Het onderhoud van de assistentiewoning Voorbeeldclausules

Het onderhoud van de assistentiewoning. We verwachten dat u de assistentiewoning als een goede huisvader of zorgzame huisvrouw bewoond en instaat voor het klein onderhoud, inclusief poets, van de woning.
Het onderhoud van de assistentiewoning. U zal de assistentiewoning gebruiken overeenkomstig haar bestemming en zal geen wijzigingen van welke aard aanbrengen behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van de GAW. U zal de assistentiewoning als een goede huisvader of zorgzame huisvrouw bewonen en instaan voor de kleine herstellingen inclusief het klein onderhoud van de woning.

Related to Het onderhoud van de assistentiewoning

  • De aanbieding De aanbieding van de verkoper wordt mondeling, schriftelijk, of elektronisch uitgebracht en is -indien een termijn voor aanvaarding is gesteld- van kracht gedurende de daarbij aangegeven termijn. De aanvaarding van de aanbieding door de koper is slechts geldig indien deze binnen de gestelde termijn plaatsvindt. De elektronische aanvaarding van de aanbieding door de koper is voorts slechts geldig als deze door de verkoper is bevestigd. Indien geen termijn voor aanvaarding is gesteld, blijft het aanbod gedurende twee werkdagen van kracht, mits de tweewieler onverkocht is gebleven.

  • Hoe berekenen we de aanvulling? Hoe lang ontvangt de verzekerde de aanvulling?

  • Einde van de uitkering In de Algemene voorwaarden Inkomen en hoofdstuk 3.b ‘Einde van de uitkering’ van deze polisvoorwaarden leest u wanneer de uitkering stopt. De uitkering stopt ook: • op de dag dat uw werknemer niet meer ziek is. • op de dag dat de arbeidsovereenkomst met uw werknemer eindigt. • op de dag dat u geen loondoorbetalingsplicht meer heeft.

  • Einde van de arbeidsovereenkomst 1. Voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. 2. Met inachtneming van artikel 7 geldt dat indien een werkgever en een werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de eerste of tweede maal aansluitend hebben verlengd, voor deze verlengde tijdelijke arbeidsovereenkomsten, geen opzegging nodig is (d.w.z. dat geen voorafgaande toestemming nodig is van het UWV in de regio waar de werknemer arbeid (heeft) verricht). Ingeval er een arbeidsovereenkomst is aangegaan van zes maanden of langer informeert de werkgever de werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt of de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet of niet. In aanvulling op de wettelijke bepaling geldt het volgende. Ingeval er een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor korter dan zes maanden en ingeval de werkgever, dan wel de werknemer deze arbeidsovereenkomst niet wenst voort te zetten, dient hij hiervan tijdig, voor het van rechtswege aflopen van de arbeidsovereenkomst, mededeling te doen aan de wederpartij welke schriftelijk wordt bevestigd. Als tijdige mededeling wordt beschouwd een termijn van een week. 3. Indien een partij de in het vorige lid neergelegde verplichting niet nakomt, heeft de wederpartij aanspraak op schadevergoeding conform de wettelijke bepalingen. 4. De arbeidsovereenkomst van een werknemer, eindigt van rechtswege op de dag van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd waarin op grond van de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen bestaat, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen. Indien werkgever en werknemer xxxxxx xxxxxxxxxxxx, dan is de cao van toepassing op deze werknemer. 5. De werkgever kan gedurende maximaal drie maanden geen gebruik maken van toestemming voor ontslag indien de aanvang van de arbeidsongeschiktheid wegens een fysiek arbeidsongeval intreedt nadat het verzoek om toestemming voor ontslag door het UWV in de regio waar de werknemer arbeid (heeft) verricht is ontvangen.

