Common use of Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact Clause in Contracts

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we 1,2 vakantie-uren per week. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het overleg op instellingsniveau (het ‘lokaal overleg’) wordt gevoerd door de werkgever en de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden van het lokaal overleg aanwijzen. Artikel C.8 Uitgangspunt bij de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis van de hieronder genoemde verdeling van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid van het Lokaal Overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamheden, artikel 1.14 van deze CAO; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot de bevoegdheden van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan is.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. 1. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we wel 1,2 vakantie-uren per week. 2. In het lokaal overleg kan worden overeengekomen dat de werknemer die deelneemt aan een lokaal vastgestelde seniorenregeling, van deelname aan het vitaliteitspact is uitgesloten. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het 1. Binnen de TUA wordt het in de WOR genoemde overleg op instellingsniveau (het ‘lokaal overleg’) wordt gevoerd door met de werkgever en personeelsgeleding van de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden van het lokaal overleg aanwijzenuniversiteitsraad. Artikel C.8 Uitgangspunt bij 2. Voor de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis genoemde (nadere) (uitvoerings-) regelingen zijn de regelingen van de hieronder genoemde verdeling TUA van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid van het Lokaal Overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamheden, artikel 1.14 van deze CAO; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot de bevoegdheden van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan isovereenkomstige toepassing.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we 1,2 vakantie-uren per week. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het overleg op instellingsniveau (het ‘lokaal overleg’) wordt gevoerd door de werkgever en de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden van het lokaal overleg aanwijzen. Artikel C.8 In de CAO Nederlandse Universiteiten is in het overlegprotocol opgenomen dat per instelling periodiek lokaal overleg met werknemersorganisaties zal plaatsvinden. Het gaat hierbij om aangelegenheden van algemeen belang voor de specifieke rechtspositie van de werknemers in dienst van de betrokken instelling, met inbegrip van de bijzondere regels volgens welke het personeelsbeleid bij de instelling zal worden gevoerd. Hierover zal niet worden beslist dan nadat daarover overleg is gevoerd in het Lokaal Overleg conform Bijlage C van de CAO. In afwijking hiervan is voor de KNAW afgesproken dat er in het kader van het volgerschap van de CAO Nederlandse Universiteiten: • een lokaal overleg is; • dat de Ondernemingsraad zijn wettelijke bevoegdheden zal uitoefenen. Uitgangspunt bij de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis van de hieronder genoemde verdeling van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid van het Lokaal Overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamheden, artikel 1.14 van deze CAO; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot de bevoegdheden van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan is.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. 1. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we wel 1,2 vakantie-uren per week. 2. In het lokaal overleg kan worden overeengekomen dat de werknemer die deelneemt aan een lokaal vastgestelde seniorenregeling, van deelname aan het vitaliteitspact is uitgesloten. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het overleg op instellingsniveau (het ‘lokaal overleg’) wordt gevoerd door de werkgever en de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden van het lokaal overleg aanwijzen. Artikel C.8 In de CAO Nederlandse Universiteiten is in het overlegprotocol opgenomen dat per instelling periodiek lokaal overleg met werknemersorganisaties zal plaatsvinden. Het gaat hierbij om aangelegenheden van algemeen belang voor de specifieke rechtspositie van de werknemers in dienst van de betrokken instelling, met inbegrip van de bijzondere regels volgens welke het personeelsbeleid bij de instelling zal worden gevoerd. Hierover zal niet worden beslist dan nadat daarover overleg is gevoerd in het Lokaal Overleg conform Bijlage C van de CAO. In afwijking hiervan is voor IHE Delft afgesproken dat er in het kader van het volgerschap van de CAO Nederlandse Universiteiten: • een lokaal overleg zal worden ingericht; • dat de ondernemingsraad (OR) zijn wettelijke bevoegdheden zal uitoefenen krachtens de WOR. Uitgangspunt bij de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis van de hieronder genoemde verdeling van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid bevoegdheden van het Lokaal Overleg lokaal overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpenonderwerpen betreffende werkgelegenheid: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamhedenWerkgelegenheidsbeleid, artikel 1.14 zoals genoemd in Bijlage