Onderzoeksdoelstellingen Voorbeeldclausules

Onderzoeksdoelstellingen. Het onderzoek waar deze aanvraag over gaat zal in kaart brengen welke wijzigingen in geneesmiddelen- gebruik zich voordoen in functie van de tijd voor overlijden, wat de prevalentie is van deprescribing* in functie van de tijd voor overlijden en welke factoren hieraan gerelateerd kunnen worden, en wat de impact is van internationale tools en criteria betreffende de waardering van de geschiktheid van geneesmiddelen en internationale deprescribing richtlijnen voor de klinische praktijk op het gebruik van geneesmiddelen bij WZC-bewoners met een verminderde levensverwachting. Het gebruik van geneesmiddelen en het eventuele stopzetten ervan voor en na disseminatie van deze tools, criteria en richtlijnen zijn meetbaar aan de hand van Belgische registratiedata op populatieniveau, aan de hand van gegevens over terugbetaalde voorgeschreven geneesmiddelen die afgeleverd werden door een apotheek (zowel ziekenhuisapotheek als openbare apotheek). Bovendien willen we nagaan welke zorgbeslissingen uitkomsten of voorspellers zijn van deprescribing. In deze context zijn indicatoren van zorgintensiteit belangrijk in functie van confounding en/of sensitiviteitsanalyses. *deprescribing: het systematisch proces van stoppen of afbouwen van een “ongeschikt” geneesmiddel, omdat de potentiële voordelen van het geneesmiddel niet meer opwegen tegen de potentiële nadelen binnen de context van zorgdoelen, huidig functioneren, levensverwachting, waarden en voorkeuren van het individu (Xxxxx IA et al., 2015).
Onderzoeksdoelstellingen. Voor het ontwikkelen van onze indicator op populatieniveau, het beschikbaar inkomen op huishoudniveau op basis van administratieve data¸ baseren we ons op de HY020-variabele van de BE-SILC. Dit wil zeggen dat de HY020-variabele ons vertrekpunt is m.b.t. enkele belangrijke vragen: Welke inkomens moeten meegeteld worden en wie maakt er deel uit van het huishouden? De gebruikte administratieve data hebben bepaalde beperkingen: niet alle inkomenscomponenten zijn aanwezig in de data en ook de huishoudconstructie o.b.v. administratieve data is anders. Net omwille van deze redenen willen we de verschillen en gelijkenissen tussen de administratieve constructen en de BE-SILC-gegevens in kaart brengen. Een koppeling tussen de BE-SILC-enquête en de administratieve data van het DWH AM&SB en IPCAL is hiervoor noodzakelijk. Concreet willen we de HY020-variabele en diens onderverdelingen in afzonderlijke inkomenscomponenten vergelijken met de administratieve constructen, met als doel om de verschillen en gelijkenissen tussen beide indicatoren te beschrijven. Deze doelstelling is belangrijk omdat we de gebruikers van de door ons ontwikkelde indicator, met name het beschikbaar inkomen op huishoudniveau op basis van administratieve data, goed willen informeren over de beperkingen van deze indicator.
Onderzoeksdoelstellingen. Een grondig inzicht verwerven in de werking van de welvaartstaat en het beleid ter zake evalueren
Onderzoeksdoelstellingen. Het doel van dit onderzoek is na te gaan welk imago de accountant toebedeeld wordt door Vlaamse eerstejaarsstudenten uit een onderwijsinstelling die vermeld staat op de concordantietabel van het IAB. Vervolgens wordt er nagegaan of dit imago een invloed ondervindt van de aantrekkelijkheid van het beroep van accountant. Om efficiënter en doelgerichter te kunnen werken, hebben we dit praktijkprobleem afgebakend. Zo komen we tot volgende onderzoeksvraag: “Welke factoren, die de aantrekkelijkheid van het beroep bepalen, hebben in welke mate een invloed op het imago van de accountants?” We kunnen een complex probleem als imago enkel doeltreffend bestuderen als de centrale onderzoeksvraag onderverdeeld wordt in een aantal topics. Deze mogelijke relevante aspecten leiden wellicht tot een beter inzicht en begrip van de te onderzoeken materie en sturen het onderzoeksproces op deze manier in de goede richting. Volgens een Vlerick - onderzoek blijkt dat mensen werk aantrekkelijk vinden omwille van vijf factoren (Buelens, 2002). Deze factoren zijn zeer belangrijk om de aantrekkingskracht van een job te verhogen. Ten eerste is er natuurlijk de xxxxxxxxx zelf. De wil om een taak uit te voeren om de opdracht zelf, draagt bij tot de intrinsieke motivatie. Als men de taken uitdagend en interessant vindt, zal men gemotiveerder zijn om accountant te worden (Roediger, 2001). Een volgende factor is de sociale sfeer. Xxxxx Xxxxxx (1954) als Xxxxxxxx (Morren, 2001) geven in hun theorieën aan dat de sociale omgeving een impact heeft op de motivatie. Daarom kan men zich de vraag stellen in welke mate een aangename en coöperatieve werkomgeving een invloed uitoefent op de motivatie van studenten om accountant te worden. Bovendien vormen ook de