  • Offerte, aanbod en aanvaarding A.1.1 Een offerte, opgesteld door Opdrachtnemer, is vrijblijvend en geldig tot 14 dagen na datering door Opdrachtnemer, tenzij anders aangegeven in de offerte. A.1.2 Opdrachtgever dient de offerte bij voorkeur Schriftelijk te aanvaarden, maar indien Opdrachtgever op een andere wijze dan Schriftelijk met de offerte instemt of die indruk wekt, dan mag de offerte door Opdrachtnemer als aanvaard worden beschouwd. A.1.3 Bepalingen of voorwaarden van Opdrachtgever die afwijken van, of niet voorkomen in, deze Algemene Voorwaarden zijn voor Opdrachtnemer alleen bindend indien en voor zover deze door Opdrachtnemer uitdrukkelijk Schriftelijk zijn aanvaard. A.1.4 Onverminderd de bevoegdheid van Opdrachtnemer tot intrekken van de offerte overeenkomstig artikel 1 lid 1 kan de Overeenkomst na aanvaarding slechts met wederzijdse toestemming worden gewijzigd. In geval van strijdigheid van bepalingen in onderstaande documenten, geldt de volgende rangorde: - 1. de Overeenkomst; - 2. de eventuele bijlagen, met uitzondering van brochures; - 3. deze Algemene Voorwaarden; - 4. eventuele aanvullende voorwaarden, met uitzondering van brochures.

  • Onderwerp van deze Verwerkersovereenkomst 3.1 Verwerker verwerkt de door of via Verwerkingsverantwoordelijke ter beschikking gestelde Persoonsgegevens uitsluitend in opdracht van Verwerkingsverantwoordelijke voor de uitvoering van de Hoofdovereenkomst en uitsluitend overeenkomstig schriftelijke instructies van Verwerkingsverantwoordelijke, tenzij een op Verwerker van toepassing zijnde Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke wettelijke bepaling hem tot verwerking verplicht. In dat geval zal Verwerker Verwerkingsverantwoordelijke, voorafgaand aan de verwerking, daarvan zonder onredelijke vertraging in kennis stellen, tenzij die wetgeving deze kennisgeving om gewichtige redenen van algemeen belang verbiedt. 3.2 De door Verwerker uit te voeren verwerkingen staan beschreven in tabel 1 van Bijlage 1.

  • De arbeidsovereenkomst Lid 1 Arbeidsovereenkomsten moeten schriftelijk worden vastgelegd. Van de getekende arbeidsovereenkomst behouden werkgever en werknemer ieder een exemplaar. Lid 2 In deze schriftelijke arbeidsovereenkomst moeten de volgende bepalingen worden opgenomen: • de aard van het dienstverband; • de duur van het dienstverband; • de jaarurennorm indien van toepassing conform Artikel 18; • bij een deeltijddienstverband: de wekelijkse arbeidsduur; • in welke functie de werknemer bij het aangaan van de overeenkomst werkzaam zal zijn; • de aard van de werkzaamheden; • het loon; • alle overeengekomen toeslagen; • dat de cao van het Hoveniersbedrijf op de arbeidsovereenkomst van toepassing is; • andere onderwerpen waarover partijen regeling wensen. Lid 3 Indien een structurele wijziging optreedt in het niveau van de werkzaamheden, dient de arbeidsovereenkomst te worden aangepast. Lid 4 Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan schriftelijk een wederzijdse proeftijd worden overeengekomen van maximaal 2 maanden. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan een proeftijd worden overeengekomen van ten hoogste twee maanden, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor meer dan 6 maanden en maximaal 2 jaar. Het is niet toegestaan een proeftijd af te spreken voor contracten voor bepaalde tijd die korter zijn dan 6 maanden. Uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst dient te blijken of er een proeftijd is overeengekomen en hoe lang de proeftijd duurt. Zie voor de wettelijke regeling bijlage IX. Lid 5 De cao heeft het karakter van een minimum-cao. Dat betekent dat met de individuele werknemer van de cao afwijkende afspraken mogen worden gemaakt, mits deze voor de werknemer ten minste gelijkwaardig zijn aan hetgeen bij cao is bepaald. De afwijkende afspraken dienen schriftelijk te worden vastgelegd en door beide partijen te worden getekend en maken deel uit van de arbeidsovereenkomst. Bepalingen in de arbeidsovereenkomst welke voor de werknemer in negatieve zin afwijken van de cao zijn nietig.

  • Einde van de aanvulling 4.1 Wanneer heeft de verzekerde geen recht (meer) op een aanvulling? 4.2 Wat zijn de gevolgen voor de aanvulling als de module wordt beëindigd? 4.3 Wat zijn de gevolgen voor de aanvulling als uw arbeidsongeschikte verzekerde uit dienst gaat?

