Pensioenreglement 1991 Voorbeeldclausules

Pensioenreglement 1991. 1. De pensioenopbouw voor de deelnemers in Pensioenreglement 1991 is beëindigd per 31 december 2000. 2. De opgebouwde aanspraken van de deelnemers per 30 december 2000 en 1 januari 2001 zijn per 1 januari 2001 ingebracht in Pensioenreglement 2001. Deze deelnemers kunnen geen rechten meer ontlenen aan Pensioenreglement 1991. 3. Sinds 1 januari 2001 is Pensioenreglement 1991 alleen van toepassing op de per 31 december 2000 bij het fonds ondergebrachte pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten van gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. Pensioenreglement 1991 is tot en met 31 december 2018 van toepassing. Per 1 januari 2019 worden deze rechten en aanspraken ingebracht in Pensioenreglement 2018. Hiermee zijn alle pensioenrechten en -aanspraken op basis van Pensioenreglement 1991 vervallen en zijn de bepalingen van dit Pensioenreglement op deze pensioenrechten en -aanspraken van toepassing. Deze omzetting vindt plaats volgens de hierna opgenomen bepalingen. 4. Per 1 januari 2019 worden de: a. Opgebouwde pensioenaanspraken op ouderdomspensioen van de in lid 3 genoemde gewezen deelnemers, omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen conform de bepalingen in Pensioenreglement 2018. De pensioenaanspraken waren berekend op basis van pensioenrichtleeftijd 65 en worden omgezet in pensioenaanspraken die zijn berekend op pensioenrichtleeftijd 68; b. Opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen genaamd de “vrouwen 60- regeling” zoals dit op grond van Pensioenreglement 1966 is toegekend (LOP60), omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen conform de bepalingen in Pensioenreglement 2018. De pensioenaanspraken waren berekend op basis van pensioenrichtleeftijd 60 en worden omgezet in pensioenaanspraken die zijn berekend op pensioenrichtleeftijd 68. c. Overige premievrije aanspraken van de van de in lid 3 genoemde gewezen deelnemers en gewezen partners die op grond van Pensioenreglement 1991 zijn ontstaan en nog bestaan, ongewijzigd ingebracht in Pensioenreglement 2018. Dit betreft de volgende premievrije aanspraken op: • (Bijzonder) partnerpensioen; • Wezenpensioen; • Tijdelijk ouderdomspensioen genaamd de “vrouwen 60-regeling” zoals dit op grond van Pensioenreglement 1966 is toegekend. De reguliere ingangsdatum van dit pensioen is 60 jaar en het pensioen eindigt per de 65-jarige leeftijd; en • Eventuele andere pensioenaanspraken van de in lid 3 genoemde gewezen deelnemers en gewezen partners; d. De ingegane pensioenrechten van de in lid 3 genoemde pens...

Related to Pensioenreglement 1991

  • Pensioenreglement Het pensioenreglement van het Fonds dat geldt vanaf 1 januari 2018 en dat betrekking heeft op de Anw-hiaat pensioenregeling die is ondergebracht in het Fonds en voor het laatst is gewijzigd per 1 januari 2022.

  • Pensioenregeling De Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx is van toepassing met de volgende kenmerken: - De totale bijdrage aan de Aviko (CDC) pensioenregeling bedraagt 23% van het pensioengevend jaarsalaris (inclusief werknemersbijdrage) per jaar. Uit deze premie worden naast de reguliere pensioenaanspraken, ook de overgangsregeling bijzonder tijdelijk partnerpensioen, de overgangsregeling garantie partnerpensioen, de VPL¹-pensioeninkoop, de voorwaardelijke indexatie voor de actieve werknemers en de risicopremies over deze periode gefinancierd. - Werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenregeling bedraagt 6,9% van de pensioengrondslag (pensioengevend jaarsalaris – franchise). - Jaarlijkse opbouw voor het ouderdomspensioen bedraagt 1,875% van de pensioengrondslag. De jaarlijkse opbouw van het Partnerpensioen bedraagt 35% hiervan. - Pensioenrichtleeftijd is 68 jaar. - Franchise bedraagt € 17.069 (niveau 2019) en wordt jaarlijks geïndexeerd met de Aviko loonindex. - De pensioenopbouw wordt toegepast tot maximaal € 107.593 pensioengevend salaris (niveau 2019). - Er is geen onvoorwaardelijke indexatie. Indexatie kan worden toegekend voor zover sprake is van een positieve premiemarge bij een vaste premie van 23% (2019 en 2020). De hoogte van de eventueel toe te kennen indexatie in enig jaar is afhankelijk van de beschikbare premiemarge ná financiering van de volledige jaarinkoop (inclusief overgangsregelingen en VPL) risicopremies en de opslagen. De voorwaardelijke indexatie wordt gemaximeerd op 2% per jaar. - CAO partijen hebben afgesproken positieve premiemarge (en de beschikbare middelen in het depot) nog niet aan te wenden voor indexatie, zodat de huidige pensioenregeling ingekocht kan (blijven) worden en ook de VPL-afspraken nagekomen en gefinancierd worden. Eventueel resterende positieve premiemarge in 2019 en 2020 kan wordt gereserveerd voor het toekennen van indexatie in toekomstige jaren. Met CAO partijen en PGB is hierover een procesafspraak gemaakt: Uiterlijk op 1 mei van het opvolgende kalenderjaar bepalen partijen op welke wijze het vastgestelde premiedepot wordt aangewend, op basis van een voorstel daartoe van PGB. In 2019 en 2020 wordt de Aviko pensioenregeling, behoudens actualiseringen specifiek voor 2019 en 2020, ongewijzigd voortgezet. In 2020 maken CAO partijen afspraken over verdere deelname aan de Aviko pensioenregeling vanaf 2021 in verband met de afloop van de overeenkomst van aansluiting bij de pensioenuitvoerder (2016-2020), die dan afloopt en o.a. de vrijval van het VPL-budget ¹VPL = Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling

