Common use of Opzeggingstermijn Clause in Contracts

Opzeggingstermijn. 1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij anders overeengekomen. 2. De werkgever neemt bij opzegging de volgende opzeggingstermijn in acht: a. Ten minste één maand indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of korter heeft geduurd; b. Ten minste één maand indien de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; c. Ten minste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst langer dan twaalf maanden doch korter dan 5 jaar heeft geduurd; d. Ten minste drie maanden indien de arbeidsovereenkomst 5 jaar of langer heeft geduurd. 3. Als de opzeggingstermijn die bij wijze van overgangsbepaling is voorgeschreven op grond van artikel XXI van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid van 14 mei 1998 (Stb. 1998, 300) langer is dan de opzeggingstermijn, genoemd in dit artikel, geldt voor de werkgever de termijn volgens voornoemde wet. 4. De werknemer neemt bij ontslag de volgende opzeggingstermijnen in acht: a. ten minste één maand indien de arbeidsovereenkomst korter dan 12 maanden heeft geduurd; b. ten minste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of langer heeft geduurd. 5. Met wederzijds goedvinden kan van de in het tweede, derde en vierde lid genoemde termijnen worden afgeweken.

Opzeggingstermijn. 1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij anders overeengekomen. 2. De werkgever neemt bij opzegging de volgende opzeggingstermijn in acht: a. Ten minste tenminste één maand indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of korter heeft geduurd; b. Ten minste één maand indien de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; c. Ten minste tenminste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst langer dan twaalf maanden doch korter dan 5 jaar heeft geduurd; d. Ten minste c. tenminste drie maanden indien de arbeidsovereenkomst 5 jaar of langer heeft geduurd. 32. Als de opzeggingstermijn die bij wijze van overgangsbepaling is voorgeschreven op grond van artikel XXI van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid van 14 mei 1998 (Stb. 1998, 300) langer is dan de opzeggingstermijn, genoemd in dit artikel, geldt voor de werkgever de termijn volgens voornoemde wet. 43. De werknemer neemt bij ontslag de volgende opzeggingstermijnen in acht: a. ten minste tenminste één maand indien de arbeidsovereenkomst korter dan 12 maanden heeft geduurd; b. ten minste tenminste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of langer heeft geduurd. 54. Met wederzijds goedvinden kan van de in het tweedeeerste, tweede en derde en vierde lid genoemde termijnen worden afgewekenaf- geweken.

Opzeggingstermijn. 1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij anders overeengekomen. 2. De werkgever neemt bij opzegging de volgende opzeggingstermijn in acht: a. Ten minste één maand indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of korter heeft geduurd; b. Ten minste één maand indien de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; c. Ten minste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst langer dan twaalf maanden doch korter dan 5 jaar heeft geduurd; d. c. Ten minste drie maanden indien de arbeidsovereenkomst 5 jaar of langer heeft geduurd. 32. Als de opzeggingstermijn die bij wijze van overgangsbepaling is voorgeschreven op grond van artikel XXI van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid van 14 mei 1998 (Stb. 1998, 300) langer is dan de opzeggingstermijn, genoemd in dit artikel, geldt voor de werkgever de termijn volgens voornoemde wet. 43. De werknemer neemt bij ontslag de volgende opzeggingstermijnen in acht: a. ten minste één maand indien de arbeidsovereenkomst korter dan 12 maanden heeft geduurd; b. ten minste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of langer heeft geduurd. 54. Met wederzijds goedvinden kan van de in het tweedeeerste, tweede en derde en vierde lid genoemde termijnen worden afgeweken.

Opzeggingstermijn. 1 In geval van opzegging van een verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd neemt elk der partijen, tenzij er sprake is van opzegging op grond van art. J2 lid 1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst geschiedt tegen het einde van de maandonder b. , tenzij anders overeengekomen. 2. De werkgever neemt bij opzegging de volgende opzeggingstermijn in acht: a. Ten minste één : - tenminste een maand indien de arbeidsovereenkomst 12 zes maanden of korter minder heeft geduurd; b. Ten minste één maand indien de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; c. Ten minste ; - tenminste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst langer meer dan zes maanden doch minder dan twaalf maanden doch korter dan 5 jaar heeft geduurd; d. Ten minste ; - tenminste drie maanden indien de arbeidsovereenkomst 5 jaar twaalf maanden of langer meer heeft geduurd. 3. Als 2 Indien de opzeggingstermijn die bij wijze van overgangsbepaling is voorgeschreven op grond van artikel art. XXI van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid van 14 mei 1998 (Stb. 300, 1998, 300) langer is dan de opzeggingstermijn, genoemd in dit artikel, geldt voor de werkgever de termijn volgens voornoemde wetWet. 4. De werknemer neemt bij ontslag de volgende opzeggingstermijnen in acht: a. ten minste één maand indien de arbeidsovereenkomst korter dan 12 maanden heeft geduurd; b. ten minste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of langer heeft geduurd. 5. 3 Met wederzijds goedvinden kan van de in het tweede, derde lid 1 en vierde lid 2 genoemde termijnen worden afgeweken. 4 De werkgever kan in geval van ontslag als disciplinaire maatregel als bedoeld in art. I2 lid 1 onder c. bij de opzegging de opzeggingstermijn achterwege laten.

Opzeggingstermijn. 1. Opzegging van de arbeidsovereenkomst geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij anders overeengekomen. 2. De werkgever neemt bij opzegging de volgende opzeggingstermijn in acht: a. Ten minste één tenminste een maand indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of korter minder heeft geduurd; b. Ten minste één maand indien de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; c. Ten minste tenminste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst langer meer dan twaalf maanden doch korter minder dan 5 jaar heeft geduurd; d. Ten minste c. tenminste drie maanden indien de arbeidsovereenkomst 5 jaar of langer meer heeft geduurd. 32. Als de opzeggingstermijn die bij wijze van overgangsbepaling is voorgeschreven op grond van artikel XXI van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid van 14 mei 1998 (Stb. 300, 1998, 300) langer is dan de opzeggingstermijn, genoemd in dit artikel, geldt voor de werkgever de termijn volgens voornoemde wet. 43. De werknemer neemt bij ontslag de volgende opzeggingstermijnen opzeggingstermijn in acht: a. ten minste één tenminste een maand indien de arbeidsovereenkomst korter minder dan 12 maanden heeft geduurd; b. ten minste tenminste twee maanden indien de arbeidsovereenkomst 12 maanden of langer meer heeft geduurd. 54. Met wederzijds goedvinden kan van de in het tweedeeerste, tweede en derde en vierde lid genoemde termijnen worden afgeweken.