  • Onderwerp van de overeenkomst Onderhavige overeenkomst bepaalt de relatie, de verwachtingen en de opdrachten van de samenwerking tussen het netwerk GGKJ en [de zelfstandige gespecialiseerde diëtist] [de organisatie die een aantal VTE gespecialiseerde diëtist aanduidt en] die een samenwerking wenst aan te gaan in het kader van de overeenkomst betreffende de financiering van het zorgtraject eetstoornissen, die op 27 november 2023 door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het RIZIV is goedgekeurd en waartoe het netwerk is toegetreden en die is meegedeeld aan de gespecialiseerde diëtist of aan de organisatie die hem/haar heeft aangesteld. [Tekst in geval van overeenkomst met een zelfstandige gespecialiseerde diëtist:] Het netwerk GGKJ respecteert de professionele autonomie van de zelfstandige gespecialiseerde diëtist. Het netwerk GGKJ kan evenwel de zelfstandige gespecialiseerde diëtist de nodige instructies geven voor de goede uitvoering van de in onderhavige overeenkomst beschreven opdrachten. [Tekst in geval van overeenkomst met een organisatie:] In de gevallen dat in onderhavige overeenkomst wordt verwezen naar gespecialiseerde diëtisten worden deze bedoeld waarvoor de organisatie zich heeft geëngageerd om binnen zijn organisatie een aantal uren gespecialiseerde diëtisten aan te duiden en die volgens de behoeften die blijken uit het populatiemanagement dat door het netwerk GGKJ wordt gevoerd, de opdrachten zullen uitvoeren zoals bedoeld in onderhavige overeenkomst. Het netwerk GGKJ oefent geen gezag uit ten aanzien van de aangeduide gespecialiseerde diëtisten die aangesteld zijn door de organisatie als werkgever. Die organisatie is met name de enige die over het recht beschikt om de arbeidsovereenkomst die hem aan de gespecialiseerde diëtist bindt, te sluiten of aan te passen, om over het ontslag of een eventuele sanctie ten aanzien van deze laatste te beslissen, om de bezoldiging van deze laatste en de diverse andere voordelen waarop hij aanspraak kan maken, vast te leggen en om de jaarlijkse vakantieperiodes of andere soorten afwezigheden van deze laatste te beheren. Het netwerk GGKJ kan evenwel de gespecialiseerde diëtist de nodige instructies geven voor de goede uitvoering van de in onderhavige overeenkomst beschreven opdrachten.