C, in C.9 en in onderdelen van deze CAOC.10: • overzicht van het personeelsbudget; • aanwezig personeelsbestand; • voorziene ontwikkeling in het personeelsbestand, eventuele afwijkingen die zich hebben voorgedaan ten opzichte van de eerder uitgesproken verwachtingen en vooruitzichten; • gebruik van het dienstverband voor bepaalde tijd; • gebruik van arbeid door derden (waaronder ingeleende arbeidskrachten); • beleid gericht op beheersing van werkdruk; • gebruik van de seniorenregelingen waaronder instellingsspecifiek ouderenbeleid in aanvulling op algemeen seniorenbeleid; • bevorderen aantal vrouwen in hogere functies; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid9.4. Tot de bevoegdheden van de OR ondernemingsraad behoren vervolgens alle overige vervolgens: • nadere (uitvoerings- )regelingen uitvoeringregelingen voortvloeiend uit de caoCAO, ook wanneer daarbij in de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan is.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. 1. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we wel 1,2 vakantie-uren per week. 2. In het lokaal overleg kan worden overeengekomen dat de werknemer die deelneemt aan een lokaal vastgestelde seniorenregeling, van deelname aan het vitaliteitspact is uitgesloten. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het overleg op instellingsniveau (het ‘lokaal overleg’) wordt gevoerd door de werkgever en de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden van het lokaal overleg aanwijzen. Artikel C.8 Uitgangspunt bij de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis van de hieronder genoemde verdeling van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid van het Lokaal Overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamheden, artikel 1.14 van deze CAO; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot de bevoegdheden van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan is.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. 1. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we wel 1,2 vakantie-uren per week. 2. In het lokaal overleg kan worden overeengekomen dat de werknemer die deelneemt aan een lokaal vastgestelde seniorenregeling, van deelname aan het vitaliteitspact is uitgesloten. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het overleg op instellingsniveau (het ‘lokaal overleg’) wordt gevoerd door de werkgever en de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden van het lokaal overleg aanwijzen. Artikel C.8 In de CAO Nederlandse Universiteiten is in het overlegprotocol opgenomen dat per instelling periodiek lokaal overleg met werknemersorganisaties zal plaatsvinden. Het gaat hierbij om aangelegenheden van algemeen belang voor de specifieke rechtspositie van de werknemers in dienst van de betrokken instelling, met inbegrip van de bijzondere regels volgens welke het personeelsbeleid bij de instelling zal worden gevoerd. Hierover zal niet worden beslist dan nadat daarover overleg is gevoerd in het Lokaal Overleg conform Bijlage C van de CAO. In afwijking hiervan is voor de KNAW afgesproken dat er in het kader van het volgerschap van de CAO Nederlandse Universiteiten: • een lokaal overleg is; • dat de Ondernemingsraad zijn wettelijke bevoegdheden zal uitoefenen. Uitgangspunt bij de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis van de hieronder genoemde verdeling van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid van het Lokaal Overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamheden, artikel 1.14 van deze CAO; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot de bevoegdheden van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan is.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we 1,2 vakantie-uren per week. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het 1. Binnen de TUA wordt het in de WOR genoemde overleg op instellingsniveau gevoerd met de personeelsgeleding van de universiteitsraad. 2. Voor de in de CAO genoemde (het ‘lokaal overleg’nadere) wordt gevoerd door (uitvoerings-) regelingen zijn de werkgever en regelingen van de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden TUA van het lokaal overleg aanwijzenovereenkomstige toepassing. Artikel C.8 Uitgangspunt Over aangelegenheden van belang voor de specifieke rechtspositie van werknemers wordt door de werkgever niet beslist dan nadat daarover met de werknemersorganisaties overleg is gevoerd. Overleg in het lokaal overleg is in ieder geval verplicht bij instellingsspecifieke regelingen op het gebied van benoeming en ontslag van personeel. Een voorstel tot invoering of wijziging van een regeling met rechten of verplichtingen van individuele werknemers wordt slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming bestaat in het lokaal overleg. Artikel C.9 Onverminderd het bepaalde in het hoofdstuk over reorganisaties informeert de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel werkgever het lokaal overleg wordt gevoerd, op basis van de hieronder genoemde verdeling van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid van het Lokaal Overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamheden, artikel 1.14 van deze CAO; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, zaken binnen de universiteit en de toekomstverwachtingen en in het bijzonder voor wat