  • Pensioen Voor de werknemer die als overheidswerknemer in de Wet Privatisering ABP (Stb.1995, nr. 639) wordt aangemerkt, geldt met betrekking tot de pensioenvoorziening het bepaalde in het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

  • Pensioenopbouw De pensioenopbouw is gebaseerd op het volledige salaris bij de oorspronkelijke arbeidsduur. De pensioenopbouw wordt voortgezet onder de normale verdeling van werkgevers- en werknemerspremie. Het geldende pensioenreglement van ABP is bepalend.

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).

  • Pensioenen Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 1, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.

  • Reglement 1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen. 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 14 van overeenkomstige toepassing. 3. Een reglement, alsmede wijzigingen daarin, treden niet eerder in werking, alvorens een door het bestuur ondertekend, volledig exemplaar daarvan ter inzage is gelegd op het in artikel 11 lid 4 sub a en c bedoelde adres en de website. 4. De bepalingen in een reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

  • Pensioengrondslag De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend inkomen minus de franchise. Peildatum voor de pensioengrondslag is 1 januari. Voor part- timers wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid berekend.

  • Huishoudelijk reglement 1. De vergadering kan een huishoudelijk reglement vaststellen ter regeling van de volgende onderwerpen: a. het gebruik, het beheer en het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken; b. het gebruik, het beheer en het onderhoud van privé gedeelten; c. de orde van de vergadering; d. de instructie aan het bestuur; e. de werkwijze, de taak en de bevoegdheid van de raad van commissarissen en commissies; f. het behandelen van klachten; g. regels ter voorkoming van onredelijke hinder; h. een afwijkende kostenverdeling als bedoeld in artikel 52 negende lid; i. al hetgeen overigens naar het oordeel van de vergadering regeling behoeft, alles voor zover dit niet reeds in het reglement is geregeld. 2. De regels als bedoeld in artikel 5:128 van het Burgerlijk Wetboek moeten in het huishoudelijk reglement worden opgenomen en daarvan deel uitmaken. 3. Bepalingen in het huishoudelijk reglement die in strijd zijn met de wet of het reglement worden voor niet geschreven gehouden. 4. Het huishoudelijk reglement kan door de vergadering slechts worden vastgesteld, gewijzigd en aangevuld bij een besluit genomen met een meerderheid als bedoeld in artikel 52 vijfde lid. Kan op grond van het in de vorige zin bepaalde geen geldig besluit worden genomen, dan zal een nieuwe vergadering worden uitgeschreven. Artikel 52 zesde lid is van overeenkomstige toepassing. 5. Het in het vorige lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot verlening van ontheffing van het in het huishoudelijk reglement bepaalde. 6. Het bestuur is verplicht het huishoudelijk reglement en de wijzigingen daarvan te publiceren in de openbare registers.

  • Privacyreglement Om de opdracht zo goed mogelijk uit te kunnen voeren, houdt de opdrachtnemer een registratie bij van persoonlijke en administratieve gegevens. Om opdrachtgevers en cliënten te garanderen dat hun privacy wordt beschermd en er zorgvuldig met hun gegevens wordt omgegaan, hanteert de opdrachtnemer een privacyreglement.