  • De beoordeling Welke vraag moet de commissie beantwoorden? 3.1 Alhoewel het partijdebat zich met name heeft toegespitst op de externe registraties, vat de commissie de klacht van de consument ook zo op dat zij ook de vraag moet beantwoorden of de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument in de interne registers mocht registreren.1 Daarmee hangt ook samen de vraag of de verzekeraar de verschillende verzekeringen mocht beëindigen en daarvan melding mocht maken in de verschillende registers. 3.2 De commissie is van oordeel dat de verzekeraar de persoonsgegevens van de consument ten onrechte in de verschillende registers heeft opgenomen. Dat betekent dat de verzekeraar de registraties uit de registers moet verwijderen. Het oordeel van de commissie zal hierna worden toegelicht. Eerst zal het juridisch kader worden geschetst waarna de zaak aan de hand van dit toetsingskader zal worden beoordeeld. 3.3 Omdat deze registraties grote gevolgen hebben voor consumenten, is de commissie van oordeel dat verzekeraars niet zonder goede reden persoonsgegevens mogen opnemen in de genoemde registers. Er worden dan ook terecht hoge eisen gesteld aan die reden(en). De eisen voor registratie in het Incidentenregister en het EVR zijn opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: ‘het Protocol’, zie bijlage). 3.4 Artikel 5.2.1 van het Protocol bepaalt onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden opgenomen in het EVR. Vereist is dat er een zwaardere verdenking tegen de consument bestaat dan alleen maar een redelijk vermoeden van schuld aan de fraude, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Een strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene is niet vereist.2 Het uitgangspunt is dat de verzekeraar moet kunnen aantonen dat in voldoende mate vaststaat dat de gedraging van de consument de kwalificatie strafbaar feit kan dragen. Dit betekent dat alleen een verdenking van fraude niet genoeg is, hier moet ook enig bewijs voor zijn. De verzekeraar moet dus goede redenen hebben de gegevens te registreren en hij moet dat ook voldoende kunnen onderbouwen. Het is aan de verzekeraar te bewijzen dat hiervan sprake is. 1 Er is bij het invullen van het klachtformulier immers geen sprake van ‘het formuleren van een vordering’. Door het indienen van dat formulier wordt een klacht in volle omvang aan de Geschillencommissie voorgelegd, zie HR 17 november 1995, NJ 0000/000 (Xxxxx/Xxxxx) en art. 47 lid 2 onder h van het reglement. 2 Zie Hoge Raad 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, overweging 4.4 (te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx).‌ 3.5 De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de consument hem opzettelijk heeft misleid door te proberen een dubbele uitkering te verkrijgen voor het verlies van één en dezelfde verlovingsring, terwijl hij daar geen recht op had. De consument heeft een uitvoerige verklaring gegeven, zoals weergegeven bij de nummers 2.5 t/m 2.12, voor de door de verzekeraar geconstateerde merkwaardigheden. De consument ontkent dat hij betrokken is geweest bij het indienen van de claim bij de reisverzekeraar. 3.6 De verzekeraar is er op basis van de aangevoerde argumenten niet in geslaagd de commissie ervan te overtuigen dat de consument heeft geprobeerd ter zake de verlovingsring een dubbele uitkering te krijgen. De commissie is van oordeel dat de verzekeraar onvoldoende naar voren heeft gebracht om vast te kunnen stellen dat de consument wist dat zijn verloofde al een claim bij de reisverzekeraar had ingediend. Evenmin is vast komen te staan dat de consument zelf de claim bij de reisverzekeraar heeft ingediend. In het licht van de consistente verklaringen van de consument, met name daar waar het gezamenlijke gebruik van de computer en de periode van ziekte en rouw betreft, acht de commissie niet in voldoende mate vaststaan dat de consument betrokken was bij of wetenschap had van de eerdere claim. De commissie neemt daarbij mee dat de consument ook ter zitting desgevraagd het een en ander op een consistente wijze heeft opgehelderd, niet is gebleken dat de consument tegenstrijdig heeft verklaard en niet valt uit te sluiten dat het is gegaan zoals de consument heeft verklaard. 3.7 Dat de consument in eerste instantie stellig heeft verklaard dat hij aan het sterfbed van zijn vader de verlovingsring had gezien, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op de situatie waarin de consument zich destijds bevond, is het denkbaar dat hij ook daadwerkelijk in die veronderstelling verkeerde. De commissie kan zich voorts voorstellen dat de houding van de verzekeraar in deze kwestie voor de consument reden is geweest om zijn verloofde geen verklaring te laten afleggen. Niet weersproken is dat dit ook het advies is geweest van zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Daarbij acht de commissie van belang dat de consument ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn om erover na te denken zijn verloofde alsnog een verklaring te laten afleggen. 3.8 De verzekeraar stelt zich tot slot op het standpunt dat de consument bij e-mail van 14 januari 2022 heeft erkend dat hij heeft gefraudeerd. Gelet op de context waarin voornoemde e-mail door de consument is verstuurd, is de commissie echter van oordeel dat hierin geen erkenning van de consument besloten ligt. 3.9 De commissie is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd. Dit brengt mee dat niet is voldaan aan de vereisten die het Protocol stelt om tot registratie in het EVR over te gaan. De verzekeraar is dan ook onterecht overgegaan tot het registreren van de persoonsgegevens van de consument in het EVR en dient die registratie te verwijderen. 3.10 Vervolgens is de vraag aan de orde of de registratie in het Incidentenregister wel mag worden gehandhaafd. De commissie oordeelt dat ook de registratie in het Incidenten- register moet worden doorgehaald. Er is niet langer voldaan aan artikel 3.1.1 van het Protocol. Nu niet is vast komen te staan dat de consument heeft gefraudeerd, zijn de geregistreerde gegevens niet langer ter zake dienend. De registratie draagt niet langer bij aan het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van strafbare gedragingen, en ook niet kan worden gezegd dat de registratie anderszins nog kan bijdragen aan de in artikel 4.1.1 Protocol omschreven doelen. 3.11 Op grond van artikel 4.2.3 van het Protocol worden de gegevens in het Incidenten- register uitgewisseld met functionarissen werkzaam bij de daartoe ingerichte coördinatiefuncties van het Verbond van Verzekeraars, te weten het fraudeloket. Dit is het CBV. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient de verzekeraar de melding van de incidentenregistratie aan het CBV in te trekken.