betreft de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot , de bevoegdheden uitvoering van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in de CAO cao gemaakte afspraken en het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen sociaal beleid binnen de universiteit onder meer ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk groepen met achterstand tot de arbeidsmarkt. In ieder geval zullen aan de CAO-tafel bepalen dat orde komen: - overzicht van het personeelsbudget; - aanwezig personeelsbestand; - voorziene ontwikkeling in het personeelsbestand, eventuele afwijkingen die zich hebben voorgedaan ten opzichte van de eerder uitgesproken verwachtingen en vooruitzichten; - gebruik van het dienstverband voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan isbepaalde tijd; - gebruik van arbeid door derden (waaronder ingeleende arbeidskrachten); - de kwaliteit van de gevoerde Resultaat & Ontwikkelgesprekken, ook wel jaargesprekken genoemd.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. 1. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we wel 1,2 vakantie-uren per week. 2. In het lokaal overleg kan worden overeengekomen dat de werknemer die deelneemt aan een lokaal vastgestelde seniorenregeling, van deelname aan het vitaliteitspact is uitgesloten. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het overleg op instellingsniveau (het ‘lokaal overleg’) wordt gevoerd door de werkgever en de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden van het lokaal overleg aanwijzen. Artikel C.8 In de CAO Nederlandse Universiteiten is in het overlegprotocol opgenomen dat per instelling periodiek lokaal overleg met werknemersorganisaties zal plaatsvinden. Het gaat hierbij om aangelegenheden van algemeen belang voor de specifieke rechtspositie van de werknemers in dienst van de betrokken instelling, met inbegrip van de bijzondere regels volgens welke het personeelsbeleid bij de instelling zal worden gevoerd. Hierover zal niet worden beslist dan nadat daarover overleg is gevoerd in het Lokaal Overleg conform Bijlage C van de CAO. In afwijking hiervan is voor de PThU afgesproken dat er in het kader van het volgerschap van de CAO Nederlandse Universiteiten: • een lokaal overleg zal worden ingericht; • dat de personeelsgeleding van de universiteitsraad (UR) zijn wettelijke bevoegdheden zal uitoefenen overeenkomstig de WOR. Uitgangspunt bij de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis van de hieronder genoemde verdeling van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid bevoegdheden van het Lokaal Overleg lokaal overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen:onderwerpen betreffende werkgelegenheid (sub 1 en 2) en de balans tussen arbeidstijd en beloning (sub 3 tot en met 5): 1. De regeling inzake nevenwerkzaamhedenwerkgelegenheidsbeleid, artikel 1.14 zoals genoemd in Bijlage C, in C.9 en in onderdelen van deze CAOC.10: • overzicht van het personeelsbudget; • aanwezig personeelsbestand; • voorziene ontwikkeling in het personeelsbestand, eventuele afwijkingen die zich hebben voorgedaan ten opzichte van de eerder uitgesproken verwachtingen en vooruitzichten; • gebruik van het dienstverband voor bepaalde tijd; • gebruik van arbeid door derden (waaronder ingeleende arbeidskrachten); • beleid gericht op beheersing van werkdruk; • gebruik van de seniorenregelingen waaronder instellingsspecifiek ouderenbeleid in aanvulling op algemeen seniorenbeleid; • bevorderen aantal vrouwen in hogere functies; 2. De regeling inzake gratificatiesReorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 3.19 van deze CAO;9.2, 9.3 en 9.4. 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot de bevoegdheden van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan is.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we 1,2 vakantie-uren per week. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het 1. Binnen XXXXX wordt krachtens de WOR overleg op instellingsniveau (het ‘lokaal overleg’) wordt gevoerd door met de werkgever en werknemers in de werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden van het lokaal overleg aanwijzenpersoneelsvergadering. Artikel C.8 Uitgangspunt bij 2. Voor de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis genoemde (nadere) (uitvoerings-) regelingen zijn de regelingen van de hieronder genoemde verdeling Universiteit Leiden van bevoegdheden. Tot de bevoegdheid van het Lokaal Overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamheden, artikel 1.14 van deze CAO; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot de bevoegdheden van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan isovereenkomstige toepassing.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)