financiële beloningen een belangrijk aspect voor de aantrekkelijkheid van een job. Als de arbeidsmarkt voor accountants krap wordt, zal men vaak hogere lonen bieden om de betere studenten aan te trekken. Het handelt hier over een extrinsieke motivator maar in de huidige maatschappij blijkt dit geen onbelangrijk item. Bij financiële beloningen denken we niet alleen aan het loon, maar ook aan allerlei extralegale voordelen zoals maaltijdcheques, een auto, gsm, laptop, levensverzekeringen, flexibele uren. De balans tussen werk en privé-leven wordt steeds belangrijker. Te grote werkdruk leidt tot een te grote ongelijkheid tussen het werk en het privé leven (Xxxxxxx, 2002). Teveel arbeid verrichten over een langdurige periode kan leiden tot een tek...
Onderzoeksdoelstellingen. Deze studies en analyses hebben als doel de sterfte te bestuderen van de bevolking die in België aanwezig is – tijdelijk of meer langdurig - maar niet tot de Rijksregisterbevolking behoort, en na te gaan hoe deze sterfte zich verhoudt tot deze van de Rijksregisterbevolking van vergelijkbare herkomst. Het gaat dus om een onderzoek naar sterfteprofielen in functie van herkomst en verblijfsstatus, inclusief maar niet uitsluitend gericht op personen die geen regelmatig verblijf hebben in België. Deze studie is op haar beurt de onderbouwing voor een extrapolatie-oefening waarbij de sterfte binnen de niet-rijksregisterbevolking gebruikt wordt als indicator voor de omvang en de opbouw van deze niet- rijksregisterbevolking. De wetmatigheden die in het eerste deel van het onderzoek aan het licht komen moeten toelaten om betrouwbare sterfteprofielen op te stellen voor een bevolking waar dit a priori via directe meting niet mogelijk is (vanwege geen link met het Rijksregister en dus ook ontbreken van heel wat betrouwbare informatie over de demografische en sociaal-economische achtergrond). Aan de hand van dergelijke onderbouwde sterfteprofielen is een extrapolatie-oefening in principe gerechtvaardigd. Uiteraard zijn de onderzoekers er zich van bewust dat de niet-rijksregisterbevolking die voorkomt in de overlijdenscertificaten een zeer heterogene groep vormt, en dat er zowel technische (mismatch door registratie-bias) als inhoudelijke redenen (medisch tourisme, verkeersongevallen onder doorreizigers,…) zijn waarom de niet-gekoppelde overlijdens niet één op één kunnen doorvertaald kunnen worden naar meer specifieke groepen van niet geregistreerde inwoners. Het onderzoek beperkt zich dan ook uitdrukkelijk niet tot specifieke groepen, en zal zowel gemarginaliseerde als gepriviligieerde groepen beschrijven, zowel personen met een legale als een niet legale status, en zowel passanten als personen met een stabiel verblijf. Dergelijk statistisch onderzoek is een belangrijke bron voor wetenschappelijk onderzoek en het gezondheidsbeleid, maar ook bijvoorbeeld voor het woonbeleid. Dat is bijzonder relevant in het Brussels hoofdstedelijk gewest waar een grote internationale aanwezigheid het straatbeeld bepaalt, maar ook de invulling van het woningpark en diverse sociale problematieken beïnvloedt. Volgende domeinen worden onderzocht: - de algemene sterfte - de levensverwachting bij de geboorte - oorzaakspecifieke sterfte: bepalen van het oorzaakspecifieke sterftecijfer (bruto en...
Onderzoeksdoelstellingen. De gegevens zijn noodzakelijk voor het Vlaamse verkeersveiligheidsbeleid. Zo zal voor het eerst informatie beschikbaar komen over ongevallen met specifieke voertuigcategorieën (zoals bijvoorbeeld ongevallen met oldtimers, SUV’s, enz.), wat het beleid kan helpen om hierop in te spelen (via bijvoorbeeld regelgeving, sensibilisering en andere mogelijke beleidsmaatregelen). Zo gaat het bijvoorbeeld mogelijk worden om specifiek na te gaan wat het effect is van de stijging van het aantal SUV’s op de betrokkenheid bij ongevallen en de ongevallenernst, een vraag die reeds langer leeft, maar die nog niet eerder onderzocht kon worden. Deze nieuwe gegevens zullen ook meer inzicht geven in het belang van nieuwe versus oudere voertuigen en het type ongevallen en ongevalsernst die hiermee gelinkt zijn. Andere interessante bijkomende categorieën zijn bijvoorbeeld het onderscheid stadsbus-reisbus, lesvoertuig van rijschool, ADR-vervoer, uitzonderlijk vervoer, mogelijkheid tot identificatie van lange en zware vrachtwagens (zogenaamde LZV’s), zeer relevant gezien de rijopleiding, ADR, uitzonderlijk vervoer, LZV’s, personenvervoer allemaal gewestelijke bevoegdheden zijn, waarbij analyses hiertoe bijkomende nuttige informatie kunnen aanleveren. Een andere interessante vraag is de al dan niet gewenning van een bestuurder met zijn nieuwe voertuig in relatie tot eventuele ongevallen, die nader bestudeerd zal kunnen worden, via de informatie van hoe lang een bestuurder met het voertuig rijdt.

