent Opdrachtgever het niet-exclusieve recht tot het gebruik van het ten behoeve van Opdrachtgever ontwikkelde Dienst/programmatuur. Opdrachtgever zal de tussen partijen overeengekomen gebruiksbeperkingen steeds stipt naleven. Het verstrekte gebruiksrecht is niet overdraagbaar. B.4.5 Het is Opdrachtgever niet toegestaan de ontwikkelde werken te verkopen, te verhuren, te sublicentiëren, te vervreemden of daarop beperkte rechten te verlenen of op welke wijze of voor welk doel dan ook ter beschikking van een derde te stellen, ook niet indien de betreffende derde de programmatuur uitsluitend ten behoeve van Opdrachtgever gebruikt, tenzij Schriftelijk anders is overeengekomen of in geval van en in combinatie met een verkoop van de betreffende bedrijfsonderdelen of -activiteiten van Opdrachtgever.