Overgangsbepaling 2021 vitaliteitspact. 1. Tot 1 augustus 2021 behoudt de werknemer zoals bedoeld in de leden 3c en 4c van artikel 6.13 van de cao een aanspraak van 4 maal het resterend aantal arbeidsuren per week vermeerderd met respectievelijk 1,6 dan we wel 1,2 vakantie-uren per week. 2. In het lokaal overleg kan worden overeengekomen dat de werknemer die deelneemt aan een lokaal vastgestelde seniorenregeling, van deelname aan het vitaliteitspact is uitgesloten. Artikel C.1 Het overlegprotocol is een regeling waarin partijen gelet op artikel 4.5 lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs nadere afspraken hebben gemaakt over het niveau waarop overleg wordt gevoerd, de wijze van overleg en de inhoud van het overleg. Artikel C.2 Partijen komen overeen open en reëel overleg te voeren op het niveau van de gezamenlijke universiteiten (bedrijfstak) en op het niveau van de universiteit. De cao en dit overlegprotocol strekken partijen tot wet. Artikel C.3 Partijen streven er naar het overleg over een bepaalde aangelegenheid te voeren op één niveau, dat wil zeggen óf op bedrijfstakniveau óf op instellingsniveau. Bovendien streven partijen er naar dat op instellingsniveau duidelijk is op welke tafel het overleg wordt gevoerd. Indien een regeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden of rechtspositie nadere invulling op instellingsniveau vereist of kan krijgen, wordt in het overleg op bedrijfstakniveau tevens uitdrukkelijk bepaald hoe de nadere invulling tot stand dient te komen, en of het overleg op instellingsniveau plaatsvindt in het lokaal overleg of in het bevoegde medezeggenschapsorgaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de op wetgeving gebaseerde overlegrechten. Als op het niveau van de bedrijfstak (nog) niet is aangegeven op welke tafel op instellingsniveau overleg wordt gevoerd blijven bestaande afspraken op instellingsniveau gehandhaafd. Artikel C.4 Partijen voeren overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de werknemers, voor zover dat overleg niet is voorbehouden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De werkgeversorganisatie informeert de werknemersorganisaties regelmatig over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.5 Partijen voeren in het bijzonder overleg over de regelingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van werknemers, waaronder begrepen regelingen ter zake van: beloning; functieordening; arbeidsduur; vakantie en verlof en de sociale zekerheid. Op het overleg tussen partijen is het overeenstemmingsvereiste van toepassing. Aan het overeenstemmingsvereiste is voldaan als de partij aan werkgeverszijde en tenminste twee werknemersorganisaties overeenstemming hebben over een voorstel. Artikel C.6 In het overleg tussen partijen zal ook aan de orde komen de toepassing, naleving en uitvoering van de cao. Werkgevers zullen de werknemersorganisaties regelmatig informeren over ontwikkelingen van algemeen belang. Artikel C.7 Het In de CAO Nederlandse Universiteiten is in het overlegprotocol opgenomen dat per instelling periodiek lokaal overleg op instellingsniveau (het ‘met werknemersorganisaties zal plaatsvinden. Bij UNL is er geen periodiek lokaal overleg’) wordt gevoerd overleg met de werknemersorganisaties. Alle bevoegdheden worden door de werkgever en de werknemersorganisaties die partij zijn bij de caoOndernemingsraad uitgeoefend. Iedere werknemersorganisatie, partij bij de cao Nederlandse Universiteiten, kan twee leden en twee plaatsvervangende leden In geval van het lokaal overleg aanwijzen. Artikel C.8 Uitgangspunt bij de bevoegdheidsverdeling is dat over elk onderwerp genoemd een reorganisatie in de CAO op slechts één overlegtafel overleg wordt gevoerd, op basis zin van de hieronder genoemde verdeling van bevoegdheden. Tot Wet op de bevoegdheid van het Lokaal Overleg behoren uitsluitend de volgende limitatief opgesomde onderwerpen: 1. De regeling inzake nevenwerkzaamheden, artikel 1.14 van deze CAO; 2. De regeling inzake gratificaties, artikel 3.19 van deze CAO; 3. De regeling overwerk, artikel 3.27 lid 6 van deze CAO; 4. Afwijking in bijzondere gevallen, artikel 3.8 van deze CAO; 5. De regeling woon-werkverkeer, artikel 3.20 van deze CAO; 6. De werktijdenregeling Ondernemingsraden zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 3 van deze CAO (het gaat hier in essentie om afwijkingen 9.1 van de nominale bedrijfstijd en daarmee ook over cao waarbij er de vergoedingen die bij afwijkende bedrijfstijd gelden); 7. Nadere regels over betaling bij vakantie, noodzaak is tot een Sociaal plan conform artikel 4.7 lid 3 van deze CAO; 8. Keuzemogelijkheden arbeidsvoorwaarden, artikel 5.3, 5.4 en 5.6 van deze CAO, voor zover er wordt afgeweken van hetgeen door CAO-partijen is bepaald: 9. Afwijking bijzondere omstandigheden einde dienstverband, artikel 8.4 lid 2 van deze CAO; 10. Reorganisaties (in kennisstelling, bespreking en sociaal plan) ex. artikel 9.2, 9.3 en 9.4 van deze CAO; 11. Afwijkingen kader voor sociaal beleid bij reorganisaties, artikel 9.8 lid 2 van deze CAO; 12. De levensloopregeling, artikel X0, X0 en B10 van deze CAO. Overeenkomstig het gestelde in artikel C.9 van Bijlage C, informeert Nuffic het Lokaal Overleg tenminste eenmaal per jaar over de algemene gang van zaken, de toekomstverwachtingen en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tot de bevoegdheden van de OR behoren vervolgens alle overige nadere (uitvoerings- )regelingen voortvloeiend uit de cao, ook wanneer daarbij in zal met de CAO het lokaal overleg als bevoegd orgaan is genoemd, en alle overige artikelen waarin het lokaal overleg is genoemd, tenzij CAO-partijen ten aanzien van werknemersorganisaties een specifiek onderwerp uitdrukkelijk aan de CAO-tafel bepalen dat voor CAO-volgers het Lokaal Overleg het bevoegde orgaan isSociaal plan worden overeengekomen.

Appears in 1 contract

Samples: Collective Labor Agreement (Cao)