Related to Onderzoeksdoelstellingen

  • Doelstellingen Deze kantoorklachtenregeling heeft tot doel:

  • Vrijstellingen A. Een werknemer van 55 jaar of ouder kan niet verplicht worden tot het werken in de avonduren, tenzij zij verantwoordelijk is voor het beheer van een winkel.

  • Bestellingen Het bezorgen aan de leverancier van productie-elementen (grondstoffen, model, kopij en/of digitale bestanden, ...) met verzoek, zonder uitdrukkelijk voorbehoud, een proef of ontwerp te leveren, brengt de verbintenis met zich aan deze leverancier de uitvoering van het werk toe te vertrouwen of hem voor de veroorzaakte kosten te vergoeden.

  • Onderhoud en herstellingen Het technisch onderhoud en de herstellingen zijn ten laste van de verhuurder, dit in overeenstemming met de wettelijke bepalingen terzake. De huurder zal de verhuurder zo snel mogelijk schriftelijk met ontvangstbevestiging in kennis stellen van iedere beschadiging, schade of defect, die een herstelling noodzaken. De verhuurder verbindt zich ertoe de herstelling zo snel mogelijk uit te voeren volgens de regels van de kunst. De verhuurder moet het bewijs kunnen voorleggen van het regelmatig onderhoud door bevoegde personen van alle verwarmingstoestellen en schoorstenen. De verhuurder is verplicht alle gebruiksaanwijzingen en veiligheids- en brandvoorschriften toepasselijk op elektrische installaties en apparatuur ter beschikking te stellen van de huurder. Brandvoorschriften worden tevens op goed zichtbare plaatsen in het gehuurde goed opgehangen. De huurder is verantwoordelijk voor schade of waardevermindering toegebracht door hemzelf of door derden aan wie hij de toegang tot de kamer verleende. De huurder neemt mede alle voorzorgen om vorstschade in de kamer te vermijden. De huurder wordt vermoed solidair aansprakelijk te zijn voor toewijsbare schade aangebracht aan de gemeenschappelijke delen en aan de veiligheidsinstallaties, voor zover het niet gaat om herstellingen ten laste van de verhuurder, normaal gebruik, onderhoud of slijtage. Uitgezonderd voor dringende herstellingen, mag de verhuurder geen verbouwingswerken/wijzigingen aanbrengen aan het gehuurde goed zonder schriftelijke toestemming van de huurder en in geen enkel geval tijdens blok- en examenperiode. De aangevraagde verbouwings- of veranderingswerken dienen duidelijk omschreven te worden. Als het verhuurde goed gedurende de huurtijd dringende herstellingen nodig heeft die niet tot na het eindigen van de huur kunnen worden uitgesteld, moet de huurder die gedogen, ongeacht de ongemakken die daardoor bij hem worden veroorzaakt, ook als hij gedurende de herstellingen het genot van een gedeelte van het verhuurde goed moet derven. Als die herstellingen langer dan 30 dagen duren, wordt de huurprijs verminderd naar evenredigheid van de tijd en van het gedeelte van het verhuurde goed waarvan de huurder het genot heeft moeten derven. Als de herstellingen de normale bewoning onmogelijk maken, kan de huurder de huur doen ontbinden.

  • Slotbepalingen 1. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

  • Aanvullingen Individuele aanvullingen dan wel uitbreidingen van deze Algemene Voorwaarden, moeten Schriftelijk tussen de Ondernemer en de Ouder overeengekomen worden.

  • Gebruiksbeperkingen Deze dienst is alleen beschikbaar als het voertuig stilstaat, de deur van de bestuurder is gesloten, het ontstekingsmechanisme is uitgeschakeld en de sleutel niet in het contactslot zit. Aanvullende beperkingen kunnen van toepassing zijn in overeenstemming van land- specifieke voorschriften.

  • Bepalingen De koopovereenkomst en deze op grond daarvan plaatsvindende levering zijn voorts aangegaan onder de volgende bepalingen:

  • Prijswijzigingen 1. Als binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst maar nog vóór aanvang van de educatieve dienst een prijswijziging optreedt, zal deze geen invloed hebben op de overeengekomen prijs.

  • Afwijkende bepalingen Artikel 11